Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 3 juli 2014, nr. 573094, betreffende de uitoefening van een aantal ministeriële bevoegdheden op grond van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek ter bevordering van de doelmatigheid in het hoger onderwijs (Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2014)

Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2014

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de Minister van Economische Zaken voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving,

Besluit:

Paragraaf

1

Definiëring en reikwijdte

Artikel

1

Definities

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

  • b.

    Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het onderwijs op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, Minister van Economische Zaken;

  • c.

    Croho: Centraal register opleidingen hoger onderwijs als bedoeld in artikel 6.13 van de wet;

  • d.

    joint degree: gezamenlijke opleiding of gezamenlijke afstudeerrichting als bedoeld in artikel 7.3c van de wet;

  • e.

    CDHO: Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs;

  • f.

    NVAO: Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie;

  • g.

    DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • h.

    instellingsbestuur: het College van Bestuur van een bekostigde instelling voor hoger onderwijs;

  • i.

    prestatieafspraak: afspraak met de instelling ter uitvoering van de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap, met als doel de toekenning van een onderwijsopslag in de zin van artikel 4.11 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

  • j.

    zwaartepunt in onderwijs- of onderzoeksaanbod van de instelling: zwaartepunten in het onderwijs- of onderzoeksaanbod van de instelling, zoals die zijn overeengekomen in de prestatieafspraken;

  • k.

    opleiding: initiële opleiding van een bekostigde instelling;

  • l.

    nevenvestiging: het tevens verzorgen van een opleiding of een gedeelte daarvan in een of meer andere gemeenten of een of meer openbare lichamen BES dan de gemeente(n) van vestiging van de opleiding als bedoeld in artikel 7.17, tweede lid;

  • m.

    verplaatsing: het verzorgen van een opleiding of een gedeelte daarvan in een andere gemeente of openbaar lichaam BES dan de gemeente(n) van vestiging van de opleiding als bedoeld in artikel 7.17, tweede lid;

  • n.

    Ad: Associate-degreeprogramma als bedoeld in artikel 7.8a van de wet;

  • o.

    Center of Expertise: . onder een Center of Expertise wordt in deze beleidsregel verstaan de Centers of Expertise die zijn toegekend in het kader van de prestatieafspraken en de regeling stimulering Bèta/techniek;

  • p.

    bve-instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) dan wel een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van die wet;

  • q.

    rpho; rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.12 van de wet.

Artikel

2

Reikwijdte beleidsregel

Artikel

3

‘Gedeelte van een opleiding’

Paragraaf

2

Aanvraagprocedure nieuwe opleiding, joint degree of Ad

Artikel

4

Aanvragen

Artikel

5

Inhoud aanvraag

De aanvraag gaat vergezeld van de volgende informatie:

  • 1.

    Algemene informatie

    • a.

      een beschrijving van de nieuwe opleiding met vermelding van de naam, inhoud, inrichting, eindtermen en studielast daarvan;

    • b.

      in het geval van een Ad geeft het instellingsbestuur aan van welke bacheloropleiding het programma deel uitmaakt en of de Ad deels samen met een bve-instelling wordt verzorgd als bedoeld in artikel 7.8a, derde lid, van de wet en, zo ja, welke bve-instelling;

    • c.

      de gemeente of gemeenten waarin de opleiding wordt gevestigd;

    • d.

      een beschrijving van de doelgroep van de opleiding;

    • e.

      de vorm of vormen waarin de opleiding wordt aangeboden, bedoeld in artikel 7.7, eerste lid, van de wet;

    • f.

      het Croho-(sub)onderdeel waaronder het instellingsbestuur de opleiding voornemens is te registreren en een motivering daarvoor;

    • g.

      indien sprake is van een bacheloropleiding en indien de instelling meent dat daarvoor nadere vooropleidingseisen dienen te gelden als bedoeld in artikel 7.25 en 7.25a van de wet, waarin de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs nog niet voorziet: een gemotiveerd voorstel voor de te stellen nadere vooropleidingseisen;

    • h.

      een korte samenvatting van het voorgaande ten behoeve van publicatie als bedoeld in artikel 4, achtste lid;

    • i.

      een volledig ingevuld standaardformulier van DUO met de registratiegegevens van de opleiding

  • 2.

    Motivering in verband met de criteria voor instemming.

    • a.

      of een onderwijscapaciteit als bedoeld in artikel 7.53 van de wet voor de opleiding wordt vastgesteld en indien van toepassing, de omvang daarvan;

    • b.

      indien de opleiding past bij de zwaartepunten in onderwijs- of onderzoeksaanbod van de instelling: een onderbouwd betoog dat dit het geval is;

    • c.

      de gegevens of bescheiden waarop in de aanvraag een beroep wordt gedaan en een verwijzing naar die gegevens in de aanvraag;

    • d.

      een vermelding van bestaande vergelijkbare bekostigde opleidingen en postinitiële masteropleidingen van bekostigde instellingen en opleidingen van rechtspersonen voor hoger onderwijs.

Paragraaf

3

Instemming met een nieuwe opleiding

Artikel

6

Criteria voor instemming

De minister stemt in met een voornemen tot het verzorgen van een nieuwe opleiding indien is aangetoond:

  • a.

    dat er een noodzaak is voor een nieuwe opleiding;

    en

  • b.

    dat een behoefte bestaat aan de opleiding, zijnde

    • overwegend een arbeidsmarktbehoefte,

    • overwegend een maatschappelijke behoefte in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte, of

    • overwegend een wetenschappelijke behoefte in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte; en

  • c.

    dat er in het landelijk bestaande onderwijsaanbod ruimte is voor de opleiding.

Artikel

7

Wijze van beoordeling van de noodzaak voor een nieuwe opleiding

Aan de hand van een beschrijving van de inhoud en het curriculum, dat uitbreiding van het landelijk opleidingenaanbod met de nieuwe opleiding nodig is en de vernieuwing in het onderwijsaanbod niet kan worden gerealiseerd binnen het landelijk bestaande opleidingenaanbod. Het landelijk bestaande opleidingenaanbod bestaat voor Associate-degreeprogramma’s uit Associate-degreeprogramma’s, voor hbo-bacheloropleidingen uit hbo-bacheloropleidingen, voor wo-bacheloropleidingen uit wo-bacheloropleidingen en voor hbo-masteropleidingen en wo-masteropleidingen uit alle masteropleidingen.

Artikel

8

Wijze van beoordeling arbeidsmarktbehoefte

Bij een beroep op arbeidsmarktbehoefte wordt in elk geval ingegaan op de volgende elementen:

  • a.

    dat op de arbeidsmarkt behoefte aan hoger opgeleiden van de specifieke nieuwe opleiding bestaat, hetgeen wordt ondersteund met gevalideerde data waarmee die behoefte aannemelijk wordt gemaakt;

  • b.

    in hoeverre de nieuwe opleiding aansluit bij de behoefte aan de ontwikkeling in het hoger onderwijsaanbod, zoals benoemd in bijvoorbeeld de human capital agenda’s van de Topsectoren, sectorplannen, sectorale verkenningen of sectorale of regionale afspraken. In al deze gevallen gaat het om de plannen die door de rijksoverheid zijn erkend;

  • c.

    welke werkveldpartijen bij de ontwikkeling van de nieuwe opleiding zijn betrokken en op welke wijze die betrokkenheid gestalte heeft gekregen;

  • d.

    voor welke soort functies c.q. beroepen de opleiding opleidt, dan wel wat de arbeidsmarktperspectieven van de afgestudeerden zijn;

  • e.

    indien het een opleiding betreft die zich mede op een internationale arbeidsmarkt oriënteert: wat het belang ervan in internationaal perspectief is en hoe de arbeidsmarkt voor afgestudeerden eruit ziet.

Artikel

9

Wijze van beoordeling maatschappelijke behoefte, in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte

Of overwegend sprake is van een maatschappelijke behoefte aan de opleiding, in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte, beoordeelt de minister aan de hand van een onderbouwd betoog van het instellingsbestuur, waarin wordt ingegaan op de volgende elementen:

  • a.

    de maatschappelijke ontwikkeling die het bestaan van de nieuwe opleiding rechtvaardigt;

  • b.

    de arbeidsmarktperspectieven van de afgestudeerden, beschreven aan de hand van elementen, genoemd in artikel 8.

Artikel

10

Wijze van beoordeling wetenschappelijke behoefte, in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte

Of overwegend sprake is van een wetenschappelijke behoefte aan de opleiding, in combinatie met een arbeidsmarktbehoefte, beoordeelt de minister aan de hand van een onderbouwd betoog van het instellingsbestuur, waarin wordt ingegaan op de volgende elementen:

  • a.

    de wetenschappelijke ontwikkeling (op het grensvlak van wetenschapsgebieden) die het bestaan van de nieuwe opleiding rechtvaardigt;

  • b.

    de arbeidsmarktperspectieven van de afgestudeerden, beschreven aan de hand van elementen, genoemd in artikel 8.

Artikel

11

Wijze van beoordeling van de ruimte voor de opleiding in het landelijk onderwijsaanbod

Artikel

12

Instemming met een joint degree, zijnde een nieuwe opleiding

Het bepaalde in de artikelen 6 tot en met 11 is van overeenkomstige toepassing op het voornemen tot het verzorgen van een joint degree.

Artikel

13

Aanvullende criteria voor instemming met een hbo-masteropleiding

Paragraaf

4

Aanvraag en instemming met nevenvestiging

Artikel

14

Inhoud aanvraag voor instemming met nevenvestiging

Artikel

15

Voorwaarden voor instemming met nevenvestiging

Paragraaf

5

Aanvraag en instemming met verplaatsing

Artikel

16

Inhoud aanvraag voor instemming met verplaatsing.

Artikel

17

Voorwaarden voor instemming met verplaatsing

Paragraaf

6

Voornemen nieuwe Ad, nevenvestiging of verplaatsing

Artikel

18

Overeenkomstige toepassing

Hetgeen in de paragrafen 3, 4 en 5 is bepaald ten aanzien van het voornemen voor een nieuwe opleiding, dan wel voor een nevenvestiging of verplaatsing is van overeenkomstige toepassing op het voornemen voor een nieuwe Ad, een nevenvestiging of verplaatsing van een Ad.

Paragraaf

7

Herordening en samenvoeging

Artikel

19

Aanvraag samenvoeging van bestaande opleidingen tot één joint degree of een brede opleiding (planningsneutrale conversie)

De aanvraag gaat vergezeld van het oordeel van de NVAO of ter zake sprake is van een nieuwe opleiding of een joint degree, zijnde een nieuwe opleiding. De aanvraag betreffende de samenvoeging van bestaande opleidingen tot een brede opleiding gaat voorts vergezeld van de volgende informatie:

  • a.

    de beoogde startdatum van de samengevoegde opleiding respectievelijk joint degree en, voor zover noodzakelijk, de redelijke termijn waarbinnen de studenten de oorspronkelijke opleiding kunnen afronden;

  • b.

    indien de nadere vooropleidingseisen, bedoeld in artikel 7.25 en 7.25a van de wet en, voor zover van toepassing, de aanvullende eisen, bedoeld in artikel 7.26 van de wet, van de samen te voegen opleidingen verschillen, kan het instellingsbestuur een voorstel voor de nieuw te stellen eisen indienen

  • c.

    of het instellingsbestuur eventueel gebruik wil maken van de in artikel 6.2, vijfde lid, van de wet genoemde mogelijkheid om de brede opleiding zonder instemming van de minister ten hoogste vijf jaar na de start van de opleiding weer te splitsen in de oorspronkelijke opleidingen.

Artikel

20

Instemming met voorwaarden samenvoeging van bestaande opleidingen tot één joint degree of een brede opleiding (planningsneutrale conversie)

Paragraaf

8

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

21

Een aanvraag die vóór de inwerkingtreding van deze beleidsregel is ingediend, alsmede een bezwaarschrift tegen een besluit op dat voornemen, wordt overeenkomstig de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2012 afgehandeld, tenzij toepassing van deze beleidsregel tot een voor de aanvrager respectievelijk de bezwaarde, gunstiger uitkomst leidt.

Artikel

22

Inwerkingtreding

Onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2012 treedt deze beleidsregel in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Artikel

23

Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel doelmatigheid hoger onderwijs 2014.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,M.Bussemaker