Burgerlijk Wetboek BES Boek 4

Boek

4

Erfrecht

Eerste t/m Tiende

Titel

Artikelen

551 t/m 857

[vervallen]

Elfde

Titel

Van erfopvolging bij versterf

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

858

Erfopvolging heeft alleen door de dood plaats.

Artikel

859

Indien verscheidene personen, van welke de een tot des anderen erfenis geroepen is, door een en hetzelfde ongeval, of op dezelfde dag, omkomen, zonder dat men weten kunne wie het eerst overleden zij, worden zij vermoed op hetzelfde ogenblik gestorven te zijn, en er heeft geen overgang van erfenis van de een ten behoeve van de ander plaats.

Artikel

860

Artikel

861

Artikel

862

Artikel

863

[vervallen]

Artikel

864

Ten einde als erfgenamen te kunnen optreden, moet men bestaan op het ogenblik dat de erfenis is opengevallen.

Artikel

865

Als onwaardig om erfgenamen te zijn worden beschouwd, en als zodanig van de erfenis uitgesloten:

  • 1°.

    hij, die veroordeeld is, ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht of getracht heeft om te brengen;

  • 2°.

    hij, die bij rechterlijke uitspraak overtuigd is tegen de erflater lasterlijk te hebben ingebracht een beschuldiging van een misdrijf, waartegen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is bedreigd;

  • 3°.

    hij, die de overledene door geweld of feitelijkheid belet heeft zijn uiterste wil te maken of te herroepen;

  • 4°.

    hij, die de uiterste wil van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.

Artikel

866

De erfgenaam, die uit hoofde van onwaardigheid van de erfenis is uitgesloten, is gehouden tot de teruggave van alle vruchten en inkomsten, waarvan hij sedert het openvallen der erfenis genot heeft gehad.

Artikel

867

Kinderen van een onwaardig verklaarde persoon, uit eigen hoofde tot de erfenis komende, zijn niet uitgesloten door de schuld van hun ouders; doch dezen zijn in geen geval bevoegd om van de goederen dier nalatenschap het vruchtgenot te vorderen, hetwelk de wet aan ouders op de goederen van hun kinderen toekent.

Artikel

868

Plaatsvervulling geeft aan de vertegenwoordigende persoon het recht om te treden in de plaats, in de graad en in de rechten van degene, die vertegenwoordigd wordt.

Artikel

869

Artikel

870

Er bestaat geen plaatsvervulling ten opzichte van naastbestaanden in de opgaande linie. De naaste in ieder der beide liniën sluit te allen tijde degene uit, die in een verdere graad is.

Artikel

871

In de zijdlinie wordt de plaatsvervulling toegelaten ten voordele van kinderen en nakomelingen van des overledenen broeders en zusters, hetzij die gezamenlijk met hun ooms of moeien tot de nalatenschap komen, hetzij dat, na het vooroverlijden der broeders en zusters van de overledene, de erfenis overga tot derzelver nakomelingen, aan elkander in gelijke of in ongelijke graden bestaande.

Artikel

872

Plaatsvervulling wordt ook toegelaten in de erfopvolging van zijdmagen, wanneer nevens degene, die de erflater het naast in den bloede bestaat, er nog kinderen of afkomelingen aanwezig zijn van vooroverleden broeders of zusters van eerstgemelde.

Artikel

873

In al de gevallen, waarin plaatsvervulling wordt toegelaten, heeft de verdeling bij staken plaats; indien dezelfde staak verscheidene takken heeft voortgebracht, geschiedt de onderverdeling in iedere tak wederom bij staken, en onder de personen in dezelfde tak geschiedt de verdeling bij hoofden.

Artikel

874

Niemand kan voor een levende persoon bij plaatsvervulling optreden.

Artikel

875

Een kind ontleent niet van zijn ouders het recht om hen te vertegenwoordigen, en men kan zelfs degene vertegenwoordigen, wiens boedel men niet heeft willen aanvaarden.

Artikel

876

De wet slaat geen acht, noch op de aard, noch op de oorsprong der goederen, om de erfopvolging in dezelve te regelen.

Artikel

877

Artikel

878

Deze eerste verdeling tussen de vaderlijke en de moederlijke liniën daargesteld zijnde, heeft er geen verdere kloving tussen de onderscheiden takken plaats; maar de helft, aan iedere linie te beurt gevallen, behoort aan de erfgenaam, of de erfgenamen, welke de overledene het naast in graad bestaan, behoudens het geval van plaatsvervulling.

Tweede

Afdeling

Van de orde der erfopvolging

Artikel

879

Artikel

879a

Voor zoveel betreft de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot wordt de langstlevende echtgenoot voor de toepassing der bepalingen van deze titel met een kind van de overledene gelijkgesteld.

Artikel

879b

Artikel

880

Artikel

881

Artikel

882

Wanneer de vader of de moeder van iemand, overleden zonder nakomelingen en zonder echtgenoot na te laten, vóór hem gestorven is, zal de langstlevende de helft der nalatenschap bekomen, indien de overledene slechts één broeder of één zuster achterlaat; een derde, indien hij er twee achtergelaten heeft; en een vierde gedeelte, indien er meerdere broeders of zusters achtergebleven zijn. De overige delen vallen aan de broeders en zusters te beurt.

Artikel

883

Indien vader en moeder van een persoon, welke gestorven is zonder nakomelingen en zonder echtgenoot na te laten, vooroverleden zijn, worden de broeders en zusters tot de gehele erfenis geroepen.

Artikel

884

De verdeling van al hetgeen, volgens de bepalingen der hierboven staande artikelen, aan de broeders en de zusters toekomt, geschiedt onder hen in gelijke delen, indien zij allen van hetzelfde bed zijn; indien dit niet het geval is, wordt hetgeen zij erven in twee gelijke delen tussen de vaderlijke en de moederlijke liniën des overledenen verdeeld; de volle broeders en zusters bekomen hun deel in beide de liniën, en die van halven bedde slechts in de linie, tot welke zij behoren. Indien er niet dan halve broeders of zusters, van één kant slechts, zijn achtergebleven, bekomen zij de gehele nalatenschap, met uitsluiting van alle andere bloedverwanten in de andere linie.

Artikel

885

Artikel

886

De langstlevende vader of moeder erft alleen de gehele nalatenschap van zijn kind, hetwelke zonder nakomelingen, echtgenoot, broeders of zusters na te laten overleden is.

Artikel

887

Onder de benaming van broeders en zusters, in deze afdeling voorkomende, worden steeds de afstammelingen van ieder hunner begrepen.

Artikel

888

Derde

Afdeling

Van erfopvolging, wanneer er natuurlijke kinderen aanwezig zijn

Artikel

889

Vervallen

Artikel

890

Vervallen

Artikel

891

Vervallen

Artikel

892

Vervallen

Artikel

893

Vervallen

Artikel

894

Vervallen

Artikel

895

Vervallen

Artikel

896

Vervallen

Artikel

897

Vervallen

Artikel

898

Vervallen

Artikel

899

Vervallen

Artikel

900

Vervallen

Twaalfde

Titel

Van uiterste willen

Eerste

Afdeling

Algemene bepalingen

Artikel

901

Artikel

902

Een testament of uiterste wil is een akte, houdende de verklaring van hetgeen iemand wil dat na zijn dood zal geschieden, en welke akte door hem kan worden herroepen.

Artikel

903

Artikel

904

Een uiterste wilsbeschikking ten voordele van de naaste bloedverwanten, of het naaste bloed van de erflater, zonder verdere aanduiding, wordt geacht te zijn gemaakt ten voordele van zijn door de wet geroepen erfgenamen.

Artikel

905

De uiterste wilsbeschikking ten voordele van de armen, zonder andere aanduiding, wordt geacht gemaakt te zijn ten behoeve van al de noodlijdenden, zonder onderscheid van godsdienst, welke in de plaats, alwaar de erfenis is opengevallen, door armeninrichtingen bedeeld worden.

Artikel

906

Artikel

907

Van de bij het vorige artikel verboden erfstellingen over de hand zijn uitgezonderd die, welke bij de zevende en achtste afdeling van deze titel zijn toegelaten.

Artikel

908

Artikel

909

De beschikking, waardoor een derde tot een erfenis of een legaat geroepen wordt, in het geval dat de geroepen erfgenaam of legataris dezelve niet geniet, is van waarde.

Artikel

910

Artikel 906 is niet van toepassing op een legaat van een vruchtgebruiker.

Artikel

911

Een voorwaarde of een last die de strekking heeft de bevoegdheid tot vervreemding of bezwaring van goederen uit te sluiten, wordt voor niet geschreven gehouden.

Artikel

912

Indien de bewoordingen ener uiterste wilsbeschikking duidelijk zijn, mag men daarvan door uitlegging niet afwijken.

Artikel

913

Indien daarentegen de bewoordingen ener uiterste wilsbeschikking voor onderscheiden opvattingen vatbaar zijn, moet men veeleer nagaan, welke de bedoeling des erflaters geweest zij, dan zich, tegen die bedoeling, aan de letterlijke zin der woorden houden.

Artikel

914

In zodanig geval moeten ook de bewoordingen worden opgevat in de zin, die met de aard der beschikking en derzelver onderwerp het meest overeenkomt, en bij voorkeur in dier voege, dat de beschikking enige uitwerking of gevolg hebbe.

Artikel

915

In alle uiterste wilsbeschikkingen worden de voorwaarden, die onverstaanbaar of onmogelijk zijn, of die met de wetten en goede zeden strijden, voor niet geschreven gehouden.

Artikel

916

De voorwaarde wordt gehouden voor vervuld, wanneer hij, die bij de niet-vervulling daarvan belang mocht hebben, de vervulling heeft belet.

Artikel

917

De vermelding van een valse beweegreden wordt voor niet geschreven gehouden, tenzij uit de uiterste wil blijken mocht, dat de erflater de beschikking niet zoude hebben gemaakt, indien hij van de valsheid der beweegreden kennis had gedragen.

Artikel

918

De vermelding van een, hetzij ware, hetzij valse beweegreden, die echter met de wetten of de goede zeden strijdt, maakt de erfstelling of het legaat nietig.

Artikel

919

Indien een ondeelbare last aan verscheidene erfgenamen of legatarissen is opgelegd geworden, en een of meer hunner van de erfenis of het legaat afzien, ofwel onbekwaam zijn om het gemaakte te beuren, zal hij, die zich voor het geheel van de last wil kwijten, het hem nagelaten gedeelte kunnen vorderen, en zijn verhaal hebben op de nalatenschap, voor hetgeen hij voor de anderen mocht hebben betaald.

Artikel

920

Uiterste willen, gemaakt tengevolge van dwang, bedrog of arglist, zijn nietig. Artikel 44 van Boek 3 is niet van toepassing.

Artikel

921

Indien door een en hetzelfde ongeval, of op dezelfde dag, mochten omkomen de erflater en de erfgenaam of de legataris, of degene, die bij een geoorloofde ondererfstelling in plaats van deze laatste zoude zijn opgetreden, zonder dat men weten kunne, wie van de alzo omgekomenen het eerst overleden zij, worden zij vermoed op hetzelfde ogenblik gestorven te zijn, en er heeft geen overgang van rechten tengevolge van de uiterste wil plaats.

Tweede

Afdeling

Van de bekwaamheid om bij uiterste wil te beschikken, of daarvan voordeel te genieten

Artikel

922

Tot het maken of herroepen van een uiterste wil moet men zijn verstandelijke vermogens bezitten.

Artikel

923

Alle personen kunnen bij uiterste wil beschikken, en daaruit voordeel genieten, uitgezonderd de zodanigen, die daartoe, volgens de bepalingen van deze afdeling, zijn onbekwaam verklaard.

Artikel

924

Artikel

925

De bekwaamheid van de erflater wordt beoordeeld naar de staat, waarin hij zich bevond op het ogenblik dat de uiterste wil gemaakt is.

Artikel

926

Artikel

927

[vervallen]

Artikel

928

Een echtgenoot kan geen voordeel genieten door de uiterste wilsbeschikkingen van zijn medeëchtgenoot, indien het huwelijk zonder behoorlijke toestemming mocht zijn aangegaan, en de erflater gestorven is op een tijdstip, waarop de wettigheid van dit huwelijk te dier oorzake nog in rechten kon worden betwist.

Artikel

929

[vervallen]

Artikel

929a

[Vervallen]

Artikel

929b

[vervallen]

Artikel

930

Echtgenoten kunnen, ten opzichte van de goederen welke in gemeenschap zijn, niet verder beschikken dan over het aandeel, dat ieder hunner in de gemeenschap heeft. Indien echter enig goed uit de gemeenschap is gemaakt, kan de legataris hetzelve niet in natura vorderen, indien dat goed niet aan de erfgenamen van de erflater is aanbedeeld. In dat geval wordt de legataris schadeloosgesteld uit het aandeel in de gemeenschap, aan de erfgenamen van de erflater aangekomen, en, bij ongenoegzaamheid, uit de goederen aan die erfgenamen persoonlijk toebehorende.

Artikel

931

Artikel

932

Artikel

933

Artikel

934

De notaris, die een uiterste wil bij openbare akte heeft verleden, en de getuigen, die daarbij zijn tegenwoordig geweest, kunnen niets genieten van hetgeen aan hen bij die uiterste wil mocht zijn gemaakt.

Artikel

935

[vervallen]

Artikel

936

[vervallen]

Artikel

937

Artikel

938

Hij, die veroordeeld is omdat hij de erflater heeft omgebracht, hij, die de uiterste wil des erflaters heeft verdonkerd, vernietigd of vervalst, of die de erflater door geweld of dadelijkheden heeft belet zijn uiterste wil te herroepen of te veranderen, zal, evenmin als zijn medeëchtgenoot en zijn kinderen, uit de uiterste wil enig voordeel kunnen genieten.

