Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES

Titel

I

Algemene bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt niet onder ambtenaren verstaan:

  • a.

    de Rijksvertegenwoordiger voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

  • b.

    krachtens de Grondwet of de wet voor het leven benoemde ambtenaren;

  • c.

    de gezaghebber en de gedeputeerden.

Artikel

2a

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      de staat, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld:

    • b.

      het openbaar lichaam, indien de ambtenaar in dienst van deze rechtspersoon is aangesteld.

    • a.

      Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, voor zover het de ambtenaren in dienst van de staat betreft;

    • b.

      het bestuurscollege, voor zover het de ambtenaren in dienst van het openbare lichaam betreft, met inachtneming van sub c;

    • c.

      de eilandsraad, voor zover de eilandgriffier en de op de griffie werkzame ambtenaren betreft.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

[vervallen]

Artikel

6

Titel

II

Het gerecht en de raad van beroep in ambtenarenzaken

Eerste

Hoofdstuk

Het gerecht in ambtenarenzaken

§

1

Samenstelling

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

§

2

Werkzaamheden

Artikel

11

Indien om enige reden de rechter of de plaatsvervanger die het onderzoek op de zitting verricht heeft, niet in staat is te beslissen, wordt de zaak opnieuw op de zitting behandeld.

Artikel

12

Artikel

13

De rechter, de griffier of enig ander ambtenaar, die zich voor plaatselijk onderzoek of andere ingevolge deze wet te verrichten werkzaamheid begeeft buiten zijn woonplaats of buiten de plaats waar het gerecht is gevestigd, heeft aanspraak op vergoeding overeenkomstig de bepalingen van het tarief van gerechtskosten en salarissen in burgerlijke zaken.

§

3

Wraking, verschoning en uitsluiting

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Tweede

Hoofdstuk

De raad van beroep

§

1

Samenstelling

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Ingeval van gelijktijdige benoeming geldt als oudst benoemde het lid, wiens naam in de benoemingsbeschikking het eerst is vermeld en zo vervolgens. Heeft de benoeming plaats gehad bij verschillende beschikkingen van gelijke datum, dan wordt de laagst genummerde beschikking geacht het eerst te zijn genomen en zo vervolgens.

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Alvorens een lid van de raad te ontslaan, stelt het hof van justitie dit lid in de gelegenheid daaromtrent zijn gevoelen kenbaar te maken.

Artikel

25

Artikel

26

Van elk ontslag, elke schorsing of opheffing van schorsing doet het hof van justitie onverwijld mededeling aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, aan Onze Minister van Justitie en aan de raad.

§

2

Werkzaamheden

Artikel

27

De voorzitter van de raad regelt en verdeelt de werkzaamheden onder de leden.

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen voet kan aan de benoemde leden van de raad voor het bijwonen van bijeenkomsten van de raad een presentiegeld alsmede een vergoeding voor reis- en verblijfskosten worden toegekend.

Artikel

31

Artikel 13 vindt ten deze overeenkomstige toepassing.

§

3

Wraking, verschoning en uitsluiting

Artikel

32

Artikel 14 vindt ten deze overeenkomstige toepassing.

Artikel

33

Artikel

34

Artikel 16 vindt ten deze overeenkomstige toepassing.

Titel

III

Procedure op bezwaarschriften

Eerste

Hoofdstuk

Gewoon geding in eerste aanleg

Inleidende bepalingen

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Gehuwde vrouwen oefenen geheel zelfstandig haar rechten uit.

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

§

1

Aanvang van het geding

Artikel

44

Artikel

45

De rechter wijst de inzender van een bezwaarschrift, die de voorschriften van de artikelen 43, tweede lid, of 44 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit, dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.

Artikel

46

Artikel

47

Indien het gepleegde verzuim is hersteld of de niet-ontvankelijkheid niet wordt uitgesproken, doet de rechter een afschrift van het bezwaarschrift aan de verweerder verzenden.

Artikel

48

Indien meer partijen binnen de daarvoor bepaalde termijn bezwaar ingebracht hebben, worden haar bezwaren tegelijk behandeld en beslist.

