Wet van 2 oktober 2013, houdende regels met betrekking tot het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer (Wet gebruik Friese taal)

Wet gebruik Friese taal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in een taalwet de positie van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer te verankeren en de gelijke rechten van de Nederlandse taal en de Friese taal binnen de provincie Fryslân te waarborgen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel

2

De officiële talen in de provincie Fryslân zijn het Nederlands en het Fries.

Artikel

2a

Gelet op de gezamenlijke verantwoordelijkheid en zorgplicht voor de Friese taal en cultuur maken het Rijk en de provincie Fryslân periodiek bestuursafspraken ter uitwerking van de verantwoordelijkheid inzake de Friese taal en cultuur. Vanwege de internationale verdragsafspraken op dit terrein kunnen de bestuursafspraken ook voor de Friese taal en cultuur relevante beleidsterreinen omvatten die liggen buiten het gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer en in het rechtsverkeer.

Hoofdstuk

2

Gebruik van de Friese taal in het bestuurlijk verkeer

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Hoofdstuk

3

Gebruik van de Friese taal in het rechtsverkeer

Artikel

10

Artikel

11

Een persoon die in de provincie Fryslân woont, feitelijk verblijf houdt of zetel heeft en die ter terechtzitting bij de rechtbank Noord-Nederland of het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van ambtswege het woord voert dan wel verplicht is zich aan een verhoor te onderwerpen of bevoegd is het woord te voeren, is bevoegd zich te bedienen van de Friese taal.

Artikel

12

Artikel

13

Indien een verdachte of getuige zich ter terechtzitting in een strafzaak buiten de gevallen bedoeld in artikel 11 wil bedienen van de Friese taal en aannemelijk maakt dat hij zich in het Nederlands onvoldoende kan uitdrukken, bepaalt de rechter die de leiding van de zitting heeft, indien hij zulks wenselijk acht, dat bijstand wordt verleend door een tolk. Artikel 276 van het Wetboek van Strafvordering is van toepassing.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

Hoofdstuk

4

Instelling Orgaan voor de Friese taal

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Het Orgaan voert de in artikel 19 genoemde taken uit op basis van een tweejaarlijks werkprogramma, dat na overleg met Onze Minister wordt opgesteld.

Artikel

23

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van het Orgaan geschiedt met inachtneming van de beheersregels en het bepaalde bij en krachtens de Archiefwet 1995 . De bescheiden worden na het beëindigen van de werkzaamheden overgedragen aan het archief van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Hoofdstuk

5

Opneming van de Friese formuleringen inzake eed en belofte in overige wetgeving

Artikel

24

Wijzigt de Advocatenwet.

Artikel

25

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 1.

Artikel

26

Wijzigt de Gerechtsdeurwaarderswet.

Artikel

27

Wijzigt de Wet beëdigde tolken en vertalers.

Artikel

28

Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel

29

Wijzigt de Wet op het notarisambt.

Artikel

30

Wijzigt de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

31

Onze Minister draagt zorg voor een vertaling in de Friese taal van deze wet en van de krachtens deze wet vastgestelde regelingen en doet daarvan mededeling door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel

33

Wijzigt deze wet.

Artikel

34

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

35

Deze wet wordt aangehaald als: Wet gebruik Friese taal.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.H. Plasterk
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten