Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 16 november 2011, nr. DL/345940, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan scholen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, het (voortgezet) speciaal onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs voor het experimenteren met enkele varianten van prestatiebeloning in de schoolorganisatie en voor het meten van de effecten van deze prestatiebeloning op de verbetering van de onderwijskwaliteit (Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs)

Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving, de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

  • b.

    po: het basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs,

  • c.

    vo: het voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs,

  • d.

    mbo: het middelbaar beroepsonderwijs als bedoeld in de Wet Educatie Beroepsonderwijs,

  • e.

    (v)so: het (voortgezet) speciaal onderwijs zoals bedoeld in de Wet op de expertisecentra,

  • f.

    school: een uit ’s Rijks kas bekostigde basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een uit ’s Rijks kas bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs en een uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 onder b van de Wet educatie beroepsonderwijs, een instituut als bedoeld in artikel 12.3.8, dan wel een hogeschool als bedoeld in artikel 12.3.9 van de WEB dan wel door rechtsopvolgers,

  • g.

    bevoegd gezag: het bevoegd gezag van een school of instelling, als bedoeld in artikel 1 van de WPO, Artikel 1 van de WEC dan wel artikel 1 van de WVO, van een school of het bevoegd gezag, als bedoeld in artikel 1.1. onderdeel w van de WEB, van een instelling,

  • h.

    CAOP: Centrum Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel;

  • i.

    onderzoeker prestatiebeloning: onderzoeker die een experiment begeleidt door het wetenschappelijk onderzoeksdesign aan te reiken, de effectmeting uit te voeren en het eindrapport op te stellen;

  • j.

    Wetenschappelijke Begeleidingscommissie: de commissie bedoeld in artikel 15,

  • k.

    prestatiebeloning: de extra beloning die afhankelijk wordt gemaakt van de mate waarin een prestatie wordt geleverd;

  • l.

    effectmeting: het onderzoek naar de effecten van de prestatiebeloning op de kwaliteit van het onderwijs;

  • m.

    experimentgroep: het deel van het personeel binnen de scholen van het aanvragende bevoegd gezag dat gedurende de experimenten de prestatieafhankelijke beloning kan ontvangen en de effectmeting ondergaat;

  • n.

    controlegroep: dat deel van het personeel binnen de scholen van het aanvragende bevoegd gezag dat gedurende de experimenten de prestatieafhankelijke beloning niet kan ontvangen en de effectmeting ondergaat identiek aan de effectmeting van de experimentgroep;

  • o.

    experimenteerjaar: betreft een schooljaar. Dit loopt van 1 augustus tot en met 31 juli;

  • p.

    experimentvariant: de variant van prestatiebeloning waar gedurende de experimenteerperiode door een of meerdere bevoegde gezagsorganen mee wordt geëxperimenteerd;

  • q.

    projectplan: het plan voor de uitvoering van een experiment prestatiebeloning dat een bevoegd gezag samen met een onderzoeker prestatiebeloning opstelt en dat de basis vormt van de subsidieaanvraag.

Artikel

2

Te subsidiëren activiteiten

Artikel

3

Subsidieaanvrager

Subsidie kan aangevraagd worden door het bevoegd gezag.

Artikel

4

Besteding subsidie

De activiteiten uit het projectplan moeten uiterlijk zijn uitgevoerd op 31 december 2015. Het eventueel niet aangewende deel van de subsidie kan, mits de activiteiten volledig zijn uitgevoerd, worden besteed aan andere activiteiten van de school waarvoor bekostiging wordt verstrekt.De wetenschappelijke begeleidingscommissie beoordeelt op basis van de voortgangsrapportage of de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en adviseert de Minister.

Hoofdstuk

2

Subsidieaanvraag

Artikel

5

Subsidieaanvraag

Artikel

6

Tussentijdse projectbewaking

Artikel

7

Subsidieplafonds

Artikel

8

Maximum subsidiebedrag per aanvrager

Artikel

9

Experimenteervarianten en ontwerpeisen

Artikel

10

Subsidiabele kostensoorten

Hoofdstuk

3

Subsidieverlening

Artikel

11

Advies voorafgaand aan subsidieverlening

De minister beslist over subsidieverlening op basis van het advies van de Wetenschappelijke Begeleidingscommissie.

Artikel

12

Voorschriften bij subsidieverlening

Aan de verlening van de subsidie als bedoeld in artikel 2 kunnen aanvullende verplichtingen worden verbonden die noodzakelijk zijn ter waarborging van een juiste uitvoering van het experiment, dan wel voor het behoud van een goed inzicht in de voortgang van het experiment.

Artikel

13

Tijdvak subsidieverlening

Subsidie voor de uitvoering van een experiment als bedoeld in artikel 2 wordt verleend tot uiterlijk 31 december 2015.

Artikel

14

Besluitvorming door de minister

Hoofdstuk

4

Begeleiding Experimenten Prestatiebeloning

Artikel

15

Wetenschappelijke Begeleidingscommissie

De Minister stelt een Wetenschappelijke Begeleidingscommissie in die de algehele wetenschappelijke kwaliteit van de experimenten bewaakt. De instelling van de commissie wordt in een afzonderlijk instellingbeschikking geregeld en openbaar gemaakt.

Hoofdstuk

5

Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel

16

Administratievoorschriften

Artikel

17

Informatieplicht

Hoofdstuk

6

Subsidievaststelling

Artikel

18

Verantwoording en controle

Artikel

19

Lagere vaststelling subsidie

Onverminderd artikel 4:46 van de Algemene wet bestuursrecht kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:

  • de aanvrager onjuiste, niet tijdige of voor de beoordeling van de verantwoording onvolledige gegevens heeft verstrekt;

  • de activiteiten niet zijn gestart, aanzienlijk zijn vertraagd of voortijdig worden beëindigd;

  • de subsidieontvanger heeft gehandeld in strijd met de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • de ontvanger in strijd heeft gehandeld met het doel van de subsidie.

Hoofdstuk

7

Bevoorschotting

Artikel

20

Bevoorschotting

Hoofdstuk

8

Slotbepalingen

Artikel

21

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt per 1 januari 2016.

Artikel

22

Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling experimenten prestatiebeloning onderwijs.

Deze regeling wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,H.Zijlstra

Bijlage

1

Experimenteervarianten en ontwerpeisen

Twee varianten prestatiebeloning

De experimenten richten zich op twee hoofdvarianten van prestatiebeloning:

  • o

    bij individuele prestatiebeloning wordt aan de hand van de prestatie die de individuele leraar levert, een individuele leraar al of niet met een prestatiebeloning beloond.

  • o

    bij teambeloning wordt aan de hand van de prestatie die het gehele team levert, een individuele leraar of een team van leraren al of niet met een prestatiebeloning beloond.

Eisen aan het ontwerp van de experimenten

De wetenschappelijke begeleidingscommissie zal bij de beoordeling van de projectplannen kijken naar de volgende ontwerpeisen aan de experimenten:

  • o

    Binnen de groep door de aanvrager aangemelde leraren wordt op basis van toeval door de onderzoekers de controlegroep en de experimentgroep toegewezen. De leraren die deel uitmaken van de experimentgroep maken kans op de prestatiebeloning. De omvang van de beide groepen dient beargumenteerd te worden.

  • o

    In het projectplan wordt duidelijk:

    • op welke wijze de (random) toewijzing van controlegroep en experimentgroep plaatsvindt;

    • op welke wijze het experiment de betrouwbaarheid en validiteit van de effectmeting waarborgt (onder meer door een inschatting te maken van de statistische kracht - “massa maken”);

    • op welke wijze binnen het experiment omgegaan of gecontroleerd wordt voor zelfselectie. Als er sprake is van vrijwillige deelname van scholen/ leraren- (teams) binnen een schoolbestuur aan het experiment kan er sprake zijn van zelfselectie en dienen de effecten van prestatiebeloning in dat licht beoordeeld te worden;

    • hoe de kennis uit de literatuur over prestatiebeloning is meegenomen in de te onderzoeken variant van prestatiebeloning;

    • op welke wijze de kans op en omvang van de prestatiebeloning is vastgesteld;

    • hoe naast de kwantitatieve effecten ook een verklarend onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een kwalitatieve voor- en nameting;

    • hoe de aanvrager. indien van toepassing omgaat met de aanwezigheid van leraren van zowel experiment- als controlegroep binnen één school en/of team;

    • of, en zo ja hoelang deelnemende scholen, leraren en leerlingen na afloop van de experimenten worden gevolgd;

    • welke data en gegevens de deelnemende scholen zullen moeten opleveren teneinde een wetenschappelijke analyse mogelijk te maken;

    • Uit het projectplan wordt duidelijk dat het experiment zich openstelt voor wetenschappelijk debat (het experiment maakt onderdeel van een publicatie, data wordt beschikbaar gesteld voor eventuele replicatie, etc.). De verzamelde data zullen na afloop van het experiment door de onderzoeker(s) (geanonimiseerd) ter beschikking gesteld moeten worden voor nadere analyse of ander onderzoek.

  • o

    In het projectplan kan ingezet worden op een prestatiebeloning van de experimentgroep en een beperkte beloning (niet afhankelijk van de prestatie) van een controlegroep. De verwachte invloed hiervan op de gevonden verschillen in de effectmeting dienen te worden beschreven. De keuze voor deze experimentvorm heeft geen gevolgen voor het maximum aan te vragen subsidiebedrag.

  • o

    Het is gedurende het experiment niet toegestaan om de controlegroep voor eigen rekening een additionele beloning te geven. Dit zou het experiment te zeer verstoren. Ook dient voorzichtig omgegaan te worden met tussentijdse beleidswijzigingen gericht op de experiment- of controlegroep.

Eisen ten aanzien van de prestatie-indicatoren

  • o

    De metingen van de prestaties en de daaropvolgende beloning vinden gedurende de experimenten jaarlijks plaats.

  • o

    De indicatoren dienen relevant voor het onderwijsproces, beïnvloedbaar en niet manipuleerbaar door leraren te zijn.

  • o

    In alle experimenten zijn leerling-prestaties een van de prestatie-indicatoren.

  • o

    Daarnaast kiest iedere aanvrager een of meerdere aanvullende prestatie-indicatoren. Hierbij kan gedacht worden aan prestatie-indicatoren als:

    • mate van opbrengstgericht werken

    • mate van omgaan met verschillen

    • verwijzing naar het speciaal onderwijs

    • tevredenheid leerlingen

    • tevredenheid vervolgonderwijs of afnemend bedrijfsleven (mbo)

    • beoordeling schoolleider

    • beoordeling collega’s

    • percentage voortijdig schoolverlaten

    • op- en afstroompercentages

  • o

    Als het gaat om leerling-prestaties wordt altijd in termen van leerwinst gesproken. De mate van geboekte leerwinst is kortom de gehanteerde maatstaf bij leerling-prestaties. De aanvrager wordt gevraagd de operationalisering van deze maatstaf te onderbouwen.

  • o

    De aanvrager is vrij om de prestatie in relatieve (grootste procentuele verbetering) of absolute (voldoen aan vooraf gedefinieerde norm) vast te stellen. Bij de absolute prestatienorm zal extra aandacht zijn voor de onderbouwing van de ingeschatte kans op de beloning en de voorgestelde omvang. Daarnaast is de aanvrager vrij de beloning afhankelijk te maken van een vooraf gesteld doel (gemeten in absolute dan wel relatieve zin) of een competitie maken (waarbij de docenten met de grootste winst (absoluut of in procenten) de beloning krijgen. Dit heeft geen gevolgen voor het maximum aan te vragen subsidiebedrag.

  • o

    In het projectplan wordt duidelijk welke meetinstrumenten voor de meting van de prestatie-indicatoren worden ingezet en hoe wordt gewerkt aan standaardisatie.

  • o

    Om de onderlinge vergelijkbaarheid van experimenten te kunnen waarborgen zal bij de effectmeting van de prestatiebeloning gebruik gemaakt worden van een gestandaardiseerde toets. Deze zal ter beschikking worden gesteld aan het deelnemende bevoegd gezag.

Eisen ten aanzien van de beloning

  • o

    De beloning moet substantieel zijn en aantrekkelijk voor de leraren.

  • o

    In deze experimenten met prestatiebeloning wordt er vanuit gegaan dat de beloning in ieder geval financieel van aard is, maar het bevoegd gezag kan daar bovenop natuurlijk ook andere beloningsvormen toepassen voor zover ze vooraf in het projectplan beschreven staan.

  • o

    In het projectplan wordt duidelijk gemaakt op welke wijze de zeggenschap over besteding van de prestatiebeloning door de beloonde leraren wordt geregeld. Dit geldt zowel bij individuele prestatiebeloning als bij teambeloning.