dierlijke productieketen: keten van veehouderijbedrijven, ondernemingen die dieren en dierlijke producten verwerken en verhandelen, en ondernemingen die productiegerelateerde producten, zoals grondstoffen, uitgangsmateriaal, installaties en houderijsystemen leveren aan veehouderijbedrijven, met uitzondering van adviseurs en adviesbureaus;
udv-ambities: doelstellingen, geformuleerd in de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij, die zijn opgenomen in de bijlage 2.2.1 bij deze regeling;
udv-project: samenhangend geheel van activiteiten, gericht op:
a.
het uitvoeren van een verbeterplan;
b.
de ontwikkeling van een nieuwe bedrijfsvoering, een nieuw bedrijfsproces, een nieuw product of een prototype, met het oog op het wegnemen van drempels die de ontwikkeling of toepassing belemmeren van een nieuw product of proces dat bijdraagt aan de verbetering van de duurzaamheid binnen een of meer udv-ambities;
udv-verbeterplan: document waarin een beschrijving is opgenomen van samenhangende activiteiten, gericht op het oplossen van een of meer problemen die verduurzaming in ten minste één van de udv-ambities in de weg staan;
Artikel
2.2.2
Subsidieaanvraag
De minister kan een subsidie verstrekken:
a.
voor een project tot opstelling van een udv-verbeterplan waaraan ten minste twee ondernemingen in de dierlijke productieketen actief bijdragen, aan een onderneming of een organisatie die in het handelsregister is opgenomen, dan wel aan een samenwerkingsverband van ondernemingen of organisaties die in het handelsregister zijn opgenomen;
b.
voor een udv-project, aan een samenwerkingsverband waarin ten minste twee ondernemingen die tot de dierlijke productieketen behoren, en ten minste een onderneming of organisatie die niet tot de dierlijke productieketen behoort, samenwerken.
Artikel
2.2.3
Informatieverplichtingen
1
De aanvrager motiveert bij de aanvraag van subsidie:
de kosten voor de inhuur van een procesbegeleider of projectuitvoerder;
b.
de kosten van derden voor de organisatie en facilitering van bijeenkomsten ten behoeve van kennisuitwisseling, waaronder begrepen zaalhuur en vergaderfaciliteiten;
c.
de kosten voor het vastleggen en verspreiden van kennis, waaronder begrepen drukwerk en de kosten van de ontwikkeling en het beheer van internetapplicaties;
d.
de kosten voor het inhuren van consultatie en bijstand in het kader van innovatieadvies.
2
Voor een project als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, komen tevens in aanmerking voor subsidie de kosten apparatuur en materiaal, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
3
De kosten, bedoeld in het eerste lid, kunnen bestaan uit loonkosten en kosten voor eigen arbeid.
Artikel
2.2.6
Verplichtingen subsidieontvanger
1
De aanvrager of de penvoerder van het samenwerkingsverband dat de subsidie aanvraagt, voert een projectadministratie waaruit de verdeling van de ontvangen subsidies blijkt.
2
In de administratie, bedoeld in de artikelen 38 en 39 van het besluit, zijn de loonkosten en de kosten voor eigen arbeid van de betrokken ondernemer in verband met de subsidie vastgelegd.
Artikel
2.2.7
Duur
1
Een project tot opstelling van een verbeterplan heeft een duur van ten hoogste 1,5 jaar.
2
Een udv-project heeft een duur van ten hoogste 3,5 jaar.
Artikel
2.2.8
Verdeling van het subsidieplafond
1
De minister verdeelt het subsidieplafond voor de ingediende projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, respectievelijk het subsidieplafond voor de ingediende projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, op volgorde van rangschikking van de aanvragen. De minister rangschikt een aanvraag hoger naarmate de activiteiten waarop de aanvraag betrekking heeft hoger scoort op de criteria, bedoeld in artikel 2.2.9, derde en vierde lid.
2
Indien blijkt dat het totale bedrag van de toe te kennen subsidies voor de ingediende projecten, bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, respectievelijk artikel 2.2.2, onderdeel b, die voor verlening van subsidie in aanmerking komen, lager is dan het subsidieplafond dat voor deze projecten is vastgesteld, wordt het voor de ene soort project overblijvende bedrag zo nodig aan het beschikbare bedrag voor de andere soort project toegevoegd.
Artikel
2.2.9
Adviescommissie en rangschikking
1
Er is een Adviescommissie udv-subsidies die tot taak heeft de Minister te adviseren over de rangschikking van de aanvragen van subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdelen a en b.
2
De voorzitter en de leden worden voor de duur van vier jaar benoemd.
3
De Adviescommissie udv-subsidies rangschikt bij haar advisering aanvragen van subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, hoger naarmate:
a.
er meer aandacht wordt gegeven aan de mogelijkheden voor sociale innovatie of nieuwe marktconcepten (30%);
b.
het aantal udv-ambities waaraan het project bijdraagt groter is (30%);
c.
er meer verschillende partners in het project worden betrokken, waaronder één of meer detailhandelaren of partijen van buiten de dierlijke keten (40%).
4
De Adviescommissie udv-subsidies neemt bij haar advisering over de rangschikking van aanvragen van subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, in aanmerking:
a.
de aard en de omvang van de weg te nemen drempel (25%);
b.
het potentieel van het udv-project om systeeminnovaties te bewerkstelligen (25%);
c.
het aantal udv-ambities waaraan het project bijdraagt (15%);
d.
de betrokkenheid van een of meer partners van buiten de dierlijke productieketen in het project, waaronder één of meer detailhandelaren of een privaatrechtelijke belangenorganisatie (25%);
e.
de mate van vernieuwing ten opzichte van de gangbare praktijk en techniek groter is (10%).
Artikel
2.2.10
Hoogte subsidie
1
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel a, en bedraagt ten hoogste € 70.000.
2
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten voor een project als bedoeld in artikel 2.2.2, onderdeel b, en bedraagt ten hoogste € 150.000.
Artikel
2.2.11
Staatssteun
De subsidie, bedoeld in artikel 2.2.2 bevat staatssteun en wordt gerechtvaardigd door Verordening (EU) nr. 702/2014 van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, 193) en Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187).
Artikel
2.2.12
Vervaltermijn
Deze titel vervalt met ingang van 1 juli 2019, met dien verstande dat deze van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn verleend.
Titel
2.3
Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw