Wet van 22 januari 2014, houdende regels omtrent de uitvoering van Europese verordeningen inzake financiële bijdragen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (Uitvoeringswet EFRO)

Uitvoeringswet EFRO

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen in verband met de uitvoering van verordeningen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b.

    EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling;

  • c.

    EFRO-verordening: verordening van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie betreffende het EFRO op grond van artikel 175, 177 of artikel 178 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede een verordening of een besluit van de Europese Commissie ter uitvoering van een dergelijke verordening;

  • d.

    programma: programma opgesteld in het kader van de uitvoering van een EFRO-verordening dat de ontwikkelingsstrategie en invulling in een bepaald gebied of voor een specifieke sector omvat;

  • e.

    grensoverschrijdend programma: programma dat betrekking heeft op een gebied dat deels buiten Nederland valt;

  • f.

    programmaperiode: in een EFRO-verordening vastgestelde periode waarvoor een programma wordt opgesteld;

  • g.

    cofinanciering: financiële middelen die door het Rijk, een gemeente, een provincie of een ander openbaar lichaam ter beschikking worden gesteld ter medefinanciering van de uitvoering van een programma;

  • h.

    project: samenhangend geheel van activiteiten ter verwezenlijking van de doelstelling van een programma volgens de daarvoor in dat programma vastgestelde criteria;

  • i.

    EGTS: Europese groepering voor territoriale samenwerking als bedoeld in verordening (EG) nr. 1082/2006 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 5 juli 2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (PbEU L 210).

Hoofdstuk

2

Programma’s en uitvoerende autoriteiten

§

2.1

Grensoverschrijdende programma’s

Artikel

2

§

2.2

Autoriteiten

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

3

Subsidies

§

3.1

Regels rond subsidieverstrekking ingevolge een programma

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

9

Een autoriteit als bedoeld in artikel 3 neemt algemene uitgangspunten omtrent de uitoefening van haar bevoegdheden rond subsidieverstrekking die zij vaststelt ingevolge een EFRO-verordening op in een beleidsregel.

§

3.2

Intrekken of wijzigen van subsidie

Artikel

10

Hoofdstuk

4

Toezicht en rapportages

§

4.1

Toezicht

Artikel

11

Met het toezicht op de naleving van een EFRO-verordening en de bij of krachtens deze wet gestelde regels zijn belast de bij besluit van de in artikel 3 bedoelde autoriteiten aangewezen personen.

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Ten aanzien van personen aan wie ingevolge een grensoverschrijdend programma door een in het buitenland gevestigde autoriteit het uitoefenen van toezicht is opgedragen, zijn de artikelen 5:12, 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing, voor zover dat toezicht in Nederland wordt uitgeoefend, met dien verstande dat indien de aanwijzing in een andere EU-lidstaat werkzame personen betreft, daarvoor de voorafgaande goedkeuring van Onze Minister is vereist.

§

4.2

Inlichtingen en rapportages

Artikel

15

Onze Minister kan van de in artikel 3 bedoelde autoriteiten en de in artikel 5 bedoelde instanties en organen alle inlichtingen verlangen en inzage vorderen van alle gegevens en bescheiden indien dat voor de vervulling van zijn taak in het kader van de uitvoering van een EFRO-verordening redelijkerwijs nodig is, dan wel indien hij daarover moet kunnen beschikken ten behoeve van de uitvoering van artikel 59 van verordening nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

Artikel

16

Onze Minister kan een autoriteit als bedoeld in artikel 3 opdragen een rapportageplicht op grond van een EFRO-verordening uit te voeren.

Artikel

17

Voor zover een in artikel 3 bedoelde autoriteit op grond van een EFRO-verordening een rapportage uitbrengt over werkzaamheden van een andere op grond van artikel 3 aangewezen autoriteit, wordt de laatstbedoelde autoriteit gedurende ten minste twee weken in de gelegenheid gesteld haar zienswijze te geven op een ontwerp van de rapportage, tenzij een inzagerecht op grond van een EFRO-verordening niet mogelijk is.

Hoofdstuk

5

Overige bepalingen en overgangs- en slotbepalingen

Artikel

18

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

19

Wijzigt de Financiële-verhoudingswet.

Artikel

20

In afwijking van artikel 3, tweede lid, kan voor de periode 2014–2020 als autoriteit worden aangewezen een privaatrechtelijke rechtspersoon die voorafgaand aan die programmaperiode als autoriteit was aangewezen in het kader van de uitvoering van de destijds geldende EFRO-verordeningen.

Artikel

21

Artikel

22

Deze wet wordt aangehaald als: Uitvoeringswet EFRO.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten