Artikel
1
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
compensatie:
-
1°.
het door toegelaten instellingen kunnen aantrekken van leningen met gebruikmaking van een daartoe in het bijzonder in het leven geroepen voorziening die door de Staat der Nederlanden gefaciliteerd wordt, of van borgstelling daarvan door overheden;
-
2°.
subsidie als bedoeld in artikel 71a, eerste lid, onderdeel a, van de Woningwet en
-
3°.
verlaging van grondprijzen door gemeenten ten behoeve van de uitvoering door toegelaten instellingen van taken als bedoeld in artikel 2;
-
1°.
-
b.
woongelegenheid:
-
1°.
woning met de daarbij behorende grond of het daarbij behorende deel van de grond;
-
2°.
woonwagen, zijnde een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;
-
3°.
standplaats, zijnde een kavel die is bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;
-
1°.
-
c.
huurprijs: huurprijs, bedoeld in artikel 237 lid 2 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
-
d.
voorziening: wat daaronder in het Besluit beheer sociale-huursector wordt verstaan;
-
e.
minister: Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;
-
f.
huishoudinkomen: gezamenlijke verzamelinkomens als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001 van de bewoners van een woongelegenheid, met uitzondering van kinderen in de zin van artikel 4 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, met dien verstande dat in het eerste lid van dat artikel voor ‘belanghebbende’ telkens wordt gelezen: huurder.