Verordening van het Productschap Zuivel van 4 januari 2011 houdende regels omtrent de vaststelling ven de grondslag voor de uitbetaling van geitenmelk (Zuivelverordening 2010, Grondslag uitbetaling geitenmelk)

Zuivelverordening 2010, Grondslag uitbetaling geitenmelk

Het bestuur van het Productschap Zuivel;

Besluit:

§

1

Terminologie en algemene bepalingen

Artikel

1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

rauwe geitenmelk:

melk afgescheiden door de melkklier van één of meer geiten, die niet is verhit tot meer dan 400ºC en dat evenmin een behandeling met een gelijkwaardig effect heeft ondergaan;

b.

boerderijmelk:

rauwe geitenmelk die door een melkgeitenhouder kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;

c.

ontvanger van boerderijmelk:

natuurlijke of rechtspersoon die op jaarbasis 500.000 kg of meer boerderijmelk bedrijfsmatig ontvangt van één of meer in Nederland gevestigde melkgeitenhouders en terzake betalingen aan de desbetreffende melkgeitenhouders verricht, met uitzondering van boerderijzuivelbereiders;

d.

melkkoeltank:

tank die voldoet aan norm NEN-ISO 5708 en die is voorzien van een installatie waarmee melk tot 4°C of lager kan worden gekoeld, alsmede van een automatisch werkend roerapparaat;

e.

tankmelk:

boerderijmelk die door melkgeitenhouders wordt bewaard in een melkkoeltank;

f.

leverantie van boerderijmelk:

transactie waarbij een melkgeitenhouder boerderijmelk ter beschikking van de ontvanger van boerderijmelk stelt en deze de betreffende melk in ontvangst neemt met het kennelijke doel deze te bewerken, te verwerken of te verhandelen;

g.

rijdende melkontvangst:

mobiele installatie die wordt gebruikt voor het ophalen van boerderijmelk;

h.

kwaliteitsonderzoek:

onderzoek naar de kwaliteit van boerderijmelk ten behoeve van de uitbetaling naar gelang van de kwaliteit van deze melk;

i.

samenstellingsonderzoek:

onderzoek naar de samenstelling van boerderijmelk ten behoeve van de uitbetaling van deze melk;

j.

melkcontrolestation:

laboratorium dat onderzoek uitvoert met betrekking tot de kwaliteit en samenstelling van boerderijmelk;

k.

COKZ:

Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel;

l.

productschap:

Productschap Zuivel;

m.

bestuur:

bestuur van het productschap;

n.

voorzitter:

voorzitter van het productschap;

o.

melkgeitenhouder:

ondernemer die bedrijfsmatig melkgeiten houdt;

p.

wet:

Wet op de bedrijfsorganisatie.

Artikel

2

Artikel

3

De ontvanger van boerderijmelk ontvangt alleen boerderijmelk die in een melkkoeltank is bewaard.

§

2

Monsterneming

Artikel

4

Artikel

5

De melkgeitenhouder verleent alle medewerking aan de bemonstering van de boerderijmelk.

Artikel

6

§

3

Hoeveelheid, samenstelling en kwaliteit

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

De onderzoeken worden verricht met inachtneming van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (PbEG l226).

Artikel

10

De hoeveelheid, de samenstelling en de kwaliteit van de ontvangen boerderijmelk worden, voor zover van belang voor de uitbetaling, aan de melkgeitenhouder bekend gemaakt.

§

4

Administratie

Artikel

11

§

5

Eisen melkcontrolestation

Artikel

12

Indien de uitbetaling van boerderijmelk plaatsvindt op grond van samenstelling en/of kwaliteit, dan draagt de ontvanger van boerderijmelk er zorg voor dat de betrokken onderzoeken worden verricht door een melkcontrolestation dat beschikt over een terzake deskundige leiding, over een voor het te verrichten onderzoek voldoende outillage, alsmede over een gedocumenteerd en adequaat functionerend kwaliteitssysteem en dat voor alle in dit kader relevante onderzoekmethoden geaccrediteerd is volgens NEN-EN-ISO/IEC 17025. Het bestuur kan nadere eisen stellen aan een melkcontrolestation.

Artikel

13

De uitslagen van het onderzoek worden vastgelegd op een toegankelijke en overzichtelijke wijze. De uitslagen worden gedurende ten minste een jaar bewaard.

§

6

Straf- en slotbepalingen

Artikel

14

Het bij of krachtens deze verordening bepaalde is bindend voor de in artikel 102, lid 1, van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen alsmede voor de in artikel 102, lid 2 van de wet bedoelde natuurlijke en rechtspersonen, voor zover deze handelingen verrichten die bedrijfsmatig plegen te worden verricht in de ondernemingen, bedoeld in artikel 102, lid 1, van de wet.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Deze verordening treedt inwerking met ingang van van de dag na publicatie in het Verordeningen blad Bedrijfsorganisatie.

Artikel

18

Deze verordening wordt aangehaald als Zuivelverordening 2010, Grondslag uitbetaling geitenmelk.

's-Gravenhage
G.A. Koopstra voorzitter F. Beekman secretaris