Besluit van 22 augustus 2011, houdende algemene regels ter bescherming van nationale ruimtelijke belangen (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening)

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 21 december 2009, nr. BJZ2009065777, Directie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
De Raad van State gehoord (advies van 22 april 2010, W08.090558/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 12 augustus 2011, nr. IENM/BSK-2011/107439, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

1.2

(buitentoepassingverklaring)

Dit besluit is niet van toepassing op:

Hoofdstuk

2

Nationale belangen

Titel

2.1

Rijksvaarwegen

Artikel

2.1.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.1.2

(bepaling vrijwaringszone)

Artikel

2.1.3

(veiligheid scheepvaart op vaarwegen)

Bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van een rijksvaarweg of op een vrijwaringszone en dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, wordt rekening gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

  • a.

    de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;

  • b.

    de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;

  • c.

    het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;

  • d.

    de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en

  • e.

    het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Titel

2.2

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Artikel

2.2.1

(aanwijzing en begrenzing landaanwinningsgebied)

Als landaanwinningsgebied wordt aangewezen het gebied in de Noordzee aansluitend op het op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit bestaande havengebied, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.2

(gebruik van grond)

Artikel

2.2.3

(aanwijzing en begrenzing duincompensatiegebied)

Als gebied voor de compensatie van de effecten van de landaanwinning op open droog duin worden de gronden aangewezen waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.4

(bestemmingen duincompensatiegebied)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van het gebied, bedoeld in artikel 2.2.3, bevat geen bestemmingen waardoor een belemmering kan ontstaan voor de aanleg of verdere ontwikkeling van 100 hectare duincompensatie voor de ontwikkeling van de landaanwinning.

Artikel

2.2.5

(aanwijzing en begrenzing bodembeschermingsgebied)

Als gebied voor de compensatie van het verlies aan zeenatuur als gevolg van de landaanwinning worden de gronden aangewezen binnen de Voordelta, waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand bij dit besluit en is verbeeld op kaart 1.

Artikel

2.2.6

(bestemmingen bodembeschermingsgebied)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen de begrenzing van het gebied, bedoeld in artikel 2.2.5, bevat geen bestemmingen waardoor een belemmering kan ontstaan voor de instelling en verdere ontwikkeling zeenatuur van 31.250 hectare zeenatuur als compensatie voor de aanleg en ontwikkeling van de landaanwinning.

Artikel

2.2.7

(aanwijzing en begrenzing natuur- en recreatiegebieden)

Artikel

2.2.8

(bestemmingen natuur- en recreatiegebieden)

Titel

2.3

Kustfundament

Artikel

2.3.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.3.2

(afwegingskader)

In een bestemmingsplan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een belemmering vormen voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee.

Artikel

2.3.3

(primaire waterkering)

Artikel

2.3.4

(algemene regels ter zake van gronden behorend tot een primaire waterkering met inbegrip van de beschermingszones)

Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of beschermingszones, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor:

  • a.

    de instandhouding of versterking van het zandige deel van het kustfundament, of

  • b.

    het onderhoud, de veiligheid of mogelijkheden voor versterking van de primaire waterkering.

Artikel

2.3.5

(bouwen in het kustfundament buiten stedelijk gebied)

Artikel

2.3.6

(afwijkende regels voor de Friese Waddeneilanden)

Bij verordening van de provincie Fryslân kunnen met inachtneming van artikel 2.3.4 en titel 2.5 voor de Friese Waddeneilanden andere regels worden gesteld ter zake van de onderwerpen geregeld in artikel 2.3.5, eerste lid.

Titel

2.4

Grote rivieren

Artikel

2.4.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.4.3

(rivierbed)

Artikel

2.4.4

(stroomvoerend deel rivierbed)

Onverminderd artikel 2.4.3 kan een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het stroomvoerend deel van het rivierbed ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan uitsluitend een wijziging mogelijk maken, voor zover daarbij een of meer van de volgende activiteiten worden mogelijk gemaakt:

  • a.

    de aanleg of wijziging van waterstaatkundige kunstwerken;

  • b.

    de verwezenlijking van voorzieningen voor een betere en veilige afwikkeling van de beroeps- of recreatievaart;

  • c.

    de bouw of wijziging van waterkrachtcentrales;

  • d.

    de vestiging of uitbreiding van overslagbedrijven of het realiseren van overslagfaciliteiten, uitsluitend voor zover de activiteit gekoppeld is aan het vervoer over de rivier;

  • e.

    de aanleg of wijziging van scheepswerven voor beroeps- of pleziervaartuigen en specifiek daaraan verbonden bedrijfsactiviteiten;

  • f.

    de verwezenlijking, verbetering of het beheer van natuurterreinen;

  • g.

    de uitbreiding of wijziging van bestaande steenfabrieken;

  • h.

    de verwezenlijking van voorzieningen die onlosmakelijk met de waterrecreatie of extensieve uiterwaardrecreatie zijn verbonden;

  • i.

    de winning van oppervlaktedelfstoffen;

  • j.

    de verwezenlijking van voorzieningen van groot openbaar belang die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;

  • k.

    activiteiten van een zwaarwegend bedrijfseconomisch belang voor bestaande grondgebonden agrarische bedrijven die niet buiten het rivierbed kunnen worden gerealiseerd;

  • l.

    een functieverandering binnen de bestaande bebouwing;

  • m.

    het behoud van bekende of te verwachten archeologische monumenten;

  • n.

    de verbetering van de waterkwaliteit;

  • o.

    de verwezenlijking van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het agrarisch, landschappelijk of daarmee vergelijkbaar beheer van het rivierbed;

  • p.

    het behoud of herstel van cultuurhistorische landschapselementen;

  • q.

    de verduurzaming van de energievoorziening van bestaande voorzieningen in het rivierbed;

  • r.

    de opwekking van zonne- of windenergie en die activiteit niet redelijkerwijs buiten het rivierbed kan worden gerealiseerd.

Artikel

2.4.5

(stroomvoerend deel rivierbed, niet riviergebonden activiteiten met per saldo meer ruimte voor de rivier)

Artikel

2.4.6

(aanwijzing en begrenzing gebiedsreserveringen voor de lange termijn)

Artikel

2.4.7

(geen grootschalige en kapitaalintensieve ontwikkelingen in bestemmingsplannen)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op reservering van een gebied voor de lange termijn bevat geen wijziging van de bestemming die ten opzichte van het daaraan voorafgaande bestemmingsplan kan leiden tot grootschalige of kapitaalintensieve ontwikkelingen die het treffen van rivierverruimende maatregelen kunnen belemmeren.

Titel

2.5

Waddenzee en waddengebied

Artikel

2.5.1

(begripsomschrijvingen)

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • jachthaven: haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het in hoofdzaak aanleggen of aangelegd houden van pleziervaartuigen;

  • nieuwe bebouwing: oprichten van bouwwerken, anders dan het vervangen van bouwwerken door bouwwerken van gelijke aard, omvang en karakter;

  • stedelijk gebied: bij bestemmingsplan toegelaten stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur, met uitzondering van lineaire bebouwing langs wegen, waterwegen of dijken;

  • vliegveld: terrein dat naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het doen opstijgen en landen van gemotoriseerde burgerluchtvaartuigen, met uitzondering van de daartoe behorende bouwwerken;

  • waddengebied: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, eerste lid;

  • Waddenzee: gebied als bedoeld in artikel 2.5.3, tweede lid.

Artikel

2.5.2

(landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten Waddenzee)

Artikel

2.5.3

(aanwijzing en begrenzing waddengebied en Waddenzee)

Artikel

2.5.4

(beoordeling)

Artikel

2.5.5

(«nee, tenzij»)

Artikel

2.5.6

(externe werking)

Op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het waddengebied, dat nieuw gebruik of nieuwe bebouwing dan wel een wijziging van bestaand gebruik of bestaande bebouwing mogelijk maakt en daardoor afzonderlijk of in combinatie met ander gebruik of andere bebouwing significante gevolgen kan hebben voor de landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten, bedoeld in artikel 2.5.2, zijn de artikelen 2.5.4 en 2.5.5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel

2.5.7

(geen inpoldering)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is die gronden in te polderen, te bedijken of in te dijken.

Artikel

2.5.8

(aanlegverbod vliegvelden)

Artikel

2.5.9

(booreilanden)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is booreilanden en andere offshore-installaties te parkeren.

Artikel

2.5.10

(havens en bedrijventerreinen)

Artikel

2.5.11

(geen bebouwing in de Waddenzee, tenzij)

Artikel

2.5.12

(bebouwing in het waddengebied)

Artikel

2.5.13

(installaties voor het winnen van diepe delfstoffen)

Artikel

2.5.14

(windturbines)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee maakt geen plaatsing van nieuwe windturbines mogelijk.

Artikel

2.5.15

(winnen van oppervlaktedelfstoffen, ontgrondingen en schelpenwinning)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de Waddenzee regelt voor de aan die gronden te geven bestemming dat het verboden is oppervlaktedelfstoffen te winnen met uitzondering van

  • a.

    het winnen van zand ten behoeve van het regulier onderhoud van vaargeulen of ten behoeve van bij of krachtens dit besluit toegestane bebouwing in de Waddenzee, en

  • b.

    het winnen van schelpen beneden het peil van NAP –5 meter.

Artikel

2.5.16

(jachthavens)

Artikel

2.5.17

(omgevingsvergunning voor bepaalde termijn)

In afwijking van artikel 1.1, vijfde lid, kan voor een geval als bedoeld in artikel 4, onderdeel 11, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht met een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht worden afgeweken:

  • a.

    van een bestemmingsplan als bedoeld in de artikelen 2.5.7 tot en met 2.5.16 ten behoeve van tijdelijke bebouwing voor wetenschappelijk onderzoek en monitoring;

  • b.

    van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.5.15 ten behoeve van een incidentele verdere verdieping van een hoofdvaargeul.

Artikel

2.5.18

(relatie met regels kustfundament)

Artikel 2.3.4 is niet van toepassing wanneer toepassing van deze bepaling zou leiden tot strijdigheid met de regels die bij of krachtens deze titel zijn gesteld.

Titel

2.6

Defensie

Afdeling

2.6.1

Algemene regels militaire objecten en civiele inrichtingen voor activiteiten met explosieven

Artikel

2.6.1

(begripsomschrijvingen)

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel

2.6.2

(aanwijzing)

Artikel

2.6.3

(militaire terreinen)

Artikel

2.6.4

(militaire luchtvaartterreinen en beperkingen in de nabijheid daarvan in verband met geluid en veiligheid)

Artikel

2.6.5

(militaire munitieopslagplaats en aanwijzing veiligheidszones)

Artikel

2.6.6

(civiele inrichting voor explosieven en aanwijzing veiligheidszones)

Artikel

2.6.7

(bestemmingsplannen, afwijking van bestemmingsplannen en veiligheidszones)

Artikel

2.6.8

(zend- en ontvangstinstallaties en beperkingen in de nabijheid daarvan)

Artikel

2.6.9

(radarstations, beperkingen rondom een radarstation en beoordeling gevolgen van bouwwerken)

Artikel

2.6.10

(beperkingen in verband met militaire laagvliegroutes jacht- en transportvliegtuigen)

Bij de eerstvolgende herziening van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een laagvliegroute voor jacht- en transportvliegtuigen worden geen bestemmingen opgenomen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken.

Titel

2.7

Hoofdwegen en landelijke spoorwegen

Artikel

2.7.2

(aanwijzing reserveringsgebieden verbreding bestaande hoofdwegen)

Artikel

2.7.3

(aanwijzing reserveringsgebieden nieuwe infrastructuur)

Artikel

2.7.4

(aanwijzing belemmerende activiteiten)

Titel

2.8

Elektriciteitsvoorziening

Artikel

2.8.1

(begripsomschrijvingen)

In deze afdeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • grootschalige elektriciteitsopwekking: elektriciteitsproductie met een of meer elektriciteitsproductie-installaties met een gezamenlijk vermogen van ten minste 500 MW en de daarmee verbonden werken en infrastructuur, uitgezonderd elektriciteitsproductie-installaties die elektriciteit opwekken door splijting of versmelting van atoomkernen en uitgezonderd elektriciteitsproductie-installaties die elektriciteit opwekken door middel van windenergie;

  • hoogspanningsnet: net met een spanning van ten minste 220 kV en de daarin aanwezige schakel- en transformatorstations en andere hulpmiddelen;

  • hoogspanningsverbinding: verbinding met een spanning van ten minste 220 kV en de daarmee verbonden schakel- en transformatorstations en andere hulpmiddelen;

  • kernenergiecentrale: elektriciteitsproductie-eenheid waar elektriciteit wordt opgewekt met behulp van splijting of versmelting van atoomkernen.

Artikel

2.8.2

(aanwijzing vestigingsplaatsen grootschalige elektriciteitsopwekking)

Artikel

2.8.3

(waarborging vestigingsplaats grootschalige elektriciteitsopwekking)

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een vestigingsplaats als bedoeld in artikel 2.8.2, eerste lid:

  • a.

    laat grootschalige elektriciteitsopwekking toe;

  • b.

    voorziet in de fysieke ruimte daartoe, en

  • c.

    bevat geen hoogtebeperkingen voor installaties voor grootschalige elektriciteitsopwekking.

Artikel

2.8.4

(aanwijzing vestigingsplaatsen kernenergiecentrale)

Artikel

2.8.5

(waarborging vestigingsplaats kernenergiecentrale)

Artikel

2.8.6

(aanwijzing hoogspanningsverbindingen)

Artikel

2.8.7

(bestemming hoogspanningsverbinding)

Titel

2.9

Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen

Artikel

2.9.1

(begripsomschrijvingen)

In deze titel en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • buisleiding van nationaal belang: leiding die deel uitmaakt van een landelijk hoofdnetwerk van leidingen, niet zijnde een leiding voor het vervoer van stoffen in verband met het opsporen of winnen van delfstoffen, en die is bestemd of wordt gebruikt voor het vervoer van:

  • buisleidingenstrook: strook die dient voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang;

  • landelijk hoofdnetwerk van leidingen: provinciegrensoverschrijdend netwerk van leidingen dat is bestemd of wordt gebruikt voor vervoer over lange afstand;

  • voorkeurstracé: tracé als bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid.

Artikel

2.9.2

(aanwijzing voorkeurstracés)

Artikel

2.9.3

(nadere uitwerking voorkeurstracé)

De gemeenteraad kan het voorkeurstracé in een bestemmingsplan nader uitwerken, op een wijze dat het tracé voor de buisleidingenstrook:

  • a.

    gelegen blijft binnen het zoekgebied, bedoeld in artikel 2.9.2, eerste lid;

  • b.

    aansluit op het voorkeurstracé onderscheidenlijk het tracé voor een buisleidingenstrook in de naastliggende gemeenten;

  • c.

    een breedte heeft die gelijk is aan de breedte die het voorkeurstracé over het grootste deel van dat tracé heeft.

Artikel

2.9.4

(belemmerende activiteiten)

Artikel

2.9.5

(aanleg buisleiding van nationaal belang)

Titel

2.10

Natuurnetwerk Nederland

Artikel

2.10.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.10.2

(begrenzing)

Artikel

2.10.3

(wezenlijke kenmerken en waarden)

Artikel

2.10.4

(beschermingsregime)

Artikel

2.10.5

(wijziging van begrenzing)

De begrenzing, bedoeld in artikel 2.10.2, eerste lid, kan bij provinciale verordening worden gewijzigd:

  • a.

    ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van het natuurnetwerk Nederland, voor zover:

    • 1°.

      de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland worden behouden, en

    • 2°.

      de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft;

  • b.

    ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:

    • 1°.

      de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van het natuurnetwerk Nederland beperkt is,

    • 2°.

      de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland, of een vergroting van de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland, en

    • 3°.

      de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft;

  • c.

    ten behoeve van de toepassing van de krachtens artikel 2.10.4, eerste lid, gestelde regels.

Titel

2.11

Primaire waterkeringen buiten het kustfundament

Artikel

2.11.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.11.2

(hoofdbestemming primaire waterkering en aanduiding beschermingszone)

Artikel

2.11.3

(regels primaire waterkering en gronden in de beschermingszone)

Met betrekking tot gronden waarop een primaire waterkering ligt of die de functie van primaire waterkering hebben, of een beschermingszone, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het ten tijde van inwerkingtreding van deze titel geldende bestemmingsplan, voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de instandhouding of de versterking van de primaire waterkering.

Titel

2.12

IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte)

Artikel

2.12.1

(begripsomschrijvingen)

Artikel

2.12.2

(geen nieuwe bebouwing en landaanwinning in bestemmingsplan)

Titel

2.13

Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Artikel

2.13.1

(algemeen)

Artikel

2.13.2

(begrenzing)

Artikel

2.13.3

(kernkwaliteiten)

In bijlage 8 zijn voor ieder erfgoed van uitzonderlijke universele waarde de kernkwaliteiten in hoofdlijnen beschreven.

Artikel

2.13.4

(provinciale verordening)

Titel

2.14

Ruimtereservering parallelle Kaagbaan

Artikel

2.14.1

(reserveringsgebied parallelle Kaagbaan)

Hoofdstuk

3

Overige bepalingen

Artikel

3.1

(termijn uitvoering algemene regels)

Voor zover een bepaling in dit besluit verplicht tot aanpassing van een geldend bestemmingsplan, stelt de gemeenteraad uiterlijk binnen drie jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van de desbetreffende bepaling een bestemmingsplan vast met inachtneming van dit besluit, tenzij in dit besluit een andere termijn is bepaald.

Artikel

3.2

(ontheffingsbevoegdheid)

Artikel

3.3

(uitvoeringsregels)

Indien in dit besluit geregelde onderwerpen in het belang van een goede uitvoering van dit besluit nadere regeling behoeven, kan deze geschieden bij ministeriële regeling.

Artikel

3.4

(samenloop)

Indien er sprake is van strijdigheid van het bepaalde bij of krachtens titel 2.3, 2.4 of 2.5 met het bepaalde bij of krachtens titel 2.6, geldt het bepaalde bij of krachtens titel 2.6.

Artikel

3.5

(tijdstip vaststelling provinciale verordeningen)

Provinciale staten stellen een verordening als bedoeld in artikel 2.3.6 vast uiterlijk negen maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van dat artikel.

Artikel

3.6

(inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

3.7

(citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit algemene regels ruimtelijke ordening.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Bijlagen

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Bijlage 1 – Kaart Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Bijlage 2 – Kaart kustfundament

Bijlage 3 – Kaarten grote rivieren

Bijlage 4 – Kaart Waddenzee en waddengebied

Bijlage 5 – Kaarten elektriciteitsvoorziening

Bijlage 6 – Kaart IJsselmeergebied

Bijlage 7 – Kaart erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Bijlage 8 – Kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Bijlage 9 – Kaart reserveringsgebied parallelle Kaagbaan

Bijlage

1

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart Project Mainportontwikkeling Rotterdam

Bijlage

2

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart kustfundament

Bijlage

3

Bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart grote rivieren

Detailkaart grote rivieren noord

Detailkaart grote rivieren zuid

Detailkaart grote rivieren west

Bijlage

4

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart Waddenzee en waddengebied

Bijlage

5

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

kaart hoogspanningsverbindingen

Bijlage

5.1

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Eemshaven

Bijlage

5.2

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Burgum

Bijlage

5.3

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Harculo

Bijlage

5.4

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Nijmegen

Bijlage

5.5

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Utrecht

Bijlage

5.6

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Flevo

Bijlage

5.7

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Velsen

Bijlage

5.8

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Hemweg

Bijlage

5.9

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Diemen

Bijlage

5.10

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Maasvlakte I

Bijlage

5.11

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Vervallen

Bijlage

5.12

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Borssele/Vlissingen

Bijlage

5.13

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Amer Geertruidenberg

Bijlage

5.14

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Buggenum

Bijlage

5.15

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Maasbracht

Bijlage

5.16

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Moerdijk

Bijlage

5.17

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Geleen

Bijlage

5.18

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Delfzijl

Bijlage

5.19

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Amsterdams Havengebied/Noordzeekanaal

Bijlage

5.20

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Maasvlakte II

Bijlage

5.21

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Rijnmond/Rotterdams Havengebied

Bijlage

5.22

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor grootschalige elektriciteitsopwekking – Terneuzen/Sas van Gent

Bijlage

5.23

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor kernenergie – Borssele/Vlissingen

Bijlage

5.24

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor kernenergie – Eemshaven

Bijlage

5.25

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart vestigingsplaats voor kernenergie – Maasvlakte I

Bijlage

6

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart IJsselmeergebied

Bijlage

7

bij Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kaart erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde

Bijlage

8

kernkwaliteiten van de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (artikel 2.13.3)

Nieuwe Hollandse Waterlinie

1. Het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militairverdedigingssysteem, bestaande uit:

– inundatiegebieden;

– zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten betonnen mitrailleurkazematten en groepsschuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;

– voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;

– waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers, en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;

– overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;

– de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;

– de historische vestingstructuur van de vestingsteden Muiden, Weesp, Naarden, Nieuwersluis, Gorinchem en Woudrichem;

2. Grote openheid;

3. Groen en overwegend rustig karakter.

Romeinse Limes

De unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

– forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;

– militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;

– scheepswrakken.

Werelderfgoed De Beemster

1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, vroeg zeventiende-eeuwse (landschaps)architectonische geheel van de droogmakerij De Beemster, bestaande uit:

– het vierkante gridpatroon van wegen en waterlopen en rechthoekige percelen;

– de ringdijk en ringvaart (continuïteit en eenheid in vormgeving);

– het centraal gelegen dorp (Middenbeemster) op een assenkruis van wegen;

– bebouwing langs de wegen;

– de relatief hooggelegen wegen met laanbeplanting;

– de monumentale en typerende (stolp)boerderijen en restanten van buitens;

– de oude negentiende-eeuwse gemalen en molengangen;

– de structuur en het karakter van het (beschermde) dorpsgezicht van Middenbeemster;

2. Grote openheid;

3. Voor zover het werelderfgoed De Beemster samenvalt met het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, zijn de uitgewerkte universele waarden van het werelderfgoed De Stelling van Amsterdam tevens van toepassing op het werelderfgoed De Beemster.

Werelderfgoed De Stelling van Amsterdam

1. Het unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven, laatnegentiende-eeuwse en vroegtwintigste-eeuwse hydrologische en militair-landschappelijke geheel, bestaande uit:

– een doorgaand stelsel van liniedijken in een grote ring om Amsterdam;

– sluizen en voor- en achterkanalen;

– de forten, liggend op regelmatige afstand, voornamelijk langs dijken;

– inundatiegebieden;

– voormalige schootsvelden (visueel open) en verboden kringen (merendeels onbebouwd gebied);

– de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;

2. Relatief grote openheid;

3. Groene en relatief stille ring rond Amsterdam.

Bijlage

9

bij het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Ruimtereservering parallelle Kaagbaan