Artikel
1
Begripsbepalingen
1
In deze regeling wordt verstaan onder:
-
a.
administratieve organisatie: het geheel van organisatorische maatregelen binnen een organisatie, inclusief het stelsel van maatregelen van interne beheersing, dat betrekking heeft op een goede werking van het kasbeheer, de financieel-administratieve systemen en op de recht- en doelmatigheid van het kasbeheer inclusief de verantwoording die hierover moet worden afgelegd;
-
b.
betaalwijze: een methode om schulden te vereffenen;
-
c.
betalingsordonnateur: de functionaris die vaststelt dat er een betalingsverplichting is en daarna opdracht geeft aan de kasbeheerder om tot betaling over te gaan;
-
d.
controletechnische functiescheiding: het zodanig scheiden van de functies bewaren, beschikken, betalen, innen, registreren en controleren, dat met de uitvoering daarvan functionarissen worden belast die in beginsel hiërarchisch onder het directe gezag staan van verschillende leidinggevenden;
-
e.
interne beheersing: het systeem dat het management in staat stelt om de risico’s, die het behalen van de doelstellingen van de organisatie bedreigen, te identificeren, te prioriteren, te analyseren en te beheersen;
-
f.
kasbeheerder: de functionaris die de betalingen verricht en de ontvangsten int, waartoe de ordonnateur opdracht heeft gegeven;
-
g.
kassen: contant geld en tegoeden op bankrekeningen;
-
h.
kassier: de functionaris die onder verantwoordelijkheid van de kasbeheerder contante betalingen verricht contante ontvangsten int of geldswaardige papieren beheert;
-
i.
de ministers: de betrokken ministers, ieder voor zover het hem aangaat;
-
j.
vorderingenordonnateur: de functionaris die vaststelt dat er een recht op een vordering is ontstaan en daarna de vordering invorderbaar stelt door het versturen van bijvoorbeeld een factuur of een heffingsaanslag.
2
Tot het kasbeheer worden in elk geval de volgende beheershandelingen gerekend:
-
a.
het bewaren van geld en geldswaardige papieren;
-
b.
het betaalbaar stellen van aangegane financiële verplichtingen;
-
c.
het verrichten van geldelijke betalingen;
-
d.
het invorderbaar stellen van vorderingen;
-
e.
het innen van geldelijke ontvangsten;
-
f.
het opnemen en storten van contant geld;
-
g.
het elektronisch opladen en afwaarderen van contantgeldkaarten;
-
h.
het in ontvangst nemen en het afgeven van geldswaardige papieren;
-
i.
het administreren van de beheershandelingen, genoemd onder a tot en met h.