Wet van 21 april 2011, houdende introductie van een regeling die het mogelijk maakt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming te verstrekken met het oog op compensatie van koopkrachtverlies als gevolg van beleidsmaatregelen (Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een regeling te introduceren die de mogelijkheid biedt oudere belastingplichtigen een tegemoetkoming toe te kennen ter compensatie van verlies van koopkracht als gevolg van beleidsmaatregelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk
1
Algemene bepalingen
Artikel
1
Definities
In deze wet en de daarop gebaseerde bepalingen wordt verstaan onder:
a.
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
buitenlandse belastingplichtige: belastingplichtige als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet inkomstenbelasting 2001, die aantoont dat ten minste 90% van zijn wereldinkomen, na toepassing van regelingen ter voorkoming van dubbele belasting, in Nederland aan de belastingheffing naar het inkomen is onderworpen;
De binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige die de leeftijd heeft bereikt waarop recht kan ontstaan op de ouderenkorting, heeft recht op een tegemoetkoming. Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de tegemoetkoming vastgesteld en kan worden bepaald in welke gevallen voor het vaststellen van het recht op tegemoetkoming een ander tijdvak in aanmerking wordt genomen dan het kalenderjaar van het recht op tegemoetkoming.
Artikel
4
Ontstaan van het recht op de tegemoetkoming
Het recht op de tegemoetkoming ontstaat van rechtswege op de eerste dag van de maand, waarin aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3, is voldaan.
Artikel
5
Betaalbaarstelling van de tegemoetkoming
1
Indien de SVB de beschikking heeft over gegevens op basis waarvan aannemelijk is dat de betrokkene een binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming, vindt de betaling van de tegemoetkoming plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld en geschiedt deze als regel maandelijks.
2
De tegemoetkoming wordt niet betaald over kalenderjaren met betrekking waartoe de aanvraag, bedoeld in het vierde lid, niet is ingediend binnen vijf jaar na dat kalenderjaar. De SVB kan in bijzondere gevallen afwijken van de eerste zin.
3
Indien blijkt dat de betaling van de tegemoetkoming ten onrechte achterwege is gebleven, betaalt de SVB de tegemoetkoming alsnog binnen acht weken nadat de SVB met dit feit bekend is geworden.
4
Degene aan wie geen tegemoetkoming wordt betaald, kan de SVB verzoeken alsnog tot betaling van tegemoetkoming over te gaan indien aannemelijk is dat hij recht heeft op de tegemoetkoming. Desgevraagd legt deze persoon nadere, door de SVB te bepalen bescheiden over. De SVB beslist binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in de eerste zin.
5
Indien de beslissing niet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag kan worden genomen, verlengt de SVB de termijn, genoemd in het vierde lid, met een redelijke termijn en stelt de SVB de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis.
6
Indien de tegemoetkoming in het buitenland wordt uitbetaald, geschiedt de betaling, in afwijking van artikel 4:89, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
7
Wanneer degene aan wie de tegemoetkoming zou worden betaald een ander machtigt om de tegemoetkoming in ontvangst te nemen, onderscheidenlijk een verleende machtiging intrekt, wordt daaraan gevolg gegeven met ingang van een betalingstermijn, aanvangende na de dag, waarop de machtiging wordt ingediend, onderscheidenlijk waarop van haar intrekking mededeling wordt gedaan, doch niet later dan de eerste dag van de tweede maand na de dag van indiening, onderscheidenlijk intrekking van de machtiging.
8
De SVB is bevoegd om de betaling van de tegemoetkoming te schorsen indien zij van oordeel is of vermoedt dat:
a.
niet langer aannemelijk is dat betrokkene een binnenlandse of buitenlandse belastingplichtige is die recht heeft op de tegemoetkoming;
b.
betrokkene zijn verplichting op grond van artikel 11 niet is nagekomen.
Artikel
6
Einde van het recht op de tegemoetkoming
Het recht op tegemoetkoming eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de dag is gelegen dat niet meer aan de voorwaarden voor het recht op de tegemoetkoming wordt voldaan. Na het overlijden van de belastingplichtige eindigt het recht op tegemoetkoming evenwel met ingang van de dag na dat overlijden.
