Onteigeningswet BES

Onteigeningswet BES

Algemene bepalingen

Artikel

1

Onteigening ten algemene nutte kan in het publiek belang van de openbare lichamen plaats hebben.

Artikel

2

In het publiek belang als in artikel 1 omschreven kan ook ten name van bijzondere personen of verenigingen, aan wie de uitvoering van het werk, dat onteigening vordert, is toegestaan, worden onteigend.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5a

Waar in deze wet een kadastrale aanduiding is voorgeschreven, wordt, indien deze onmogelijk is, een nauwkeurige beschrijving gegeven van de ligging, vorm en omvang van de zaak; voor de aanduiding van een gedeelte van een zodanig perceel is een meetbrief vereist.

Titel

I

Over onteigening in gewone gevallen

Hoofdstuk

I

Over hetgeen aan de verklaring van het algemeen nut vooraf behoort te gaan

Artikel

6

Geen verklaring van algemeen nut wordt voorgesteld, dan nadat de belanghebbenden in staat zijn gesteld, hun bezwaren daartegen te doen horen.

Artikel

7

Te dien einde doet, nadat enig werk van algemeen nut is ontworpen, Onze Minister wie het aangaat aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam, waarbinnen ten behoeve van dat werk onroerende zaken of daarop rustende rechten zullen te onteigenen zijn, een plan van het werk met de nodige kaarten toekomen.

Artikel

8

Artikel

9

Gedurende de termijn, genoemd in artikel 8, eerste lid, alsmede gedurende veertien dagen na verloop daarvan, kunnen bezwaren tegen de voorgenomen onteigening en het plan van het werk schriftelijk worden opgegeven aan de gezaghebber. Deze brengt die bezwaren ten spoedigste ter kennis van Onze Minister wie het aangaat en voegt er zijn advies over de ingebrachte bezwaren bij.

Artikel

10

Hoofdstuk

II

Over de eindaanwijzing der te onteigenen goederen

Artikel

11

Artikel

12

Uiterlijk veertien dagen voordat de commissie bijeenkomt, maken Onze Minister wie het aangaat en de gezaghebber het tijdstip en de plaats van de bijeenkomst bekend, respectievelijk in de Staatscourant en in een of meer ter plaatse verspreid wordende nieuwsbladen of op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze. De kosten komen ten laste van hen, te wier name het werk wordt uitgevoerd. De belanghebbenden worden daarbij tevens opgeroepen.

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Hoofdstuk

III

Van het geding tot onteigening

Artikel

17

De onteigenende partij tracht hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst te verkrijgen.

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Het inleidend verzoekschrift moet, op straffe van nietigheid, de som, welke als schadeloosstelling aangeboden wordt, vermelden.

Artikel

22

Ten minste drie dagen vóór de verschijning, legt de onteigenende partij, tot staving van haar eis, ter griffie van het betrokken gerecht over:

  • 1°.

    een exemplaar van de Staatscourant, waarin is openbaar gemaakt het koninklijk besluit, waarbij de te onteigenen onroerende zaken en rechten worden aangewezen;

  • 2°.

    een door de gezaghebber afgegeven bewijs, dat de commissie tot het aanhoren van de bezwaren van de belanghebbenden zitting gehouden heeft in het openbaar lichaam, waarbinnen de te onteigenen onroerende zaak of de onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust; in dat bewijs wordt vermeld in welk nieuws- of advertentieblad en op welk tijdstip vorenbedoelde zitting is aangekondigd;

  • 3°.

    een door de gezaghebber afgegeven bewijs, dat de uitgewerkte plannen met de daarbij behorende kaarten en grondtekeningen, overeenkomstig artikel 13, ten kantore van de gezaghebber gelegen hebben.

Artikel

23

Artikel

24

De rechter kan aan de onteigenende partij haar eis niet toewijzen;

  • 1°.

    wanneer de wet ontbreekt, waarbij het algemeen nut van het werk verklaard is;

  • 2°.

    wanneer niet wordt overgelegd een exemplaar van de Staatscourant, waarin is openbaar gemaakt het koninklijk besluit, waarbij de aanwijzing ter onteigening van in het inleidend verzoekschrift vermelde roerende zaken of rechten is geschied;

  • 3°.

    wanneer mocht blijken, dat de in artikel 11 bedoelde commissie geen zitting heeft gehouden in het openbaar lichaam, waarop de te onteigenen onroerende zaak of de onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust, ofwel dat de zitting niet vooraf op de in artikel 12 vermelde wijze bekend is gemaakt;

  • 4°.

    wanneer de uitgewerkte plannen met de daarbij behorende kaarten en grondtekeningen niet overeenkomstig artikel 13 op een der daarbij aangeduide plaatsen ter inzage gelegen hebben.

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Partijen kunnen aan de rechter-commissaris en de deskundigen al die stukken mededelen en al de gronden opgeven, welke, volgens haar oordeel tot een juiste bepaling der schade kunnen leiden.

Artikel

29

Artikel

31

Artikel

32

Artikel

33

Een en ander wordt gedurende veertien dagen ter inzage der partijen alsook der derde belanghebbenden op de griffie nedergelegd, waarvan door de griffier in een nieuwsblad, door de rechter-commissaris aan te wijzen, kennis wordt gegeven.

Artikel

34

Gedurende die veertien dagen kunnen partijen en derde belanghebbenden hun bezwaren, na die aan de wederpartij te hebben betekend, schriftelijk aan de rechter-commissaris indienen.

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Bij de berekening der schadevergoeding wordt niet gelet op nieuwe getimmerten of op veranderingen, gemaakt na de nederlegging ter inzage bedoeld in artikel 13.

Artikel

38

Alleen de werkelijke waarde van het onteigende, niet de denkbeeldige, welke dit uitsluitend voor de persoon van de eigenaar heeft, komt in aanmerking.

Artikel

39

Artikel

40

Indien een gebouw zich door zijn constructie voor verplaatsing leent en de onteigenende partij een naar het oordeel van de deskundigen aanvaardbaar terrein aanbiedt, waarop het gebouw herplaatst kan worden, wordt vergoed het verschil in waarde tussen het oude en het nieuwe terrein, indien dat verschil in het nadeel van de onteigende partij is, benevens de kosten van verplaatsing, van tijdelijke behuizing en zonodig de schade aan het gebouw toegebracht.

Artikel

41

Artikel

42

Bij de bepaling van de waarde van grond als bouwgrond wordt rekening gehouden met de in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba geldende regelen betreffende afstand van grond voor openbare verkeerswegen alsmede betreffende kosten van hetgeen nodig is om grond voor bebouwing naar de plaatselijke voorschriften gereed te maken.

Artikel

43

Indien het bestuurscollege de eigenaar van gebouwen, muren of erfscheidingen, die wegens de geheel of gedeeltelijk bouwvallige of verwaarloosde toestand dreigen in te storten of gevaar opleveren, bij een schriftelijk en met redenen omkleed besluit heeft opgedragen, binnen de daarbij gestelde termijn, bedoelde gebouwen, muren of erfscheidingen behoorlijk te herstellen of te versterken of, ter keuze van de betrokken eigenaar, af te breken, zonder dat daaraan gevolg is gegeven, wordt vergoed de waarde, die het gebouw zoude hebben ingeval zodanige verbeteringen waren aangebracht met aftrek van de kosten van verbetering.

Artikel

44

Bij de berekening der schadeloosstelling wordt acht gegeven op de mindere waarde, welke voor de niet onteigende goederen het noodzakelijk gevolg van de onteigening is.

Artikel

44a

Voor zover de volgende artikelen niet anders meebrengen, zijn de artikelen 38 tot en met 44 van overeenkomstige toepassing op rechten die door de onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen.

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Bij de bepaling van de schadeloosstelling wegens het vervallen van een erfdienstbaarheid of een recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek BES, wordt rekening gehouden met hetgeen te verwachten is omtrent de wijziging of de opheffing krachtens de artikelen 78 en 79 van Boek 5, dan wel de artikelen 258 en 259 van Boek 6 van dat wetboek en de daaraan te verbinden voorwaarden. De artikelen 41 en 42 missen in zoverre toepassing. Overigens wordt rekening gehouden met de mogelijkheid de erfdienstbaarheid of het recht als bedoeld in artikel 252 van Boek 6 van dat wetboek door een andere erfdienstbaarheid of een ander recht te vervangen.

Artikel

48

Artikel

49

[vervallen]

Artikel

50

[vervallen]

Artikel

51

[vervallen]

Artikel

52

De kosten komen ten laste van de onteigenende partij, tenzij de rechter in de omstandigheden van het geding termen vindt om de kosten geheel of voor een deel te compenseren, behoudens dat de kosten geheel door de verweerder worden gedragen, indien hem niet meer wordt toegewezen dan in het inleidend verzoekschrift werd aangeboden.

