Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 3 november 2010, nr. BJZ2010028548 houdende het bepalen van de taken die toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet als diensten van algemeen economisch belang met compensatie kunnen uitvoeren, en daarmee verband houdende bepalingen (Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting)

Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Besluit:

§

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

§

2

Diensten van algemeen economisch belang

Artikel

2

Teneinde te voldoen aan het bepaalde in de artikelen 106 en 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft een toegelaten instelling de volgende, diensten van algemeen economisch belang zijnde, taken:

  • a.

    het huisvesten of doen huisvesten van personen die door hun inkomen of door andere omstandigheden moeilijkheden ondervinden bij het vinden van hun passende huisvesting;

  • b.

    het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde te verhuren woongelegenheden met een huurprijs die bij aanvang van de bewoning niet hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • c.

    het doen bouwen en verwerven van voor permanent verblijf bedoelde, anders dan in verband met verhuren toe te wijzen, woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, toewijzen, vervreemden en doen slopen van haar zodanige woongelegenheden en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • d.

    het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving;

  • e.

    het aan bewoners van haar in de onderdelen b en c bedoelde woongelegenheden verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met de bewoning, en, aan personen die haar te kennen geven een zodanige woongelegenheid te willen betrekken, verlenen van diensten die rechtstreeks verband houden met hun huisvesting;

  • f.

    het, in of in de directe nabijheid van wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, doen bouwen en verwerven van gebouwen die behoren tot de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen categorieën, die een op die wijk, buurt of buurtschap gerichte functie hebben, en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, alsmede het bezwaren, verhuren, vervreemden en doen slopen van haar zodanige gebouwen en aanhorigheden, daarop vestigen van een recht van erfpacht, opstal of vruchtgebruik, en overdragen van de economische eigendom daarvan;

  • g.

    het in stand houden van en het treffen van voorzieningen aan haar gebouwen als bedoeld in onderdeel f en hun onroerende en infrastructurele aanhorigheden, en aan de direct daaraan grenzende omgeving;

  • h.

    het bijdragen aan de leefbaarheid in wijken, buurten of buurtschappen waar woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b of c gelegen zijn, waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • i.

    het verrichten van de werkzaamheden die voortvloeien uit tussen gemeenten en toegelaten instellingen overeengekomen beleidsplannen die zijn gericht op het oplossen van problemen en het wegwerken van achterstanden in wijken, buurten en buurtschappen, waartoe kan behoren het mede financieren of faciliteren van diensten in het kader van de vervulling van een openbare dienstverplichting, en waartoe niet worden gerekend het investeren in onroerende zaken met een bedrijfsmatige gebruiksbestemming en het uitvoeren van de in de onderdelen b tot en met e genoemde taken met betrekking tot door de eigenaren daarvan te bewonen woongelegenheden, en woongelegenheden als bedoeld in onderdeel b van welke de huurprijs bij aanvang van de bewoning hoger zal zijn dan het bedrag, genoemd in artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • j.

    het uitvoeren van de taken die noodzakelijkerwijs voortvloeien uit het uitvoeren van de taken, genoemd in de onderdelen a tot en met i.

§

3

Bepalingen in verband met het recht op compensatie

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

§

4

Administratie

§

5

Beoordeling door de minister

Artikel

7

De minister beoordeelt jaarlijks voor 1 december, voor het eerst in 2012, of in het aan die datum voorafgaande kalenderjaar artikel 4, derde lid, op de toegelaten instelling van toepassing was, en verstrekt dat oordeel aan de toegelaten instelling. De minister kan besluiten dat de toegelaten instelling in het kalenderjaar dat direct volgt op de in de eerste volzin bedoelde datum geen compensatie toekomt, en wijst bij een zodanig besluit woongelegenheden aan waarop het van toepassing is. Dat besluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht.

§

6

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

8

Wijzigt het Besluit beheer sociale-huursector.

Artikel

10

De toegelaten instellingen op welke artikel 25b van de Mededingingswet van toepassing is, en die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling als zodanig bestaan, brengen voor 1 januari 2013 hun werkwijze en hun administratie, en zo nodig hun statuten, in overeenstemming met de in dat artikel opgenomen vereisten.

Artikel

11

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2011.

Artikel

12

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.P.H.Donner

Bijlage

1

bij artikel 2, onderdeel f, van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting

Categorieën van gebouwen met een maatschappelijke gebruiksbestemming als bedoeld in artikel 2, onderdeel f

  • buurthuizen

  • gemeenschapscentra

  • jongerencentra (zonder horecavoorziening)

  • basisscholen, vmbo-mbo scholen, vwo-scholen, schoolgebouwen voor speciaal onderwijs

  • brede scholen met bijv. peuterzaal, kinderopvang, voor- tussen en naschoolse opvang, buurtsporthal, en -complex (zogeheten multifunctionele accommodaties)

  • wijksportvoorzieningen

  • ruimten voor maatschappelijk werk

  • ruimten voor welzijnswerk

  • opvangcentra (blijf van mijn lijf-huizen, dag- en nachtopvang voor dak- en thuislozen en verslaafden)

  • zorgsteunpunten

  • steunpunten voor schuldsanering en budgetbeheeradvies voor huishoudens in financiële problemen

  • centra voor jeugd en gezin

  • ruimten voor dagbesteding gehandicapten/ouderen incl. enige zorginfrastructuur

  • hospices

  • multifunctionele centra voor maatschappelijke dienstverlening

  • dorps- of wijkbibliotheken

  • eigen kantoorruimten

  • veiligheidshuizen

  • centra voor werk(gelegenheid) en/of bevordering van bedrijvigheid in de wijk;

  • kleinschalige culturele activiteiten.