Artikel

49

Wordt van een bezwaarschrift niet een genoegzaam aantal afschriften ingezonden ter voldoening aan het voorschrift van artikel 47, dan worden de ontbrekende afschriften kosteloos door de griffier van het gerecht vervaardigd.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

§

2

Getuigen en deskundigen

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

61

§

3

Openbare behandeling

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Alle ter zitting voorkomende geschillen, betreffende de wijze van behandeling der zaak aldaar, worden door de rechter beslist.

Artikel

65

Artikel

66

Artikel

67

Partijen en vertegenwoordigers kunnen zich, behoudens in het geval voorzien in artikel 76, door een raadsman doen vergezellen, waar zij in het geding optreden.

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Ambtshalve of op verzoek van een der partijen kan de rechter bevelen, dat de verklaring van een getuige, deskundige of partij in haar geheel in schrift zal worden gesteld en aan het proces-verbaal der zitting zal worden gehecht. Aan zodanig bevel wordt terstond gevolg gegeven, waarna het in schrift gestelde, met de aangebrachte wijzigingen en aanvullingen, aan de getuige, deskundige of partij wordt voorgelezen en door deze met de rechter en de griffier wordt ondertekend. Heeft de ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan vermeld.

Artikel

71

Artikel

72

Artikel

73

Aan ieder der partijen wordt op haar verzoek door de rechter het woord verleend voor het uitoefenen der haar toegekende bevoegdheden.

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

De rechter kan, onder opgave van redenen, bij de ondervraging of het verhoor van een bepaalde persoon de tegenwoordigheid verbieden van gemachtigden, raadslieden of anderen, wier aanwezigheid hem ongewenst voorkomt.

Artikel

77

De rechter kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen deskundigen met een werkzaamheid belasten.

Artikel

78

Artikel

79

§

4

Afstand van bezwaar; schorsing van het geding; voeging van zaken en splitsing

Artikel

80

Artikel

81

De rechter is bevoegd samenhangende zaken te voegen en gevoegde zaken te splitsen.

§

5

Raadkamer

Artikel

82

De rechter beslist in raadkamer en grondt de beslissing uitsluitend op hetgeen op de zitting heeft plaats gehad en op die stukken, ten aanzien waarvan de voorschriften van de artikelen 50, eerste en tweede lid en 55, tweede lid, zijn toegepast.

Artikel

83

§

6

Uitspraak

Artikel

84

Artikel

85

Bij de uitspraak kan de aangevallen beschikking gewijzigd worden, ook ten nadelen van degene die daartegen bezwaar inbracht.

Artikel

86

Artikel

87

Op redenen van algemeen belang kan de rechter in zijn uitspraak hetzij bepalen, dat de nietigverklaring en de veroordeling eerst zullen werken van een bij de uitspraak bepaalde dag, hetzij de nietigheid voor gedekt verklaren. In die gevallen kan de rechter het lichaam, welks beschikking, handeling of weigering nietig worden geacht, eveneens tot vergoeding aan de ambtenaar veroordelen.

Artikel

88

Artikel

89

De uitspraken zijn gedagtekend en behelzen:

  • a.

    de namen en woonplaatsen der partijen en van haar vertegenwoordigers en gemachtigden;

  • b.

    de gronden der uitspraak, zo wat de daadzaken als wat het rechtspunt aangaat;

  • c.

    een stellige beslissing;

  • d.

    de naam van de rechter die over de zaak heeft gezeten.

Artikel

90

De uitspraak wordt door de rechter die over de zaak geoordeeld heeft en de griffier ondertekend. Bij verhindering van een van hen wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld.

Artikel

91

§

7

Afschrift en teruggave van stukken

Artikel

92

Artikel

93

Zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, geeft de griffier de bescheiden van het geding, die zich onder zijn berusting bevinden, terug aan de rechthebbenden.

Tweede

Hoofdstuk

Enige bijzondere gedingen in eerste aanleg

§

1

Beslissing bij voorraad

Artikel

94

§

2

Bezwaar vóór disciplinaire strafoplegging

Artikel

95

§

3

Bezwaar bij niet of niet volledig gevolg geven aan een veroordeling

Artikel

96

Titel

IV

Eerste

Hoofdstuk

Gewoon geding in hoger beroep

Inleidende bepalingen

Artikel

97

Artikel

98

Artikel

99

Artikel

100

Artikel

101

Artikel

102

In het geding in hoger beroep is appellant degene, die beroep heeft ingesteld en geïntimeerde de tegenpartij.