Hoofdstuk

IV

Van de voorlopige inbezitneming

Artikel

54

Aan de onteigenende partij die voor de voldoening der schadeloosstelling aan de wederpartij en aan diegenen der derde belanghebbenden, welke dit verlangen, zekerheid heeft gesteld, wordt op de wijze, in artikel 57 omschreven, het recht verleend om zich, desnoods met behulp van de sterke arm, in het feitelijk bezit te stellen van en veranderingen te brengen in de staat van de te onteigenen onroerende zaken, de onroerende zaak waarop het te onteigenen recht rust, of om, desnoods met behulp van de sterke arm, te belemmeren en te beletten, dat gebruik wordt gemaakt van de te onteigenen rechten of door de onteigening vervallende rechten, indien het bepaalde in de artikelen 55, 56 en 57 is nageleefd.

Artikel

55

Artikel

56

Tenzij met een andere wijze van zekerheidsstelling genoegen is genomen, wordt zekerheid gesteld door inpandgeving hetzij van een bij de consignatiekas in bewaring gegeven geldsom, welke tenminste gelijk is aan het bedrag waartoe zekerheid moet worden gesteld, hetzij van bij de ontvanger van het openbaar lichaam in bewaring gegeven schuldbrieven ten laste van het Rijk, welke ten dage der inpandgeving een waarde hebben welke ten minste tien ten honderd meer bedraagt dan het bedrag, waartoe zekerheid gesteld moet worden.

Artikel

57

Artikel

58

De onteigenende partij, welke van het in artikel 54 omschreven recht geen gebruik heeft gemaakt voordat het vonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, is daarna niet meer bevoegd van dat recht gebruik te maken.

Artikel

59

Artikel

60

De gestelde zekerheid vervalt en het in pand gegevene kan worden teruggenomen, wanneer hetzij de bij het vonnis tot onteigening bepaalde schadeloosstelling, hetzij de krachtens artikel 59 verschuldigde schadevergoeding is voldaan of is aangeboden en geconsigneerd.

Artikel

61

Wanneer de onteigenende partij bij het verzoekschrift in artikel 18 bedoeld heeft medegedeeld dat zij het in artikel 54 omschreven recht wenst te verkrijgen, zijn in afwijking van het bepaalde in artikel 62 onder de schadeloosstelling begrepen de wettelijke rente daarvan, te rekenen van de dag, waarop de in artikel 25 omschreven benoeming heeft plaats gehad.

Hoofdstuk

V

Over de betaling van de schadeloosstelling

Artikel

62

Artikel

63

Wanneer hij aan wie de schadeloosstelling is toegewezen, weigert haar te ontvangen, en bij deurwaardersexploit deswege in gebreke is gesteld, kan de onteigenaar zodra tien dagen zijn verstreken overgaan tot consignatie.

Artikel

64

Artikel

65

Wanneer onder de onteigenende partij beslag op de schadeloosstelling is gelegd, doet zij het bedrag dat zij zonder het beslag aan de beslagene had moeten uitbetalen consigneren.

Artikel

66

Artikel

67

Alle belastingen, hoegenaamd, waarmede het onteigende goed is bezwaard, of die daarvan worden betaald, gaan van de dag, waarop het eindvonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan of waarop, in het geval van artikel 64, de inbezitneming heeft plaats gehad, op de onteigenende partij over.

Artikel

68

Indien, tengevolge van oorzaken, welke de onteigenende bij machte was uit de weg te ruimen, met het werk waartoe werd onteigend, niet binnen een jaar nadat het eindvonnis van onteigening in kracht van gewijsde is gegaan, aanvang is gemaakt of de arbeid daaraan meer dan een jaar mocht zijn gestaakt, of indien uit andere omstandigheden is aan te tonen, dat het werk blijkbaar niet tot stand zal worden gebracht, kan de onteigende bij de rechter het afgestaan goed terugvorderen in de toestand, waarin het zich alsdan bevindt, doch onder gehoudenheid, om, in evenredigheid tot de terugontvangen waarde, de schadeloosstelling terug te geven.

Titel

II

[vervallen]

Artikel

69

[vervallen]

Artikel

70

[vervallen]

Artikel

71

[vervallen]

Artikel

72

[vervallen]

Titel

III

Over onteigening in het belang van de ruimtelijke ontwikkeling en van de volkshuisvesting

Artikel

73

Artikel

74

[vervallen]

Artikel

75

[vervallen]

Artikel

76

[vervallen]

Artikel

77

[vervallen]

Artikel

78

[vervallen]

Artikel

79

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

De belanghebbenden kunnen uiterlijk veertien dagen na verloop van de termijn voor nederlegging hun bezwaren schriftelijk aan het bestuurscollege opgeven.

Artikel

83

Artikel 10 is ten deze van toepassing, met dien verstande, dat hetgeen daar van het Rijk gezegd wordt, van toepassing wordt op het openbaar lichaam.

Artikel

84

Artikel

85

Het raadsbesluit tot onteigening, dan wel een afschrift of afdruk ervan, wordt gedurende eenentwintig dagen ter inzage van een ieder gelegd op het bestuurskantoor van het openbaar lichaam. Door de gezaghebber wordt de terinzagelegging, met vermelding van de aard en de strekking van het werk, in het afkondigingsblad, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Bekendmakingswet vooraf aan de ingezetenen bekendgemaakt en in een of meer ter plaatse verspreid wordende nieuwsbladen of op de voor publicatie van officiële mededelingen gebruikelijke wijze aangekondigd.

Artikel

86

Artikel

87

Artikel

88

De artikelen 3, 4, 5, 17 t/m 21, 23, 25 t/m 44, 45, 1e en 2de lid en 46 t/m 61 zijn ten deze van toepassing behoudens dat, indien de eilandsraad tot onteigening heeft besloten, hetgeen van het besluit van Onze Minister die het aangaat gezegd wordt, van toepassing wordt op het besluit van de eilandsraad en dat, wanneer de onteigening geschiedt ten name van een vereniging, vennootschap of stichting, deze als eisende partij optreedt.

Artikel

89

Ten minste drie dagen voor de verschijning legt de onteigenende partij tot staving van haar eis ter griffie van het gerecht in eerste aanleg over:

  • a.

    indien de eilandsraad tot onteigening heeft besloten:

    • 1°.

      een exemplaar van de Staatscourant, waarin het koninklijk besluit met het daarbij goedgekeurd raadsbesluit ingevolge artikel 86, tweede lid, is openbaar gemaakt;

    • 2°.

      een door de gezaghebber afgegeven bewijs, dat de artikelen 81 en 85 zijn nageleefd.

  • b.

    indien tot onteigening is besloten overeenkomstig het bepaalde in artikel 87 een exemplaar van de Staatscourant, waarin is openbaar gemaakt het koninklijk besluit, waarbij de te onteigenen onroerende zaken en rechten worden aangewezen.

Artikel

90

Het Gerecht in eerste aanleg kan aan de onteigenende partij haar eis niet toewijzen:

  • a.

    wanneer de volgens artikel 89 door de onteigenende partij over te leggen bescheiden niet zijn overgelegd;

  • b.

    wanneer het blijken mocht, dat de artikelen 81 en 85 niet zijn nageleefd.

Artikel

91

Artikel

92

Ten aanzien van de betaling der schadeloosstelling gelden de bepalingen van het vijfde hoofdstuk van de eerste titel, behoudens dat, in de gevallen genoemd bij artikel 68, de onteigende de keuze heeft tussen terugvordering als omschreven bij dat artikel en een vordering tot uitkering van een door de rechter naar billijkheid te bepalen schadeloosstelling boven de reeds genotene en dat de daar genoemde termijnen van een jaar worden gesteld op tien jaren.

Titel

IV

Over onteigening van wegen en bruggen, en onteigening voor aanleg en verbetering van wegen, bruggen, havenwerken en terreinen en werken voor de luchtvaart

Artikel

93

Titel

V

Over onteigening bij oorlog, brand of orkaan

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

97

Wanneer hij, in wiens naam de onteigening gelast is, de eigendom van het goed niet langer voor het beoogde doel nodig acht en er nog geen drie jaren sedert de onteigening verlopen zijn, is de onteigende bij voorkeur boven alle anderen tegen betaling van de prijs, door deskundigen te begroten, tot de verkrijging daarvan gerechtigd.

Artikel

98

Deze wet wordt aangehaald als: Onteigeningswet BES.