Besluit van 18 april 2011, houdende regels omtrent de inzet van energie uit hernieuwbare bronnen ten behoeve van bepaalde vormen van vervoer (Besluit hernieuwbare energie vervoer)

Besluit hernieuwbare energie vervoer

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 30 september 2010, nr. BJZ2010024777, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140) en op de artikelen 9.2.2.1, 9.2.2.6a en 12.31 van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 oktober 2010, nr. W08.10.0484/IV);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 13 april 2011, nr. BJZ2011041737, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken i.o;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • benzine: ongelode lichte olie als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de Wet op de accijns;

  • biobrandstof: biobrandstof als bedoeld in artikel 2, onderdeel i, van de richtlijn;

  • biokerosine: biobrandstof bestemd als vliegtuigbrandstof;

  • bioticket: bewijs dat hernieuwbare energie met een aangegeven energie-inhoud op de markt is gebracht die op grond van het bij of krachtens dit besluit bepaalde kan dienen ter voldoening aan de verplichting, bedoeld in artikel 3, doch als zodanig niet wordt gebruikt door degene die die energie op de markt heeft gebracht;

  • diesel: gasolie als bedoeld in artikel 26, vierde lid, van de Wet op de accijns;

  • geregistreerde: registratieplichtige of degene die een rekening heeft in het register en voldoet aan artikel 6, 6b of 6c;

  • mobiele machine: mobiele machine als bedoeld in artikel 2 van richtlijn 2003/37/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de typegoedkeuring van landbouw- of bosbouwtrekkers en aanhangwagens, verwisselbare getrokken machines, systemen, onderdelen en technische eenheden daarvan en tot intrekking van Richtlijn 74/150/EEG van de Raad (PbEG 2003, L 171);

  • register: register als bedoeld in artikel 12.31, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

  • registratieplichtige: houder van een vergunning voor een accijnsgoederenplaats als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de accijns, of geregistreerde geadresseerde als bedoeld in artikel 1a, eerste lid, onderdeel k, van die wet, die benzine, diesel of biobrandstof, met uitzondering van biogas, opslaat of uitslaat tot verbruik, of degene, die benzine, diesel of biobrandstoffen invoert onder betaling van accijns;

  • richtlijn: richtlijn nr. 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU L 140);

  • uitslag tot verbruik: uitslag tot verbruik als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de accijns.

Artikel

1a

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

6a

Artikel

6b

Artikel

6c

Artikel

7

Bij ministeriële regeling kan, in het belang van een goede uitvoering van de richtlijn, worden bepaald dat door bij die regeling aangewezen ondernemingen op een daarbij aangegeven wijze over daarbij aangewezen onderwerpen binnen daarbij gestelde termijnen wordt gerapporteerd aan Onze Minister dan wel aan het bestuur van de emissieautoriteit.

Artikel

8

Artikel

9

Een wijziging van de richtlijn gaat voor de toepassing van dit besluit gelden met ingang van de dag waarop aan de betrokken wijzigingsrichtlijn uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel

10

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald, dat de artikelen 2 tot en met 5 van dit besluit niet van toepassing zijn op bij die regeling aan te wijzen brandstoffen waarop een accijnsverlaging of accijnsvrijstelling van toepassing is.

Artikel

12

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het word geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011.

Artikel

13

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit hernieuwbare energie vervoer.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, J. J. Atsma
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten