Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 juni 2010, nr. 2010-0000343112, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Financiën en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;
Overwegende dat de regeringen van Nederland en de Nederlandse Antillen, met instemming van de eilandgebieden Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zijn overeengekomen om te bewerkstelligen dat bij de start van de nieuwe staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk sprake is van een gezonde financiële positie van de eilanden;
Dat is overeengekomen dat Nederland in dat kader de verplichting op zich neemt om de per 31 december 2005 bestaande schulden van de Nederlandse Antillen, Curaçao en Sint Maarten, met inbegrip van de herfinanciering van die schulden en de financiering van de rente op die schulden, tot het niveau van de voor het jaar 2005 geldende rentelastnorm te saneren;
Dat door de Politieke Stuurgroep Staatkundige Veranderingen op 26 november 2008 nadere afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de sanering van genoemde schulden;
Dat daarbij met het oog op de positie van de betrokken crediteuren is besloten dat Nederland bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen de resterende hoofdsom van de te saneren schulden overneemt;
Dat, voor zover de waarde van de over te nemen schulden het door Nederland te saneren bedrag te boven gaat, Nederland een direct opeisbare vordering krijgt op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten, elk voor hun aandeel in de boven het saneringsbedrag overgenomen schulden;
Dat het om redenen van praktische uitvoerbaarheid wenselijk is om een wettelijke regeling tot stand te brengen op grond waarvan bedoelde schulden bij het ingaan van de nieuwe staatkundige verhoudingen van rechtswege onder algemene titel overgaan op de Staat der Nederlanden;
Dat het voorts wenselijk is om regels te stellen met betrekking tot de direct opeisbare vorderingen die Nederland in verband met de overgang van die schulden krijgt op de nieuwe landen Curaçao en Sint Maarten;
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 30 juni 2010, nr. W04.10.0219/I/K);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 september 2010, nr. 2010-0000596718, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving, uitgebracht mede namens Onze Minister van Financiën en in overeenstemming met de regering van de Nederlandse Antillen en de bestuurscolleges van de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten;