Regeling van de Minister van Economische Zaken van 11 juli 2014, nr. WJZ/13196684, tot vaststelling van regels voor de gaskwaliteit (Regeling gaskwaliteit)
calorische bovenwaarde: de hoeveelheid energie, uitgedrukt in megajoule (MJ), afgerond op drie cijfers achter de komma, die vrijkomt bij de volledige verbranding van 1 m3(n) gas in lucht, wanneer de na de verbranding aanwezige componenten tot de uitgangscondities van temperatuur en druk worden teruggebracht, zijnde 298,15 K en een absolute druk van 101,325 kPa (1,01325 bar) en waarbij de bij de verbranding gevormde waterdamp wordt gecondenseerd;
–
daggemiddeld: waarde die gelijk is aan het voortschrijdende gemiddelde van alle meetwaarden in de voorgaande 24 uren;
–
G-gas: gas van een kwaliteit als bedoeld in bijlage 2 of 4;
–
H-gas: gas van een kwaliteit als bedoeld in bijlage 1, 3 of 5;
–
hogere koolwaterstoffen: koolwaterstoffen met meer dan één koolstofatoom per molecuul;
–
HTL-net: gastransportnet dat wordt beheerd door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet met een operationele absolute druk van circa 45 bar of hoger;
–
L-gas: gas van een kwaliteit als bedoeld in bijlage 5, bestemd voor export;
–
m3(n): hoeveelheid gas die bij een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,325 kPa een volume inneemt van één m3;
–
propaanequivalent: eenheid van het gehalte aan hogere koolwaterstoffen in gas, berekend als de som van de aandelen in mol% van de hogere koolwaterstoffen in gas, waarbij iedere hogere koolwaterstof een wegingsfactor krijgt van het aantal koolstofatomen in de betreffende hogere koolwaterstof minus één, gedeeld door twee;
–
relatieve dichtheid: de dichtheid van een gas gedeeld door de dichtheid van droge lucht van de standaardsamenstelling bij normale condities, te weten een temperatuur van 273,15 K en een druk van 101,325 kPa;
–
RNB-net: gastransportnet dat niet wordt beheerd door de netbeheerder van het landelijke gastransportnet;
–
RTL-net: gastransportnet dat wordt beheerd door de netbeheerder van het landelijk gastransportnet met een operationele absolute druk van 40,5 bar of lager;
–
Wobbe-index: de calorische bovenwaarde gedeeld door de vierkantswortel van de relatieve dichtheid.
Artikel
2
1
H-gas voldoet bij invoeding op een aansluiting aan de in bijlage 1 bij deze regeling opgenomen waarden.
2
G-gas voldoet bij invoeding op een aansluiting aan de in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen waarden.
3
H-gas voldoet bij aflevering op een aansluiting aan de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen waarden.
4
G-gas voldoet bij aflevering op een aansluiting aan de in bijlage 4 bij deze regeling opgenomen waarden.
5
H-gas en L-gas dat op een grenspunt via het landelijk gastransportnet wordt ingevoerd of uitgevoerd, voldoet op dat grenspunt aan de in bijlage 5 bij deze regeling opgenomen waarden.
6
Gas dat op het gastransportnet wordt ingevoed of het gastransportnet verlaat is H-gas, G-gas of L-gas.
Artikel
3
Wijzigt de Wijzigingsregeling Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden gas (vaststelling van gassamenstelling).
Artikel
4
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014.
Artikel
5
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling gaskwaliteit.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen
≤ 0,1
mg Si/m3 (n)
1De Wobbe-index van het in te voeden gas dient gedurende ten minste 50% van de tijd boven de ondergrens te liggen. Er mag maximaal 200 keer per voortschrijdend jaar een uur zijn waarin een onderschrijding (een waarde onder de ondergrens) tussen de 0,2 en 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 12 uren mag voorkomen. Er mag maximaal 10 keer per voortschrijdend jaar een uur zijn waarin een onderschrijding van meer dan 0,3 MJ/m3 voorkomt, terwijl zo’n uur niet vaker dan 1 keer per 60 uren mag voorkomen. De waarden voor de Wobbe-index zijn uurgemiddelden. De waarden voor de Wobbe-index dienen altijd boven de absolute ondergrens van 42,96 MJ/m3 (n) en onder de absolute bovengrens van 44, 91 MJ/m3 (n) te zijn onafhankelijk van de meetfrequentie. Deze absolute grenzen gelden voor gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2).
2Overschrijdingen (een waarde boven de bovengrens) zijn toegestaan als zij binnen een verdeling rond de grenswaarde liggen met een standaarddeviatie van maximaal 0,1 MJ/m3(n).
3Een andere invoedtemperatuur wordt geaccepteerd indien de invoeder aantoont dat de gebruikte materialen in de leidingen tegen de afwijkende temperatuur bestand is en het gas in de aansluitleiding van de invoeder zal opwarmen of afkoelen zodat het gas bij de afsluiter van het aansluitpunt met het net van de netbeheerder een temperatuur tussen de 5 en 20 °C heeft bereikt. Dit kan berekend worden met de methode uit het KIWA-rapport ‘Eisen aan Groen Gas invoedtemperatuur’ van 2 augustus 2012.
4De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) voor gassen die voor ten minste 99 mol% bestaan uit methaan, CO2, stikstof (N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.
CO2-gehalte is maximaal het minimum van 10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en 10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,
Waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%
In RTL-leidingen die op grenspunten uitkomen mag gas maximaal 3% koolstofdioxide bevatten. Bij invoeding op aansluitingen waarvan het gas wordt gedistribueerd via gedeelten van het RNB-net waar grondwater in het gas terechtkomt, mag gas maximaal 3% koolstofdioxide bevatten.
5THT mag worden vervangen door een stof met een vergelijkbare alarmerende werking.
6Gas mag geen stoffen bevatten waardoor de ruikbaarheid van het odorant na odorisatie niet meer goed waarneembaar is of niet het juiste geurkenmerk waargenomen wordt.
Gas wordt in afwijking van deze bijlage op een RNB-net ingevoed indien dit zonder aanvullende inspanning van de beheerder van dit RNB-net leidt tot aflevering van G-gas dat voldoet aan de voorgeschreven kwaliteit op een aansluiting als bedoeld in bijlage 4.
Siliciumgehalte op basis van siliciumhoudende verbindingen
≤ 0,1
mg Si /m3(n)
Leveringsdruk bij 25-mbar-aansluitingen (RNB-net)
23,4 – 327
mbar (o)
1De Wobbe-index mag afwijken op basis van de toegestane variaties in de invoeding als opgenomen in voetnoten 1 en 2 bij bijlage 2.
2Uitzonderingssituaties betreffen niet normale bedrijfsvoering, zoals momenten waarop infrastructuur in onderhoud of kapot is of een andere onvoorziene omstandigheid zich voordoet.
3Voor zover de netbeheerder de aansluiting beheert.
4Met uitzondering van netten met een druk lager dan of gelijk aan 200 mbar(o).
5De volgende restrictie geldt voor het gehalte koolstofdioxide (CO2) als het gas voor ten minste 99 mol% bestaat uit methaan, koolstofdioxide, stikstof (N2) en zuurstof (O2) en voor meer dan 6 mol% uit CO2bestaan.
CO2-gehalte is maximaal het minimum van
10,32 – 0,72 * N2-gehalte – 0,87 * O2-gehalte, en
10,56 – 0,746 * N2-gehalte – 1,01 * O2-gehalte,
waarin de gehalten zijn uitgedrukt in mol%
6THT mag worden vervangen door een stof met een vergelijkbare alarmerende werking.
7Een leveringsdruk van 40 mbar (o) wordt toegestaan als de maximale incidentele druk (MIP) gemeten aan de uitgang van de gasmeterbeugel. De maximale werkdruk (MOP) is daarbij 32 mbar (o) van een 30 mbar (o) lage-druk-gasdistributienet.