Wet beginselen gevangeniswezen BES

Wet beginselen gevangeniswezen BES

Hoofdstuk

I

Algemene Bepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

  • b.

    gedetineerden: de personen, ingesloten in een gevangenis, een huis van bewaring of in een door Onze Minister aangewezen instelling;

  • c.

    onveroordeelden: de personen, niet krachtens veroordeling tot straf of maatregel, ingesloten in een van de gestichten, bedoeld in artikel 2.

Hoofdstuk

II

Indeling der gestichten

Artikel

2

De gestichten of afdelingen van de gestichten worden onderscheiden in gevangenissen, huizen van bewaring en door Onze Minister aangewezen instellingen.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De door Onze Minister aangewezen instellingen zijn bestemd tot opneming van:

  • a.

    hen, wier plaatsing in een instelling op grond van artikel 39 van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht BES moet volgen, indien niet tevens hun plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is gelast, dan wel zodanige plaatsing door verlof of ontslag werd onderbroken of beëindigd;

  • b.

    onveroordeelden, naar wier geestvermogens volgens wettelijke regeling een onderzoek noodzakelijk wordt geacht;

  • c.

    de gedetineerden, die tot gevangenisstraf veroordeeld zijn, doch die op grond van de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van hun geestvermogens voor verblijf of verder verblijf in een gevangenis of huis van bewaring ongeschikt gebleken zijn of wier observatie noodzakelijk wordt geacht, een en ander volgens bij ministeriële regeling te stellen regelen.

Hoofdstuk

III

Differentiatie der gevangenissen

Artikel

7

Onze Minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd zijn voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet hebben bereikt.

Artikel

8

Onze Minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, niet in aanmerking komende voor plaatsing in een van de in artikel 7 genoemde afdelingen, wier werkelijke straftijd niet meer dan acht maanden bedraagt.

Artikel

9

Onze Minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, niet in aanmerking komende voor plaatsing in een* van de in artikel 7 bedoelde afdelingen, wier werkelijke straftijd meer dan acht maanden bedraagt.

Artikel

10

Onze Minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van mannelijke tot gevangenisstraf veroordeelden, die meer dan de helft van een opgelegde onvoorwaardelijke straf van tenminste drie jaren hebben doorgebracht in een andere afdeling van een gevangenis of huis van bewaring.

Artikel

11

Onze Minister wijst een of meer gevangenissen aan, waarvan afdelingen in het bijzonder bestemd worden voor de opneming van gedetineerden uit alle kategorieën, die tijdelijk een regime met intensieve persoonlijke begeleiding behoeven.

Artikel

12

Omtrent de wijze, waarop de tot gevangenisstraf veroordeelden over de verschillende gevangenissen worden verdeeld, worden bij algemene maatregel van bestuur nadere regelen gegeven.

Hoofdstuk

IV

Beheer en toezicht

Artikel

13

Het opperbeheer van de gestichten berust bij Onze Minister, die voor elk gesticht of elke afdeling daarvan een huishoudelijk reglement vaststelt.

Artikel

14

Het beheer van ieder gesticht berust bij de direkteur of een hoofd op wie het in deze wet omtrent de direkteur bepaalde van toepassing is.

Artikel

15

Het personeel van de gestichten wordt door Onze Minister benoemd, geschorst en ontslagen.

Artikel

16

Hoofdstuk

V

Regime

Artikel

17

Met handhaving van het karakter van de vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel, wordt de tenuitvoerlegging hiervan mede dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding van de terugkeer van de gedetineerden in de maatschappij.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Onverminderd het bepaalde in artikel 19, tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot het toestaan van individuele voorrechten.

Artikel

22

De tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in een gesticht vindt plaats in algehele of in beperkte gemeenschap, dan wel in afzondering.

Artikel

23

Hoofdstuk

VI

Arbeid en arbeidsloon

Artikel

24

Artikel

25

De arbeid zal zich bij voorkeur uitstrekken tot het verrichten van de huisdienst en tot het vervaardigen van voorwerpen voor de overheidsdienst en objecten van algemeen nut.

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De wijze waarop de uitgaanskas aan de gedetineerden na hun invrijheidstelling wordt uitgekeerd, wordt bij of krachtens algemene maatregel van bestuur geregeld.

Artikel

29

De arbeidstijd wordt bij huishoudelijk regelement van de gestichten of afdelingen vastgesteld, zoveel mogelijk overeenkomstig die welke gebruikelijk is in het vrije bedrijf.

Artikel

30

De arbeid zal zoveel mogelijk mede dienstbaar worden gemaakt aan het onderhouden, vergroten of verwerven van vakbekwaamheid.

Hoofdstuk

VII

Geestelijke verzorging

Artikel

31

Het behoort tot de taak van de direkteur te bevorderen, dat de gedetineerden de te hunnen behoeve gehouden godsdienstoefeningen en bezinningssamenkomsten kunnen bijwonen.

Artikel

32

Hoofdstuk

VIIa

Medische verzorging

Artikel

32a

Hoofdstuk

VIII

Sociale verzorging

Artikel

33

Het behoort tot de taak van de direkteur de gedetineerden te helpen bij het zoeken naar een oplossing van de maatschappelijke moeilijkheden, die met het feit van hun detentie of met de omstandigheden, die tot het plegen van het strafbare feit hebben geleid, in verband staan.

Hoofdstuk

IX

Ontwikkeling en ontspanning

Artikel

34

De gedetineerden worden in de gelegenheid gesteld gebruik te maken van de in het gesticht aanwezige mogelijkheden tot onderwijs, vorming en rekreatie.

Artikel

35

Aan gedetineerden, voor wie zulks wenselijk wordt geacht, wordt zoveel mogelijk aanvullend schoolonderricht gegeven.

Hoofdstuk

X

Tucht, controle, geweldgebruik en maatregelen in verband met de veiligheid, orde en strafvordering

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

37a

Artikel

37b

Artikel

37c

Artikel

37d

Artikel

37e

Artikel

37f

Artikel

37g

Artikel

37h

Artikel

37i

Artikel

37j

Indien de officier van justitie of de rechter-commissaris maatregelen heeft bevolen in het belang van strafrechtelijk onderzoek ten aanzien van een onveroordeelde voert de directeur die maatregelen onverwijld uit.

Artikel

37k

Artikel

37l

De bevoegdheden, ingevolge dit hoofdstuk toegekend aan de directeur, kunnen bij zijn afwezigheid, belet of ontstentenis tevens worden uitgeoefend door zijn plaatsvervanger.

Hoofdstuk

XI

Onderbreking van de straf en verlaten van het gesticht

Artikel

38

In bijzondere gevallen kan Onze Minister bepalen, dat de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf gedurende een tijdvak van ten hoogste drie maanden wordt onderbroken.

Artikel

39

Hoofdstuk

XII

Beklag

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Hoofdstuk

XIII

Slotbepalingen

Artikel

46

Deze wet wordt aangehaald als: Wet beginselen gevangeniswezen BES.