Wet van 9 februari 2012 tot het geven aan gemeenten van de verantwoordelijkheid voor schuldhulpverlening (Wet gemeentelijke schuldhulpverlening)

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is gemeenten een wettelijke taak te geven met betrekking tot schuldhulpverlening;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Begripsbepalingen

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • cliënt: persoon aan wie op grond van deze wet schuldhulpverlening wordt gegeven;

  • college: college van burgemeester en wethouders;

  • inwoner: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen is ingeschreven;

  • Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

  • schuldhulpverlening: het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing gericht op de aflossing van schulden indien redelijkerwijs is te voorzien dat een natuurlijke persoon niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of indien hij in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, alsmede de nazorg.

Artikel

2

Plan

Artikel

3

Verantwoordelijkheid college

Artikel

3a

Uitvoering van deze wet en mandatering

Het college kan de uitvoering van deze wet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de inwoner en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijn omstandigheden, door derden laten verrichten. Het college kan bedoelde vaststelling en beoordeling mandateren aan een organisatie of instelling, die zich blijkens haar doelstelling of werkzaamheden richt op schuldhulpverlening.

Artikel

4

Wacht- en doorlooptijd

Artikel

4a

Beschikking tot schuldhulpverlening dan wel de afwijzing of beëindiging ervan

Artikel

5

Moratorium

Artikel

6

Inlichtingenplicht

De cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op de op hem van toepassing zijnde schuldhulpverlening of voor de uitvoering van deze wet, voor zover gegevens over deze feiten en omstandigheden niet door het college kunnen worden verkregen.

Artikel

7

Medewerkingsplicht

Artikel

8

Gegevensuitwisseling

Artikel

8a

Verwerking persoonsgegevens schuldhulpverlening

Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over gezondheid als bedoeld in artikel 4, onderdeel 15, van de Algemene verordening gegevensbescherming en persoonsgegevens van strafrechtelijke aard voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a.

Artikel

8b

Verwerking persoonsgegevens wanneer college uit eigen beweging een gesprek aanbiedt

Artikel

8d

Gebruik gegevens sociaal domein

Het college is bevoegd persoonsgegevens van de inwoner, die het college heeft verkregen voor de uitvoering van de taken die bij of krachtens de Jeugdwet, de Participatiewet of de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 aan het college zijn opgedragen, ook te verwerken als dat noodzakelijk is voor de uitvoering van deze wet.

Artikel

9

Informatievoorziening

Artikel

10

Tijdelijke regeling

Artikel

12

Evaluatie

Onze Minister zendt binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

13

Inwerkingtreding

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

14

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom
De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten