Besluit van 22 augustus 2011, houdende algemene regels ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 december 2009, nr. BJZ2009065777, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 22 april 2010, W08.090558/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 12 augustus 2011, nr. IENM/BSK-2011/107439, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

(begripsomschrijvingen)

Hoofdstuk

2

Nationale belangen

Titel

2.1

Rijksvaarwegen

Gereserveerd

Titel

2.2

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Artikel

2.2.1

(aanwijzing en begrenzing landaanwinningsgebied)

Als landaanwinningsgebied wordt aangewezen het gebied in de Noordzee aansluitend op het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit bestaande havengebied, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.2

(gebruik van grond)

Artikel

2.2.3

(aanwijzing en begrenzing duincompensatiegebied)

Als gebied voor de compensatie van de effecten van de landaanwinning op open droog duin worden de gronden aangewezen waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.4

(bestemmingen duincompensatiegebied)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van het gebied, bedoeld in artikel 2.2.3, bevat geen bestemmingen waardoor een belemmering kan ontstaan voor de aanleg of verdere ontwikkeling van 100 hectare duincompensatie voor de ontwikkeling van de landaanwinning.

Artikel

2.2.5

(aanwijzing en begrenzing bodembeschermingsgebied)

Als gebied voor de compensatie van het verlies aan zeenatuur als gevolg van de landaanwinning worden de gronden aangewezen binnen de Voordelta, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.6

(bestemmingen bodembeschermingsgebied)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van het gebied, bedoeld in artikel 2.2.5, bevat geen bestemmingen waardoor een belemmering kan ontstaan voor de instelling en verdere ontwikkeling zeenatuur van 31.250 hectare zeenatuur als compensatie voor de aanleg en ontwikkeling van de landaanwinning.

Artikel

2.2.7

(aanwijzing en begrenzing natuur- en recreatiegebieden)

Artikel

2.2.8

(bestemmingen natuur- en recreatiegebieden)

Titel

2.3

Kustfundament

Artikel

2.3.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.3.2

(afwegingskader)

In een bestemmingsplan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee.

Artikel

2.3.3

(primaire waterkering)

Artikel

2.3.4

(algemene regels ter zake van gronden behorend tot een primaire waterkering met inbegrip van de beschermingszones)

Artikel

2.3.5

(bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied)

Artikel

2.3.6

(afwijkende regels voor de Friese Waddeneilanden)

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Titel

2.4

Grote rivieren

Artikel

2.4.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.4.3

(rivierbed)

Artikel

2.4.4

(stroomvoerend deel rivierbed)

Onverminderd artikel 2.4.3 kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:

  • a.

    de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;

  • b.

    de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;

  • c.

    de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;

  • d.

    de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

  • e.

    de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen;

  • f.

    de verwezenlijking en het beheer van natuurterreinen;

  • g.

    de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;

  • h.

    de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie zijn verbonden;

  • i.

    de winning van oppervlaktedelfstoffen;

  • j.

    de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;

  • k.

    activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;

  • l.

    een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;

  • m.

    activiteiten die onderdeel uitmaken van de lijst van maatregelen opgenomen in de Bijlage bij de planologische kernbeslissing Ruimte voor de Rivier en waarvan de uitvoering wordt gefinancierd door Onze Minister.

Artikel

2.4.5

(stroomvoerend deel rivierbed, niet riviergebonden activiteiten met per saldo meer ruimte voor de rivier)

Artikel

2.4.6

(aanwijzing en begrenzing gebiedsreserveringen voor de lange termijn)

Als gebiedsreservering voor de lange termijn voor de Rijntakken worden aangewezen de gebieden waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op kaart 3a.

Artikel

2.4.7

(geen grootschalige en kapitaalintensieve ontwikkelingen in bestemmingsplannen)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op reservering van een gebied voor de lange termijn bevat geen wijziging van de bestemming die ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan kan leiden tot grootschalige of kapitaalintensieve ontwikkelingen die het treffen van rivierverruimende maatregelen kunnen belemmeren.

Titel

2.5

Waddenzee en waddengebied

Artikel

2.5.1

(begripsomschrijvingen)

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • jachthaven: haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het in hoofdzaak aanleggen of aangelegd houden van pleziervaartuigen;

  • nieuwe bebouwing: oprichten van bouwwerken, anders dan het vervangen van bouwwerken door bouwwerken van gelijke aard, omvang en karakter;

  • stedelijk gebied: bij bestemmingsplan toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur, met uitzondering van lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of dijken;

  • vliegveld: terrein dat naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het doen opstijgen en landen van gemotoriseerde burgerluchtvaartuigen, met uitzondering van de daartoe behorende bouwwerken;

  • waddengebied: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, eerste lid;

  • Waddenzee: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, tweede lid.

Artikel

2.5.2

(landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten Waddenzee)

Artikel

2.5.3

(aanwijzing en begrenzing waddengebied en Waddenzee)

Artikel

2.5.4

(beoordeling)

Artikel

2.5.5

(«nee-tenzij»)

Artikel

2.5.6

(externe werking)

Op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

2.5.7

(geen inpoldering)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is die gronden in te polderen, te bedijken of in te dijken.

Artikel

2.5.8

(aanlegverbod vliegvelden)

Artikel

2.5.9

(booreilanden)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is booreilanden en andere offshore-installaties te parkeren.

Artikel

2.5.10

(havens en bedrijventerreinen)

Artikel

2.5.11

(geen bebouwing in de Waddenzee, tenzij)

Artikel

2.5.12

(bebouwing in het waddengebied)

Artikel

2.5.13

(installaties voor het winnen van diepe delfstoffen)

Artikel

2.5.14

(windturbines)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee maakt geen plaatsing van nieuwe windturbines mogelijk.

Artikel

2.5.15

(winnen van oppervlaktedelfstoffen, ontgrondingen en schelpenwinning)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is oppervlaktedelfstoffen te winnen met uitzondering van

  • a.

    het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen of ten behoeve van bij of krachtens dit besluit toegestane bebouwing in de Waddenzee, en

  • b.

    het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

Artikel

2.5.16

(jachthavens)

Artikel

2.5.17

(omgevingsvergunning voor bepaalde termijn)

Artikel

2.5.18

(relatie met regels kustfundament)

Artikel 2.3.4 is niet van toepassing wanneer toepassing van deze bepaling zou leiden tot strijdigheid met de regels die bij of krachtens deze titel zijn gesteld.

Titel

2.6

Defensie

Afdeling

2.6.1

Algemene regels militaire objecten en civiele inrichtingen voor activiteiten met explosieven

Artikel

2.6.1

(begripsomschrijvingen)

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2.6.2

(aanwijzing)

Artikel

2.6.3

(militaire terreinen)

Artikel

2.6.4

(militaire luchtvaartterreinen en beperkingen in de nabijheid daarvan in verband met geluid en veiligheid)

Artikel

2.6.5

(militaire munitieopslagplaats en aanwijzing veiligheidszones)

Artikel

2.6.6

(civiele inrichting voor explosieven en aanwijzing veiligheidszones)

Artikel

2.6.7

(bestemmingsplannen, afwijking van bestemmingsplannen en veiligheidszones)

Artikel

2.6.8

(zend- en ontvangstinstallaties en beperkingen in de nabijheid daarvan)

Artikel

2.6.9

(militaire radarstations, beperkingen rondom een radarstation en beoordeling gevolgen van bouwwerken)

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

2.6.10

(beperkingen in verband met militaire laagvliegroutes jacht- en transportvliegtuigen)

Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen worden geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken.

Titel

2.7

Hoofdwegen en hoofdspoorwegen

Gereserveerd

Titel

2.8

Elektriciteitsvoorziening

Gereserveerd

Titel

2.9

Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen

Gereserveerd

Titel

2.10

Ecologische hoofdstructuur

Gereserveerd

Titel

2.11

Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

Gereserveerd

Titel

2.12

IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Gereserveerd

Titel

2.13

Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

3

Overige bepalingen

Artikel

3.1

(termijn uitvoering algemene regels)

Voor zover dit besluit strekt tot aanpassing van een bestemmingsplan dat van kracht is, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit.

Artikel

3.2

(ontheffingsbevoegdheid)

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

3.3

(uitvoeringsregels)

Indien in dit besluit geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van dit besluit nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij ministeriële regeling.

Artikel

3.4

(samenloop)

Indien er sprake is van strijdigheid van het bepaalde bij of krachtens titel 2.3, 2.4 of 2.5 met het bepaalde bij of krachtens titel 2.6, geldt het bepaalde bij of krachtens titel 2.6.

Artikel

3.5

(tijdstip vaststelling provinciale verordeningen)

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

3.6

(inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

3.7

(citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlagen

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Bijlage / kaart 1 – Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Bijlage / kaart 2 – Kustfundament

Bijlage / kaart 3a – Grote rivieren

Bijlage / kaart 3b – gereserveerd

Bijlage / kaart 3c – gereserveerd

Bijlage / kaart 3d – gereserveerd

Bijlage / kaart 4 – Waddenzee en waddengebied

Bijlage / kaart 5 – gereserveerd

Bijlage / kaart 6 – gereserveerd

Bijlage / kaart 7 – gereserveerd

Bijlage / kaart 8 – gereserveerd

Bijlage / kaart 9 – Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Bijlage

1

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Bijlage

2

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart kustfundament

Bijlage

3a

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart grote rivieren

Bijlage

3b

gereserveerd

Bijlage

3c

gereserveerd

Bijlage

3d

gereserveerd

Bijlage

4

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart Waddenzee en waddengebied

Bijlage

5

gereserveerd

Bijlage

6

gereserveerd

Bijlage

7

gereserveerd

Bijlage

8

gereserveerd

Bijlage

9

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Bijlage

10

Vervallen