§

1

Aanvang van het geding en schriftelijke behandeling

Artikel

104

Artikel

105

De voorzitter van de raad wijst de inzender van een beroepschrift, die de voorschriften van de artikelen 100, eerste lid, of 104 niet in acht genomen heeft, op het gepleegde verzuim en nodigt hem uit, dit binnen een bepaalde termijn te herstellen.

Artikel

106

Artikel

107

Artikel

108

Artikel

109

Indien gedurende de loop van het geding mocht blijken, dat de voorzitter verzuimd heeft artikel 105 toe te passen, herstelt de raad alsnog dat verzuim. Het geding wordt alsdan, zo nodig, teruggebracht in de staat, waarin het zich bevond op het ogenblik, dat de voorzitter artikel 105 had behoren toe te passen. De artikelen 105, 106, 107 en 108 vinden in dat geval overeenkomstige toepassing.

Artikel

110

Artikel

111

De artikelen 48 en 49 vinden overeenkomstige toepassing.

Artikel

112

Artikel

113

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

De bevoegdheid omschreven in artikel 54 wordt door de voorzitter uitgeoefend.

Artikel

117

Artikel 55 vindt overeenkomstige toepassing.

§

2

Getuigen en deskundigen

Artikel

118

De artikelen 56, 57, 58, 59, 60 en 61 vinden overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat door de voorzitter worden uitgeoefend de bevoegdheden omschreven in artikel 60 en de tweede zin van het derde lid van artikel 61.

§

3

Openbare behandeling

Artikel

119

In hoger beroep vinden de artikelen 62 tot en met 79 overeenkomstige toepassing met inachtneming van het bepaalde bij het volgend artikel.

Artikel

120

§

4

Afstand van beroep; schorsing van het geding; voeging van zaken en splitsing

Artikel

121

In hoger beroep vinden de artikelen 80 en 81 overeenkomstige toepassing.

§

5

Raadkamer

Artikel

122

Artikel

123

Artikel

124

§

6

Uitspraak

Artikel

125

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

129

De uitspraken zijn gedagtekend en behelzen:

  • a.

    de namen en woonplaatsen der partijen en van haar vertegenwoordigers en gemachtigden;

  • b.

    de gronden der uitspraak, zo wat de daadzaken als wat het rechtspunt aangaat;

  • c.

    een stellige beslissing;

  • d.

    de namen van hen die als voorzitter en als leden over de zaak hebben geoordeeld.

Artikel

130

De uitspraak wordt door de voorzitter en de griffier die in raadkamer tegenwoordig is geweest, ondertekend. Bij verhindering van een hunner wordt de reden daarvan in de uitspraak vermeld en wordt, voor zoveel de voorzitter betreft, de uitspraak ondertekend door een der leden die over de zaak hebben geoordeeld, naar rang van benoeming.

Artikel

131

In geen geval mag de uitspraak later dan drie weken na het sluiten van het onderzoek plaats hebben.

§

7

Afschrift en teruggave van stukken

Artikel

132

De artikelen 92 en 93 vinden overeenkomstige toepassing.

Tweede

Hoofdstuk

Enige bijzondere gedingen in hoger beroep

§

1

Beroep vóór disciplinaire strafoplegging

Artikel

133

§

2

Beroep bij niet of niet volledig gevolg geven aan een veroordeling

Artikel

134

Titel

V

Herziening

Artikel

135

Artikel

136

Artikel

137

Op de behandeling van een verzoek om herziening vinden de voorschriften omtrent de behandeling in eerste aanleg of in hoger beroep overeenkomstige toepassing. Tegen de uitspraak in herziening staat geen voorziening open.

Titel

VI

Straf- en slotbepalingen

Artikel

138

Artikel

139

[vervallen]

Artikel

140

[vervallen]

Artikel

141

Stukken opgemaakt ter voldoening aan bepalingen van deze wet zijn vrij van zegel en worden, voor zover zulks vereist wordt, kosteloos geregistreerd.

Artikel

142

Artikel

143

Deze wet wordt aangehaald als: Wet ambtenarenrechtspraak 1951 BES.