Derde

Afdeling

Van de legitieme portie of het wettelijk erfdeel, en van de inkorting der giften, welke die portie zouden verminderen

Artikel

939

De legitieme portie of het wettelijk erfdeel is een gedeelte der goederen, hetwelk aan de bij de wet geroepen erfgenamen in de rechte linie wordt toegekend, en waarover de overledene, noch bij gift onder de levenden, noch bij uiterste wil, heeft mogen beschikken.

Artikel

940

Artikel

941

In de opgaande linie bedraagt het wettelijk erfdeel altijd de helft van hetgeen, volgens de wet, aan elke bloedverwant in die linie bij versterf toekomt.

Artikel

942

[vervallen]

Artikel

942a

Artikel

943

Bij gebreke van legitimarissen mogen de giften, bij akte onder de levenden of bij uiterste wil gedaan, het gehele beloop der goederen van de nalatenschap bevatten.

Artikel

944

Wanneer de beschikking, bij akte onder de levenden of bij uiterste wil gedaan, bestaat in een vruchtgebruik of in een lijfrente, waarvan het beloop het wettelijk erfdeel benadeelt, hebben de erfgenamen, aan welke dat erfdeel is toegekend, de keus, of om deze beschikking uit te voeren, ofwel om aan de begiftigden of legatarissen de eigendom van het beschikbare gedeelte af te staan.

Artikel

945

Het aandeel, waarover men beschikken mag, kan, hetzij in het geheel of gedeeltelijk, bij akte onder de levenden of bij uiterste wil, aan vreemden, ofwel aan kinderen of andere personen, die tot een erfenis gerechtigd zijn, worden weggeschonken, behoudens de gevallen, waarin deze laatsten, naar aanleiding van de zestiende titel van dit boek, tot inbreng gehouden zijn.

Artikel

946

Artikel

947

Om de hoegrootheid van het wettelijk erfdeel te bepalen, maakt men een opsomming van al de goederen, die op het tijdstip van het overlijden van de gever of erflater aanwezig waren; men voegt daarbij het beloop der goederen, waarover bij giften onder de levenden beschikt is, berekend naar de staat, waarin zij zich op het tijdstip der gift bevonden hebben, en hun waarde op het ogenblik van het overlijden van de gever; men berekent over al die goederen, na de schulden daarvan te hebben afgetrokken, hoeveel, naarmate van de betrekking der legitimarissen, het erfdeel is, hetwelk zij kunnen vorderen, en men trekt daarvan af hetgeen dezen, zelfs met vrijstelling van inbreng, van de overledene hebben ontvangen.

Artikel

948

Alle vervreemding van enig goed, hetzij onder de last ener lijfrente, hetzij met voorbehoud van vruchtgebruik, aan een der erfgenamen in de rechte linie gedaan, wordt beschouwd als een gift.

Artikel

949

Artikel

950

De giften onder de levenden zullen nimmer mogen worden verminderd, dan nadat al de goederen, welke bij uiterste wil zijn weggemaakt, zullen bevonden worden niet genoegzaam te zijn om het wettelijk aandeel te verzekeren. Wanneer alsdan een vermindering van de giften onder de levenden moet plaatshebben, zal men dezelve aanvangen met de gift, welke het laatst gedaan is, en alzo verder van deze tot de vroegere opklimmen.

Artikel

951

Artikel

952

De vermindering der bij uiterste wil gedane makingen zal geschieden zonder onderscheid te maken tussen de erfstellingen en legaten, tenzij de erflater uitdrukkelijk mocht hebben bevolen, dat deze of gene erfstelling of legaat bij voorkeur moest worden voldaan; in welk geval zodanige erfstelling of legaat niet zal worden verminderd, dan ingeval de waarde van de andere makingen niet mocht toereikend zijn om het wettelijke erfdeel op te leveren.

Artikel

953

De begiftigde zal de vruchten van hetgeen de gift meer bedraagt dan het gedeelte, waarover beschikt kan worden, teruggeven, te rekenen van de dag dat de gever overleden is, indien de eis tot vermindering is gedaan binnen het jaar, en anderszins van de dag dat die eis gedaan is.

Artikel

954

De goederen, die uit kracht van vermindering in de boedel moeten terugkeren, worden daardoor vrij van beperkte rechten die daarop sinds de uitvoering van de gift zijn gevestigd.

Artikel

955

Vierde

Afdeling

Van de vorm der uiterste willen

Artikel

956

Geen uiterste wil kan bij dezelfde akte door twee of meer personen gemaakt worden, hetzij ten voordele van een derde, hetzij onder de titel van een wederkerige of onderlinge beschikking.

Artikel

957

Een uiterste wil kan alleen worden gemaakt, of bij een olografische of eigenhandig geschreven akte, of bij een openbare akte, of bij een geheime of gesloten beschikking.

Artikel

958

Artikel

959

Artikel

960

Artikel

961

Artikel

962

Indien zodanig stuk, als waarvan in het vorige artikel is gesproken, na het overlijden van de erflater gevonden wordt, moet hetzelve worden aangeboden aan de rechter van het kanton, alwaar de erfenis is opengevallen; deze zal, indien het stuk verzegeld is, hetzelve openen, en in alle geval een proces-verbaal van de aanbieding, alsmede van de staat waarin hetzelve zich bevindt, opmaken; hij zal eindelijk dat stuk aan een notaris ter hand stellen, ten einde hetzelve onder zijn minuten te bewaren.

Artikel

963

Een olografische uiterste wil, welke gesloten aan de notaris is ter hand gesteld, zal, na de dood des erflaters, aan de rechter in eerste aanleg worden aangeboden, welke zal handelen zoals bij artikel 968, ten aanzien van besloten uiterste willen is voorgeschreven.

Artikel

964

Een uiterste wil bij openbare akte moet ten overstaan van een notaris, en in tegenwoordigheid van twee getuigen, worden verleden.

Artikel

965

Artikel

966

Artikel

967

Artikel

968

Na de dood van de erflater moet de besloten of geheime uiterste wil worden aangeboden aan de rechter, binnen wiens rechtsgebied de erfenis is opengevallen; deze rechter zal die uiterste wil openen, en proces-verbaal opmaken van de aanbieding en de opening van de uiterste wil, alsmede van de staat waarin zich dezelve bevindt, en dit stuk daarna aan de notaris, die de aanbieding heeft gedaan, teruggeven.

Artikel

969

De notaris, die onder zijn minuten een uiterste wil, van welke aard ook, heeft, moet daarvan, na de dood van de erflater, aan de belanghebbende personen kennis geven.

Artikel

970

Artikel

971

Artikel

972

In tijd van oorlog kunnen de krijgslieden en andere personen tot de legers behorende, en zich in het veld ofwel in een belegerde plaats bevindende, hun uiterste wil maken ten overstaan van een officier, of, zo er geen officier aanwezig is, van de persoon, die op de plaats het hoogste militaire gezag uitoefent, en in tegenwoordigheid van twee getuigen.

Artikel

973

De uiterste wil van personen, die zich, gedurende de loop ener reis, op zee bevinden, kan verleden worden ten overstaan van de kapitein of de stuurman van het vaartuig, of, bij gebreke van dezelve, voor degene, die hun plaats vervult, in tegenwoordigheid van twee getuigen.

Artikel

974

In plaatsen, met welke alle gemeenschap, uit hoofde van de pest of andere besmettelijke ziekte, verboden is, of waar geen mogelijkheid bestaat om zich van het ministerie van een notaris te bedienen, kunnen de uiterste willen gemaakt worden voor elk openbaar ambtenaar, in tegenwoordigheid van twee getuigen.

Artikel

975

Artikel

976

Deze uiterste willen zullen krachteloos zijn, indien de erflater komt te sterven zes maanden nadat de oorzaak, waarom dezelve in die vorm zijn gemaakt, heeft opgehouden.

Artikel

977

In de gevallen, bij de artikelen 972, 973 en 974 voorzien, kunnen de daarbij vermelde personen beschikken bij een onderhands stuk, mits hetzelve geheel door de hand des erflaters zij geschreven, gedagtekend en ondertekend.

Artikel

978

Zodanige uiterste wil zal krachteloos zijn, indien de erflater is overleden drie maanden nadat de oorzaak, in voorzeide drie artikelen vermeld, heeft opgehouden, tenware dat stuk bij een notaris mocht zijn in bewaring gegeven, op de wijze als bij artikel 958 is voorgeschreven.

Artikel

979

De formaliteiten, waaraan de onderscheiden uiterste willen, volgens de bepalingen van deze afdeling, onderworpen zijn, moeten worden in acht genomen, op straffe van nietigheid.

Vijfde

Afdeling

Van de erfstellingen

Artikel

980

Erfstelling is een uiterste wilsbeschikking, waarbij de erflater aan een of meer personen de goederen geeft, welke hij bij zijn overlijden zal nalaten, hetzij in het geheel, hetzij voor een gedeelte, zoals de helft, een derde.

Artikel

981

Artikel

982

[vervallen]

Zesde

Afdeling

Van legaten

Artikel

983

Een legaat is een bijzondere beschikking, waarbij de erflater aan een of meer personen zekere bepaalde goederen geeft, ofwel al zijn goederen van een zekere soort of het vruchtgebruik van alle of van een gedeelte zijner goederen.

Artikel

984

Alle zuivere en onvoorwaardelijke legaten geven, van de dag van het overlijden van de erflater af, aan de legataris het recht op verkrijging van het gelegateerde, welk recht op zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden overgaat.

Artikel

985

Artikel

986

[vervallen]

Artikel

987

De belastingen, welke, onder welke benaming ook, op legaten ten behoeve van de Staat gelegd zijn, komen ten laste van de legataris, tenzij de erflater het tegendeel hebbe bevolen.

Artikel

988

Indien de erflater aan onderscheiden legatarissen de voldoening van een last heeft opgelegd, zijn zij daartoe gehouden, elk in evenredigheid van de hoegrootheid van zijn legaat, tenzij de erflater daaromtrent anders mocht hebben beschikt.

Artikel

989

Het gelegateerde zal worden uitgekeerd met al hetgeen daartoe behoort, en in de staat, waarin het zich op de dag van het overlijden van de erflater bevindt.

Artikel

990

Artikel

991

Indien, vóór of na het maken van de uiterste wil, de gelegateerde zaak voor een schuld van de nalatenschap, of ook voor de schuld van een derde, bij hypotheek verbonden of met een vruchtgebruik belast is, is degene, die het legaat moet uitkeren, niet gehouden om het goed van dat verband te ontheffen, tenware hij bij een uitdrukkelijke beschikking van de erflater belast zij zulks te doen.

Artikel

992

Wanneer de erflater enig bepaald goed van een ander gelegateerd heeft, zal dit legaat nietig zijn, hetzij de erflater al dan niet geweten hebbe, dat dit goed hem niet toebehoorde.

Artikel

993

De bepaling van het vorige artikel belet echter niet, dat aan de erfgenaam of legataris, als voorwaarde, de verplichting kan worden opgelegd, om aan derden zekere uitkeringen uit zijn eigen goederen te doen, of schulden kwijt te schelden.

Artikel

994

Legaten van onbepaalde zaken, doch van een zeker geslacht, zijn bestaanbaar, hetzij de erflater zodanige zaken hebbe nagelaten of niet.

Artikel

995

Wanneer het legaat in een onbepaalde zaak bestaat, is de erfgenaam niet verplicht de beste soort te geven, maar hij kan ook met het afgeven der slechtste niet volstaan.

Artikel

996

Indien blotelijk de vruchten of inkomsten zijn gelegateerd, zonder dat de erflater het woord «vruchtgebruik» of «gebruik» heeft gebezigd, blijft het goed onder het beheer van de erfgenaam, die verplicht is de vruchten en inkomsten aan de legataris uit te keren.

Artikel

997

Een legaat, aan een schuldeiser gemaakt, wordt niet gerekend tot afdoening der schuld te zijn nagelaten, zomin als een legaat, aan dienstboden gemaakt, kan geacht worden tot betaling van verdiend loon gegeven te zijn.

Artikel

998

Wanneer de nalatenschap niet voor het geheel of een gedeelte is aanvaard, of wanneer dezelve is aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving, en de nagelaten goederen niet voldoende zijn om de legaten in hun geheel te voldoen, zullen al de legaten, in evenredigheid van hun hoegrootheid, worden verminderd, tenware de erflater daaromtrent anders mocht hebben beschikt.

Zevende

Afdeling

Van de geoorloofde erfstellingen over de hand, ten behoeve van kleinkinderen en afstammelingen van broeders en zusters

Artikel

999

Artikel

1000

Artikel

1001

Artikel

1002

De beschikkingen, bij de artikelen 999 en 1000 toegelaten, zullen niet anders gelden dan voor zover de erfstelling over de hand slechts zal zijn gemaakt voor één graad, en ten voordele van al de kinderen van de bezwaarde persoon die reeds geboren zijn, en nog geboren zullen worden, zonder uitzondering of voorrang van ouderdom of kunne.

Artikel

1003

Artikel

1004

Artikel

1005

Bij overlijden of bij gebreke van de gestelde bewindvoerder, benoemt de rechter in eerste aanleg, op verzoek van de bezwaarden of van andere belanghebbenden, of ook op vordering van het openbaar ministerie, een andere in de plaats van de ontbrekende.

Artikel

1006

Artikel

1007

Artikel

1008

Indien de erflater geen bewindvoerder heeft benoemd, worden de goederen door de bezwaarde erfgenaam beheerd, en is deze verplicht zekerheid te stellen voor de bewaring, het behoorlijke gebruik en de wederoplevering der goederen, tenware de erflater hem uitdrukkelijk van alle verplichting tot het stellen van zekerheid hadde vrijgesteld.

Artikel

1009

De bezwaarde erfgenaam, die, in het geval van het vorige artikel, geen zekerheid kan stellen, moet gedogen, dat de goederen, op verzoek van belanghebbenden, of op de vordering van het openbaar ministerie, worden gesteld onder het beheer van een bewindvoerder, door de rechter in eerste aanleg te benoemen. Op het beheer zijn de bepalingen omtrent het bewind over een vruchtgebruik van toepassing.

Artikel

1010

De bezwaarde erfgenaam, die zelf het beheer heeft, moet het bezwaarde goed als een goed huisvader gebruiken, en staat daaromtrent, alsmede ten aanzien van het dragen van kosten en lasten, en het doen van reparatiën, gelijk met een vruchtgebruiker.

Artikel

1011

Artikel

1012

[vervallen]

Artikel

1013

[vervallen]

Artikel

1014

[vervallen]

Achtste

Afdeling

Van de erfstellingen over de hand in hetgeen de erfgenaam of legataris onvervreemd en onverteerd zal nalaten

Artikel

1015

In geval van erfstelling of van legaat, op de voet als bij artikel 908 is vermeld, is de bezwaarde erfgenaam of legataris bevoegd om het aan hem gemaakte te vervreemden en te verteren, en zelfs bij schenking onder de levenden daarover te beschikken, tenzij dit laatste door de erflater, voor het geheel of ten dele, mocht zijn verboden.

Artikel

1016

De verplichting tot het maken ener boedelbeschrijving of lijst, na het overlijden van de erflater, en tot het overbrengen van die stukken ter griffie van het gerecht in eerste aanleg, bij de artikelen 1006 en 1007 voorgeschreven, is ook toepasselijk op de bezwaarde erfgenaam of legataris, van welke bij deze afdeling wordt gehandeld; doch hij is niet gehouden om enige zekerheid te stellen.

Artikel

1017

Negende

Afdeling

Van het herroepen van uiterste wilsbeschikkingen, en het vervallen van dezelve

Artikel

1018

Een uiterste wil kan, noch in zijn geheel, noch ten dele, herroepen worden dan bij een latere uiterste wilsbeschikking, of bij een bijzondere notariële akte, waarbij de erflater de gehele of gedeeltelijke intrekking van zijn vroegere uiterste wil te kennen geeft, onverminderd de bepaling van artikel 960.

Artikel

1019

Indien een latere uiterste wil, welke de uitdrukkelijke herroeping van de vorige bevat, niet is voorzien van de formaliteiten, welke tot de deugdelijkheid van een uiterste wil worden vereist, maar wel van die, welke gevorderd worden tot de deugdelijkheid van een notariële akte, zullen de vroegere beschikkingen, welke in de latere akte mochten zijn herhaald, niet als herroepen worden beschouwd.

Artikel

1020

Artikel

1021

De herroeping, hetzij uitdrukkelijk, hetzij stilzwijgend, bij een latere uiterste wil gedaan, zal volkomen van kracht zijn, ofschoon die nieuwe akte buiten gevolg blijve door de onbevoegdheid van de gestelde erfgenaam of legataris, of door hun weigering om de erfenis te aanvaarden.

Artikel

1022

Alle vervreemding, zelfs bij verkoop met vermogen van wederinkoop, of bij verruiling, welke de erflater van het gelegateerde goed, geheel of gedeeltelijk, doet, zal de herroeping van het legaat, ten aanzien van al wat vervreemd of verruild is, met zich brengen, tenware het vervreemde goed in des erflaters boedel mocht zijn teruggekeerd.

Artikel

1023

Alle beschikking bij uiterste wil gedaan, onder een voorwaarde, van een onzekere gebeurtenis afhangende, en van zodanige aard, dat de erflater gerekend moet worden aan het al of niet voorvallen dier gebeurtenis de uitvoering zijner beschikking verbonden te hebben, zal vervallen, indien de gestelde erfgenaam of legataris vóór de vervulling der voorwaarde komt te overlijden.

Artikel

1024

Wanneer de voorwaarde, volgens de bedoeling van de erflater, alleen de uitvoering der beschikking opschort, belet zulks niet, dat de gestelde erfgenaam of legataris een verkregen recht hebbe, hetwelk hij aan zijn erfgenamen overdraagt.

Artikel

1025

Artikel

1026

Een legaat van een rente, inschuld of andere schuldvordering op een derde, vervalt ten aanzien van hetgeen gedurende het leven van de erflater daarop mocht zijn betaald.

Artikel

1027

Artikel

1028

Artikel

1029

Voorts zal de erflater mede geacht worden gezamenlijk gelegateerd te hebben, wanneer een zaak, die zonder schade te lijden niet voor verdeling vatbaar is, bij dezelfde akte aan onderscheiden personen, al ware het ook afzonderlijk, is gemaakt geworden.

Artikel

1030

De vervallenverklaring van uiterste wilsbeschikkingen kan, na de dood des erflaters, worden gevraagd, ter zake van het niet ten uitvoer brengen der voorwaarden.

Dertiende

Titel

Van uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, en van bewindvoerders

Artikel

1031

Artikel

1032

Handelingsonbekwamen, zij van wie een of meer goederen onder een bewind als bedoeld in titel 19 van Boek 1 zijn gesteld, en zij die in staat van faillissement verkeren, kunnen niet uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen zijn.

Artikel

1033

Artikel

1034

Indien al de erfgenamen het daaromtrent eens zijn, kunnen zij het bezit doen ophouden, mits zij de uitvoerders der uiterste wilsbeschikking in staat stellen tot de betaling of afgifte der zuivere en onvoorwaardelijke legaten, of doen blijken dat die legaten reeds zijn voldaan.

Artikel

1035

De uitvoerders ener uiterste wilsbeschikking moeten de nalatenschap doen verzegelen, indien er minderjarige of onder curatele gestelde erfgenamen zijn, welke op het overlijden van de erflater van geen voogden of curators zijn voorzien, of zodanige erfgenamen, welke noch in persoon noch bij gemachtigde tegenwoordig zijn.

Artikel

1036

Zij moeten een boedelbeschrijving doen opmaken van de goederen der nalatenschap, in tegenwoordigheid, of na bij behoorlijk exploit gedane oproeping der erfgenamen, welke zich binnen het eiland, waarop de nalatenschap is opengevallen, bevinden.

Artikel

1037

Zij dragen zorg dat des overledenen uiterste wil worde ten uitvoer gelegd, en zij kunnen, in geval van geschil, in rechten optreden om de geldigheid van de uiterste wil staande te houden.

Artikel

1038

Artikel

1039

Artikel

1040

De uitvoerders, die het bezit van de nalatenschap hebben, zijn bevoegd om, zelfs in rechten, de schulden in te vorderen, welke, gedurende dat bezit, vervallen en opeisbaar zijn.

Artikel

1041

Zij hebben geen bevoegdheid om de goederen der nalatenschap te verkopen, ten einde dezelve tot verdeling te brengen, maar zijn verplichten om, bij het eindigen van hun beheer, aan de belanghebbenden rekening en verantwoording te doen, met uitkering van al de goederen des boedels, benevens het slot der rekening, ten einde tussen de erfgenamen verdeeld te worden. In het maken der verdeling moeten zij de erfgenamen behulpzaam zijn, indien dezen zulks vorderen.

Artikel

1042

De macht van de uitvoerder eens uitersten wils gaat niet tot zijn erfgenamen over.

Artikel

1043

Indien er verscheidene uitvoerders van een uiterste wilsbeschikking zijn, die deze last aangenomen hebben, kan één hunner, bij gebreke van de andere, alleen werkzaam zijn, en zij zijn ieder voor het geheel ter zake van hun beheer aansprakelijk, tenware de erflater hun werkzaamheden mocht verdeeld hebben, en dat ieder hunner zich binnen de kring der hem opgedragen bemoeienissen hebbe gehouden.

Artikel

1044

De onkosten, door de uitvoerder ener uiterste wilsbeschikking gemaakt, voor de verzegeling, de boedelbeschrijving, de rekening en verantwoording, en de overige tot zijn werkzaamheden betrekkelijke zaken, komen ten laste der nalatenschap.

Artikel

1045

Elke bepaling, waarbij de erflater bevolen heeft, dat de uitvoerder zijns uitersten wils van het opmaken ener boedelbeschrijving, of van het afleggen van rekening en verantwoording zal zijn ontheven, is van rechtswege nietig.

Artikel

1046

Artikel

1047

Indien de erflater geen personen heeft aangewezen, welke in de plaats van de ontbrekende bewindvoerders zullen optreden, wordt daarin door de rechter in eerste aanleg voorzien.

Artikel

1048

Artikel

1049

De uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen, mitsgaders de bewindvoerders bij artikel 1046 vermeld, kunnen om dezelfde redenen als de voogden worden afgezet.

Veertiende

Titel

Van het recht van beraad en het voorrecht van boedelbeschrijving

Artikel

1050

Artikel

1051

Artikel

1052

Artikel

1053

Artikel

1054

De rechter in eerste aanleg kan, op verzoek der belanghebbende partijen, al zodanige maatregelen voorschrijven, welke hij mocht nodig achten, zowel tot behoud van de goederen der nalatenschap, als van de belangen van derden.

Artikel

1055

Artikel

1056

Zelfs na verloop van de termijn, behoudt de erfgenaam het vermogen om de boedel te doen beschrijven, en dezelve onder het voorrecht van boedelbeschrijving te aanvaarden, tenzij hij zich als zuiver erfgenaam hebbe gedragen.

Artikel

1057

De erfgenaam verliest het voorrecht van boedelbeschrijving, en wordt als zuiver erfgenaam beschouwd:

  • 1°.

    indien hij willens en wetens, en te kwader trouw, enige goederen, tot de nalatenschap behorende, niet op de boedelbeschrijving heeft gebracht;

  • 2°.

    indien hij zich aan verduistering van goederen, tot de erfenis behorende, heeft schuldig gemaakt.

Artikel

1058

Het voorrecht van boedelbeschrijving heeft ten gevolge:

  • 1°.

    dat de erfgenaam niet verder tot de betaling der schulden en lasten der nalatenschap gehouden is, dan ten belope der waarde van de goederen, welke dezelve bevat, en zelfs, dat hij zich van die betaling kan ontslaan, door al de goederen, tot de nalatenschap behorende, aan de beschikking der schuldeisers en legatarissen over te laten;

  • 2°.

    dat de eigen goederen van de erfgenaam niet met die der nalatenschap worden vermengd, en dat hij het recht behoudt om zijn eigen inschulden tegen de nalatenschap te doen gelden;

  • 3°.

    dat de erfgenaam die een schuld der nalatenschap uit zijn overig vermogen heeft voldaan, optreedt als schuldeiser van de nalatenschap voor het bedrag van die schuld in de rang die zij had.

Artikel

1059

De erfgenaam, die de nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving heeft aanvaard, is verplicht de daartoe behorende goederen als een goed huisvader te besturen, en de nalatenschap zodra mogelijk, tot effenheid te brengen; hij is aan de schuldeisers en legatarissen verantwoording verschuldigd.

Artikel

1060

Artikel

1061

Artikel

1062

Binnen de tijd van drie maanden, te rekenen van het verloop des termijns bij artikel 1051 bepaald, zal de erfgenaam verplicht zijn om, door middel van een aankondiging in een der in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba verschijnende nieuwsbladen, alsmede door aanplakking aan het gebouw van het gerecht in eerste aanleg, de onbekende schuldeisers op te roepen, ten einde zowel aan dezen, als aan degenen die bekend zijn, en aan de legatarissen, dadelijk rekening en verantwoording van zijn beheer af te leggen, en hun schuldvorderingen en legaten te voldoen, voor zover het bedrag der nalatenschap toereikend zal zijn.

Artikel

1063

Artikel

1064

Indien er enig verzet plaatsheeft, kunnen de schuldeisers niet worden voldaan, dan tengevolge ener rangschikking door de rechter te regelen.

Artikel

1065

Artikel

1066

Artikel

1067

De kosten van verzegeling, van boedelbeschrijving, van het opmaken der rekening, mitsgaders alle andere, die op een wettige wijze gemaakt zijn, komen ten laste der nalatenschap.

Artikel

1068

De bepalingen van de artikelen 1051, 1057 en volgende zijn insgelijks toepasselijk op erfgenamen, die, zonder zich van het recht van beraad bediend te hebben, een erfenis onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaard hebben, door de verklaring af te leggen bij het slot van artikel 1055 vermeld.

Artikel

1069

Een bepaling, waarbij de erflater zoude hebben verboden om van het recht van beraad en van het voorrecht van boedelbeschrijving gebruik te maken, is nietig en van onwaarde.

Vijftiende

Titel

Van het aanvaarden en verwerpen van erfenissen

Eerste

Afdeling

Van het aanvaarden van erfenissen

Artikel

1070

Een erfenis kan of zuiver, of onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.

Artikel

1071

Niemand is gehouden een hem opgekomen erfenis te aanvaarden.

Artikel

1072

Erfenissen, aan minderjarige en onder curatele gestelde personen opgekomen, kunnen niet wettiglijk worden aanvaard, dan met inachtneming der wetsbepalingen, welke die personen betreffen.

Artikel

1073

Het aanvaarding ener erfenis heeft een terugwerkende kracht tot op de dag, waarop dezelve is opengevallen.

Artikel

1074

De aanvaarding ener erfenis geschiedt uitdrukkelijk of stilzwijgend; dezelve geschiedt uitdrukkelijk, wanneer men in een authentiek of onderhands geschrift de titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; de aanvaarding geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam een daad verricht, welke zijn mening om de erfenis te aanvaarden noodzakelijk aan den dag legt, en waartoe hij slechts in zijn hoedanigheid als erfgenaam zoude zijn bevoegd geweest.

Artikel

1075

Al hetgeen tot de begrafenis betrekking heeft, de daden dienende alleen tot bewaring, alsook die, welke strekken om op de nalatenschap toezicht te hebben, of dezelve bij voorraad te beheren, worden niet gerekend daden te zijn, welke de stilzwijgende aanvaarding ener erfenis kenschetsen.

Artikel

1076

Artikel

1077

Wanneer iemand, aan wie een erfenis is opgekomen, overleden is zonder die verworpen of aanvaard te hebben, zijn deszelfs erfgenamen bevoegd de erfenis in zijn plaats te aanvaarden of te verwerpen, en de bepaling van het voorgaande artikel is op hen toepasselijk.

Artikel

1078

Hij, die voor zijn erfdeel een erfenis heeft aanvaard, vermag het aandeel niet te verwerpen, hetwelk hem door recht van aanwas is opgekomen, behalve in het geval bij artikel 1080 voorzien.

Artikel

1079

Een aanvaarding is vatbaar voor vernietiging op grond van dwaling, indien de erfenis meer dan de helft is verminderd ten gevolge der ontdekking van een op het ogenblik der aanvaarding onbekende uiterste wilsbeschikking.

Artikel

1080

Het aandeel van een erfgenaam behoort na de vernietiging van zijn aanvaarding niet door aanwas aan zijn mede-erfgenamen, dan voor zover zij het aanvaarden.

Artikel

1081

De bevoegdheid om een erfenis te aanvaarden verjaart door het verloop van dertig jaren, te rekenen van de dag waarop dezelve is opengevallen, mits vóór of na het verloop van dat tijdvak de nalatenschap aanvaard zij door een van degenen, die door de wet, of door een uiterste wil, daartoe geroepen zijn, onverminderd echter de rechten van derden op de nalatenschap, door enige wettige titel verkregen.

Artikel

1082

De erfgenaam, die de erfenis verworpen heeft, kan dezelve nog aanvaarden, zolang zij nog niet door degenen, welke door de wet of door een uiterste wil geroepen worden, aanvaard is, behoudens de rechten van derden, zoals bij het voorgaande artikel gezegd is.

Tweede

Afdeling

Van het verwerpen van erfenissen

Artikel

1083

Artikel

1084

De erfgenaam, die de erfenis verwerpt, wordt geacht nooit erfgenaam geweest te zijn.

Artikel

1085

Het erfdeel van degene, die de erfenis verwerpt, vervalt aan degenen, die tot hetzelve zouden zijn geroepen, indien degene, die verwerpt, bij het overlijden des erflaters niet in leven ware geweest.

Artikel

1086

Hij, die een erfenis verworpen heeft, kan nimmer bij plaatsvervulling vertegenwoordigd worden; indien hij de enige erfgenaam in zijn graad is, of indien al de erfgenamen de erfenis verwerpen, komen de kinderen uit eigen hoofde, en erven bij gelijke delen.

Artikel

1087

Artikel

1088

De bevoegdheid om een erfenis te verwerpen kan door geen verjaring verloren gaan.

Artikel

1089

Men kan, zelfs bij huwelijkse voorwaarden, geen afstand doen van de erfenis van iemand, die nog in leven is, noch de rechten vervreemden, welke men bij vervolg van tijd op zodanige erfenis mocht kunnen verkrijgen.

Artikel

1090

Erfgenamen, welke goederen, tot een nalatenschap behorende, hebben te zoek gemaakt of verborgen gehouden, verliezen de bevoegdheid om de erfenis te verwerpen; zij blijven zuivere erfgenamen, niettegenstaande hun verwerping, zonder dat zij enig deel in het te zoek gemaakte of verborgene mogen vorderen.

Artikel

1091

[Vervallen]

Zestiende

Titel

Van boedelscheiding

Eerste

Afdeling

Van boedelscheiding en haar gevolgen

[vervallen]

Artikel

1092

[vervallen]

Artikel

1093

[vervallen]

Artikel

1094

[vervallen]

Artikel

1095

[vervallen]

Artikel

1096

[vervallen]

Artikel

1097

[vervallen]

Artikel

1098

[vervallen]

Artikel

1099

[vervallen]

Artikel

1100

[vervallen]

Artikel

1101

[vervallen]

Artikel

1102

[vervallen]

Artikel

1103

[vervallen]

Artikel

1104

[vervallen]

Artikel

1105

[vervallen]

Artikel

1106

[vervallen]

Artikel

1107

[vervallen]

Artikel

1108

[vervallen]

Artikel

1109

[vervallen]

Artikel

1110

[vervallen]

Artikel

1111

[vervallen]

Tweede

Afdeling

Van inbreng

Artikel

1112

De erfgenamen moeten alle schenkingen onder de levenden, welke zij van de erflater hebben genoten, inbrengen en wel als volgt:

  • door de erfgenamen in de nederdalende linie, hetzij dezelve de nalatenschap zuiver, of onder het voorrecht van boedelbeschrijving hebben aanvaard, en hetzij dezelve slechts tot het wettelijk erfdeel of tot meer zijn geroepen; tenware de giften met uitdrukkelijke vrijstelling van inbreng zijn gedaan, of de begiftigden bij een authentieke akte, of bij uiterste wil, van de verplichting tot inbreng zijn ontheven;

  • door alle andere erfgenamen, hetzij bij versterf, hetzij bij uiterste wil, doch alleen in het geval dat de erflater of schenker de inbreng uitdrukkelijk heeft bevolen of bedongen.

Artikel

1113

De erfgenaam, die de erfenis verwerpt, is niet gehouden in te brengen hetgeen aan hem geschonken is, dan ter aanvulling van zodanig gedeelte als waardoor het wettelijk erfdeel zijner medeërfgenamen mocht verkort zijn.

Artikel

1114

Indien de inbreng meer bedraagt dan het erfdeel, behoeft dat meerdere niet te worden ingebracht, onverminderd het bepaalde bij het vorige artikel.

Artikel

1115

Artikel

1116

Artikel

1117

Artikel

1118

Inbreng geschiedt, hetzij door het genotene in natura in de boedel terug te brengen, hetzij door zoveel minder dan de andere deelgenoten te ontvangen.

Artikel

1119

Artikel

1120

De inbreng van gereed geld geschiedt ter keuze des inbrengers door de betaling van deszelfs bedrag, of door zich dat bedrag in mindering van zijn erfdeel te doen aanbedelen.

Artikel

1121

[vervallen]

Artikel

1122

Behalve de schenkingen, in artikel 1112 aan inbreng onderworpen, moet ook worden ingebracht al hetgeen is verstrekt om aan de erfgenaam een stand, een beroep of bedrijf te verschaffen, of ter betaling van deszelfs schulden, en al hetgeen ten huwelijk is gegeven.

Artikel

1123

Aan inbreng zijn niet onderworpen:

de kosten van verzorging en opvoeding;

de uitkeringen tot noodzakelijk levensonderhoud;

de uitgaven tot het aanleren van enige tak van koophandel, kunst, handwerk of bedrijf;

de kosten van studie;

de kosten tot plaatsvervanging of nummerverwisseling in ‘s de krijgsmacht van het Koninkrijk;

de bruiloftskosten, klederen en kleinoden tot huwelijksuitzet gegeven.

Artikel

1124

De rente en vruchten van hetgeen aan inbreng is onderworpen worden eerst verschuldigd van de dag, dat een erfenis is opengevallen.

Artikel

1125

Al hetgeen door toeval en zonder schuld van de begiftigde is verloren gegaan, behoeft niet te worden ingebracht.

Derde

Afdeling

Van de betaling der schulden

Artikel

1126

De erfgenamen, die een erfenis hebben aanvaard, moeten in de betaling der schulden, legaten en andere lasten zoveel dragen, als in evenredigheid staat met hetgeen ieder uit de nalatenschap ontvangt.

Artikel

1127

Zij zijn tot die betaling persoonlijk, en ieder naarmate van de hoegrootheid van zijn erfdeel, gehouden, onverminderd de rechten der schuldeisers op de gehele nalatenschap, zolang die nog is onverdeeld, mitsgaders die der hypothecaire schuldeisers.

Artikel

1128

Artikel

1129

[vervallen]

Artikel

1130

[vervallen]

Artikel

1131

Een legataris is niet voor de schulden en lasten der nalatenschap verbonden.

Artikel

1132

[vervallen]

Artikel

1133

De schuldeisers en de legatarissen van de overledene mogen van de schuldeisers van de erfgenaam vorderen, dat de boedel van de overledene worde afgescheiden van die des erfgenaams.

Artikel

1134

Indien tot de nalatenschap een registergoed behoort en de schuldeisers of legatarissen hun rechtsvordering tot afscheiding binnen zes maanden nadat de nalatenschap is opengevallen hebben aangevangen, zijn zij bevoegd om het instellen daarvan te doen inschrijven in de openbare registers, bedoeld in titel 1, afdeling 2, van Boek 3, waartoe aan de bewaarder mede een authentiek afschrift van de akte van overlijden van de erflater of een ander bewijs dat de rechtsvordering binnen de voormelde termijn is ingesteld, wordt aangeboden. Na de inschrijving kan de erfgenaam het goed niet vervreemden of bezwaren ten nadele van de rechten van de eisers ten laste der nalatenschap

Artikel

1135

Dat recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, zodra er schuldvernieuwing in de schuldvordering tegen de overledene plaatsheeft, door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen.

Artikel

1136

Hetzelve recht verjaart door het tijdsverloop van drie jaren.

Artikel

1137

De schuldeisers van de erfgenaam hebben geen bevoegdheid, om die afscheiding des boedels tegen de schuldeisers der nalatenschap te vorderen.

Vierde

Afdeling

Van de vernietiging van aangegane boedelscheiding

[vervallen]

Artikel

1138

[vervallen]

Artikel

1139

[vervallen]

Artikel

1140

[vervallen]

Artikel

1141

[vervallen]

Artikel

1142

[vervallen]

Artikel

1143

[vervallen]

Artikel

1144

[vervallen]

Artikel

1145

[vervallen]

Artikel

1146

[vervallen]

Vijfde

Afdeling

Van boedelverdeling, door bloedverwanten in de opgaande linie tussen hun afkomelingen onderling of tussen dezen en hun langstlevende echtgenoot gemaakt

Artikel

1147

De bloedverwanten in de opgaande linie mogen bij uiterste wilsbeschikking, of bij notariële akte, tussen hun afkomelingen onderling of tussen dezen en hun langstlevende echtgenoot de verdeling hunner goederen maken. Op deze verdeling is artikel 186, eerste lid, van Boek 3 niet van toepassing.

Artikel

1148

Indien al de goederen, welke de bloedverwant in de opgaande linie op de dag van zijn overlijden nalaat, niet in de verdeling begrepen zijn geweest, zullen die niet verdeelde goederen volgens de wet worden verdeeld.

Artikel

1149

Indien de verdeling niet gemaakt is tussen al de kinderen, die ten tijde van het overlijden in leven zijn, en de afkomelingen der vooroverledene, zal de verdeling geheel en al nietig zijn. Er kan een nieuwe verdeling in de wettelijke vorm worden gevorderd, hetzij door de kinderen of afkomelingen, die daarbij geen aandeel gekregen hebben, hetzij zelfs door degenen, tussen welke de verdeling gemaakt is.

Artikel

1150

De verdeling overeenkomstig artikel 1147 gemaakt, kan worden vernietigd uit hoofde van benadeling, meer dan een vierde bedragende. Zij kan alsmede worden vernietigd, indien de verdeling, en hetgeen met vrijstelling van inbreng is vooruit gemaakt, het wettelijk erfdeel van de een of ander der afkomelingen mocht hebben verkort. De benadeelde kan de grond tot vernietiging inroepen.

Artikel

1151

De erfgenamen, die een beroep doen op een der in het vorige artikel bedoelde gronden tot vernietiging, zullen de kosten, tot de schatting der goederen vereist, moeten voorschieten, en die kosten zullen te hunnen laste blijven, indien hun vordering ongegrond bevonden wordt.

Zeventiende

Titel

Van onbeheerde nalatenschappen

Artikel

1152

Wanneer, bij het openvallen ener nalatenschap, zich niemand opdoet, die daarop aanspraak maakt, of wanneer de bekende erfgenamen dezelve verwerpen, wordt de nalatenschap als onbeheerd beschouwd.

Artikel

1153

Artikel

1154

Artikel

1155

Indien zich, na verloop van drie jaren, te rekenen van het openvallen der nalatenschap, geen erfgenaam opdoet, zal de slotrekening moeten worden gedaan aan de Staat, hetwelk bevoegd zal zijn om zich bij voorraad in het bezit der nagelaten goederen te doen stellen.

Artikel

1156

De artikelen 1062 tot en met 1065 en 1067 zijn ook op de curators van onbeheerde nalatenschappen toepasselijk. Zij kunnen als loon in rekening brengen twee en een half ten honderd der ontvangsten en anderhalf ten honderd der uitgaven.

Achttiende t/m twintigste

Titel

Artikelen

1157 t/m 1249

[vervallen]