Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 24 november 2014, nr. WJZ / 14058179, houdende uitvoeringsregels inzake financiële bijdragen uit het EFRO voor de programmaperiode 2014–2020 (Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014–2020)

Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014–2020

De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op de artikelen 37, 65, eerste lid, 71, eerste lid, en 125, derde lid, van Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU L 347), en artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO;

Besluit:

§

1

Definities

Artikel

1.1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: Minister van Economische Zaken;

  • b.

    auditautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • c.

    certificeringsautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • d.

    managementautoriteit: door de minister als zodanig aangewezen autoriteit;

  • e.

    verordening 1299/2013: Verordening (EU) nr. 1299/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende specifieke bepalingen voor steun uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling ter verwezenlijking van de doelstelling "Europese territoriale samenwerking" (PbEU L 347);

  • f.

    verordening 1301/2013: Verordening (EU) nr. 1301/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling ‘investeren in groei en werkgelegenheid’, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006 (PbEU L 347);

  • g.

    verordening 1303/2013: Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU L 347);

  • h.

    bruto jaarloon: bruto jaarsalaris, inclusief een niet-prestatiegebonden eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten;

  • i.

    financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van verordening 1303/2013;

  • j.

    mkb: midden- en kleinbedrijf, zoals gedefinieerd in artikel 2, onderdeel 28, van verordening 1303/2013;

  • k.

    programmasubsidie: subsidie die wordt verstrekt aan een autoriteit van een grensoverschrijdend programma ten behoeve van het financieren van projecten die binnen dat grensoverschrijdende programma vallen;

  • l.

    subsidieontvanger: begunstigde als bedoeld in artikel 2, onderdeel 10, van verordening 1303/2013.

§

2

Regels omtrent subsidieverstrekking door de managementautoriteit

Artikel

2.1

Artikel

2.2

Artikel

2.3

Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de managementautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel

2.4

Artikel

2.5

Artikel

2.6

Behoudens de bijdrage aan een financieringsinstrument, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, verdeelt de managementautoriteit een beschikbaar subsidiebedrag

  • a.

    op volgorde van ontvangst van de aanvragen, overeenkomstig artikel 2.7 of

  • b.

    op basis van rangschikking naar geschiktheid, overeenkomstig artikel 2.8.

Artikel

2.7

Artikel

2.8

Artikel

2.9

Artikel

2.10

Een wijziging van een project waarvoor subsidie wordt verstrekt, betreffende

  • a.

    de subsidieontvanger,

  • b.

    de uit te voeren activiteiten of de te realiseren doelstellingen,

  • c.

    de financiering van het project, of

  • d.

    de planning of looptijd,

behoeft de goedkeuring van de managementautoriteit.

Artikel

2.11

Artikel

2.12

De subsidieontvanger voert een administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem gemaakte en betaalde kosten en de aan het project toe te rekenen opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de kosten bedoeld in artikel 2.13, tweede lid, een door middel van een inzichtelijke tijdschrijving controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn.

Artikel

2.13

Artikel

2.14

Indien subsidie wordt verleend in de vorm, bedoeld in artikel 67, eerste lid, onder c, van verordening 1303/2013, is artikel 2.13 niet van toepassing.

Artikel

2.15

Artikel

2.16

Een aanvraag om subsidievaststelling wordt ingediend met gebruikmaking van een middel dat door de managementautoriteit beschikbaar wordt gesteld.

Artikel

2.17

De managementautoriteit geeft binnen 26 weken een beschikking op een aanvraag tot subsidievaststelling.

Artikel

2:18

De managementautoriteit stelt beleidsregels vast voor de toepassing van financiële correcties, als bedoeld in artikel 143, tweede lid, van Verordening 1303/2013.

Artikel

2.19

Als procedure, bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 wordt vastgesteld de procedure van de bijlage bij deze regeling.

§

3

Regels omtrent subsidieverstrekking ten laste van de Rijkscofinanciering

Artikel

3.1

De minister verstrekt op aanvraag subsidie aan degene die een project tot stand brengt dat past in een programma en dat bijdraagt aan de realisatie van het Rijksbeleid op het gebied van innovatie en koolstofarme economie.

Artikel

3.2

Artikel

3.3

De minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien het project onvoldoende bijdraagt aan de realisatie van het in artikel 3.1 bedoelde Rijksbeleid.

§

4

Regels omtrent subsidieverstrekking in het kader van Europese territoriale samenwerking

Artikel

4.1

De minister verstrekt op aanvraag een programmasubsidie.

Artikel

4.2

Artikel

4.3

§

5

Slotbepalingen

Artikel

5.1

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 december 2014.

Artikel

5.2

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014–2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

‘s-Gravenhage
De Staatssecretaris van Economische Zaken,S.A.M.Dijksma

Bijlage

behorende bij artikel 2.19 Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014–2020

Procedure als bedoeld in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013

Verordening 1303/2013 maakt het mogelijk kopieën of volledig digitale documenten te accepteren als bewijsstuk. In deze bijlage worden de in artikel 140, vijfde lid, van verordening 1303/2013 bedoelde procedures vastgesteld voor documenten die in het kader van de uitvoering van deze regeling en EFRO-verantwoording worden gebruikt.

1

Typen documenten

De volgende documenten worden als bewijsstukken geaccepteerd:

  • a.

    fotokopieën van originelen;

  • b.

    microfiches van originelen;

  • c.

    elektronische versies van originelen;

  • d.

    documenten die uitsluitend in elektronische versie bestaan, mits de gebruikte computersystemen voldoen aan aanvaarde beveiligingsnormen die waarborgen dat de bewaarde documenten voldoen aan de eraan te stellen wettelijke eisen en dat bij controles op deze documenten kan worden gesteund.

2

Procedure voor het gebruik van de documenten, bedoeld onder 1, onderdelen a, b en c

De in 1 onder a, b en c bedoelde bewijsstukken zijn geconverteerde documenten of gegevensdragers. Bij conversie van het origineel naar het geconverteerde document of gegevensdrager wordt aan de hieronder vermelde voorwaarden voldaan:

  • alle gegevens worden overgezet;

  • alle gegevens worden inhoudelijk juist overgezet;

  • er wordt voor gezorgd dat de nieuwe gegevensdrager tijdens de gehele bewaartermijn beschikbaar is;

  • de geconverteerde gegevens kunnen binnen redelijke tijd ge(re)produceerd worden en leesbaar worden gemaakt;

  • er wordt zorg voor gedragen dat de controle van de geconverteerde gegevens binnen redelijke tijd kan worden uitgevoerd;

  • de subsidieontvanger borgt tevens de authenticiteit van de geconverteerde bewijsstukken door onder andere een relatie te leggen met de overige bewijsstukken in het betreffende projectdossier. Bij een factuur bijvoorbeeld behoort ook een betaalbewijs, een bewijs van deelname of een bewijsstuk met betrekking tot de inkoopprocedure.

Het in samenhang bezien van de verschillende bewijsstukken strekt er mede toe de authenticiteit van het geconverteerde document of de gegevensdrager te waarborgen en dat hierop voor controledoeleinden kan worden vertrouwd.

Als de conversie op de juiste wijze gebeurt, is het in het kader van de EFRO-verantwoording, niet meer noodzakelijk de bewijsstukken op de originele gegevensdrager te bewaren. Het geconverteerde bewijsstuk mag na conversie niet meer gewijzigd kunnen worden.

3

Procedure voor het bewaren van stukken die uitsluitend in een elektronische versie bestaan, bedoeld in 1, onderdeel d

Indien een subsidieontvanger gebruik maakt van elektronische documenten waarbij uitsluitend een elektronische versie bestaat, worden de geautomatiseerde systemen voorzien van beheers- en beveiligingsmaatregelen die de betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens gedurende de gehele vereiste bewaartermijn waarborgen. Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen. Voor een tweetal veel voorkomende situaties zijn de voorschriften hieronder uitgewerkt:

  • 1.

    Digitale urenadministratie:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen, moet de subsidieontvanger kunnen aantonen dat:

    • de functiescheiding binnen het systeem wordt gewaarborgd;

    • vaststellingen na accorderen door de leidinggevende niet meer te wijzigen zijn.

    Het is aan de subsidieontvanger om dit aan te tonen.

  • 2.

    Facturen die digitaal worden verzonden:

    om aan de eisen van betrouwbaarheid, authenticiteit en integriteit van de elektronische gegevens te kunnen voldoen kan de subsidieontvanger via de onderlinge relatie met andere documenten (zoals een betaalbewijs) aantonen dat voor de controle kan worden gesteund op de digitale factuur.