Artikel
7
Terugvordering van de tegemoetkoming
1
Tegemoetkoming waarvan door de SVB is vastgesteld dat er geen recht op bestond als bedoeld in artikel 3 vordert de SVB terug van de persoon die de tegemoetkoming heeft ontvangen.
2
In afwijking van het eerste lid kan de SVB besluiten:
a.
geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn;
b.
van terugvordering af te zien indien het te vorderen bedrag een door Onze Minister vastgesteld bedrag niet te boven gaat.
3
Degene van wie wordt teruggevorderd, is verplicht desgevraagd aan de SVB de inlichtingen te verstrekken die voor de terugvordering van belang zijn.
4
De SVB kan het teruggevorderde bedrag invorderen bij dwangbevel.
5
De SVB is bevoegd om het teruggevorderde bedrag te verrekenen met hetgeen de SVB uit hoofde van de andere door de SVB uitgevoerde wettelijke regelingen, aan de betrokkene verschuldigd is.
Artikel
8
Schuldregeling
1
In afwijking van artikel 7, eerste lid, kan de SVB, op verzoek van de betrokkene besluiten gedeeltelijk van terugvordering of gedeeltelijk van verdere terugvordering af te zien door medewerking aan een schuldregeling, indien:
a.
redelijkerwijs te voorzien is dat de betrokkene niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen;
b.
redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen;
c.
een naar het oordeel van de SVB betrouwbaar voorstel tot schuldregeling is tot stand gekomen door tussenkomst van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 48 van de Wet op het consumentenkrediet;
d.
aannemelijk is dat medewerking aan een schuldregeling niet concurrentieverstorend werkt; en
Het besluit tot het afzien van terugvordering of van verdere terugvordering wordt ingetrokken of ten nadele van de betrokkene gewijzigd indien:
a.
niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid;
b.
de betrokkene, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn schuld aan de SVB niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet; of
c.
onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
3
Bij ministeriële regeling kunnen met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheid om mee te werken aan schuldregelingen.
Volmacht tot ontvangst van de tegemoetkoming, onder welke vorm of welke benaming ook door de belastingplichtige verleend, is steeds herroepelijk.
3
Elk beding strijdig met enige bepaling van dit artikel, is nietig.
Hoofdstuk
3
Informatieverplichting en bestuurlijke boete
Artikel
11
Informatieverplichting
Een ieder die de tegemoetkoming ontvangt, deelt aan de SVB desgevraagd of uit eigen beweging onverwijld alle feiten en omstandigheden mee, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een tegemoetkoming.
Artikel
12
Bestuurlijk boete
1
Indien aan het niet naleven van artikel 11 te wijten is dat ten onrechte tegemoetkoming is uitbetaald, is de SVB bevoegd een bestuurlijke boete op te leggen van ten hoogste 100 percent van het op grond van artikel 7, eerste lid, terug te vorderen bedrag.
2
De bevoegdheid tot het opleggen van de boete, genoemd in het eerste lid, vervalt door verloop van vijf jaren na het einde van het kalenderjaar waarin de SVB bekend was of redelijkerwijs had kunnen zijn met het niet naleven van artikel 11.
3
Wanneer degene die de tegemoetkoming ontvangt of heeft ontvangen bepaalde informatie op een later tijdstip verstrekt dan bedoeld in artikel 11 maar vóórdat hij weet of redelijkerwijs kon vermoeden dat de informatie bij de SVB bekend is, legt de SVB geen bestuurlijke boete op.
Hoofdstuk
4
Financiering en verantwoording
Artikel
13
Financiering en verantwoording uitvoering door de SVB
1
Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan de SVB een uitkering voor de lasten van de door de SVB uitbetaalde tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
2
De SVB verantwoordt de lasten van de tegemoetkomingen en uitvoeringskosten afzonderlijk.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel
21
Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te
’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,H. G. J.Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie,I. W.Opstelten