Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 december 2014, nr. MBO/664185, houdende regels voor het verhogen van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs (Regeling kwaliteitsafspraken mbo)

Regeling kwaliteitsafspraken mbo

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken,

Besluit:

Artikel

I

Regeling kwaliteitsafspraken mbo

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    investeringsbudget: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 2.1;

  • b.

    kwaliteitsplan: kwaliteitsplan als bedoeld in artikel 1.4;

  • c.

    minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en, voor zover het betreft het beroepsonderwijs op het gebied van landbouw, natuurlijke omgeving en voedsel, de Minister van Economische Zaken;

  • d.

    resultaatafhankelijk budget: aanvullende bekostiging als bedoeld in artikel 3.2;

  • e.

    wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel

1.2

Doelstelling

De minister verstrekt aan instellingen voor de kalenderjaren 2015 tot en met 2018 jaarlijks een aanvulling op de bekostiging ten behoeve van activiteiten die erop zijn gericht de kwaliteit van het onderwijs van de instelling te verhogen.

Artikel

1.3

Investeringsbudget

De aanvulling op de bekostiging, bedoeld in artikel 1.2, bestaat uit het investeringsbudget en het resultaatafhankelijk budget.

Artikel

1.4

Kwaliteitsplan

Artikel

1.5

Uitvoering

Artikel

1.6

Monitor en evaluatie

Artikel

1.8

Besteding

De aanvulling op de bekostiging kan ook worden aangewend voor andere activiteiten van de onderwijsinstelling dan waarvoor deze aanvullende vergoeding wordt verstrekt.

Hoofdstuk

2

Investeringsbudget

Artikel

2.1

Investeringsbudget

Het investeringsbudget wordt aan de instellingen verstrekt ten behoeve van het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs van de instelling, in het bijzonder ten behoeve van de thema’s:

  • a.

    professionalisering;

  • b.

    intensivering van het taal- en rekenonderwijs;

  • c.

    terugdringen van voortijdig schoolverlaten;

  • d.

    bevorderen van de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming;

  • e.

    stimuleren van excellentie;

  • f.

    verbeteren van studiewaarde.

Artikel

2.2

Subsidieplafond

Artikel

2.3

Verdeling

Artikel

2.4

Stimuleren van excellentie

Artikel

2.5

Betaling

Hoofdstuk

3

Resultaatafhankelijk budget studiewaarde

Artikel

3.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    basiswaarde: de waarde, bedoeld in artikel 3.5;

  • b.

    diploma: een door een deelnemer die op 1 oktober van het betreffende schooljaar de leeftijd van 27 jaar nog niet had bereikt, behaald diploma als bedoeld in artikel 2.2.2, tweede lid, aanhef en onder b, van de wet op grond waarvan de instelling bekostiging heeft ontvangen of zal ontvangen;

  • c.

    diplomawaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 3, die overeenkomstig het opleidingsniveau wordt toegekend aan de diploma’s van de basisberoepsopleiding, de vakopleiding en de middenkader- of specialistenopleiding;

  • d.

    eenheid: een groep van beroepsopleidingen van een instelling van eenzelfde opleidingsniveau, bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder b tot en met e, van de wet, binnen een opleidingsdomein;

  • e.

    grenswaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 5;

  • f.

    landelijk budget voor behoud: aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 3.7;

  • g.

    landelijk budget voor verbetering: aanvullende bekostiging, bedoeld in artikel 3.8;

  • h.

    referentiewaarde: de waarde, bedoeld in bijlage 4;

  • i.

    schooljaar: de periode van 1 oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot 1 oktober in het betreffende kalenderjaar;

  • j.

    studiewaarde: de waarde, bedoeld in artikel 3.4;

  • k.

    vooropleiding: de vooropleiding, bedoeld in bijlage 4.

Artikel

3.2

Resultaatafhankelijk budget

De minister kan een resultaatafhankelijk budget verstrekken aan de instellingen voor zover zij deelnemers naar een diploma van een zo hoog mogelijk niveau, gegeven hun vooropleiding, hebben begeleid.

Artikel

3.3

Subsidieplafond

Artikel

3.4

Studiewaarde

Artikel

3.5

Basiswaarde

Artikel

3.6

Verdeling

Artikel

3.7

Landelijk budget voor behoud

Artikel

3.8

Landelijk budget voor verbetering

Artikel

3.9

Betaling

De betaling van het resultaatafhankelijk budget vindt jaarlijks plaats in de maand november van het betreffende kalenderjaar.

Artikel

3.10

Fusie en splitsing

Artikel

3.11

Onvoorziene omstandigheden

Indien meer dan een derde van de instellingen niet in aanmerking komt voor het resultaatafhankelijk budget als gevolg van omstandigheden waarop de instellingen geen invloed hebben, dan kan de minister met inachtneming van het subsidieplafond besluiten om voor alle instellingen de basiswaarden, de grenswaarden dan wel de referentiewaarden opnieuw vast te stellen.

Artikel

3.12

Invoeringsbepaling

Hoofdstuk

4

Resultaatafhankelijk budget beroepspraktijkvorming

Artikel

4.1

Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    behaald resultaat: resultaat dat de instelling in 2017 en 2018 heeft bereikt met het uitvoeren van het verbeterplan bpv;

  • b.

    beoogd resultaat: resultaat dat de instelling ten aanzien van de verbeterpunten wil bereiken in 2017 of 2018;

  • c.

    bpv: beroepspraktijkvorming, bedoeld in artikel 7.2.8, van de wet;

  • d.

    indicator: instrument ten behoeve van het meten van een resultaat;

  • e.

    resultatenrapportage bpv: rapportage waarin de instelling de behaalde resultaten van de uitvoering van het verbeterplan bpv beschrijft ten opzichte van de beoogde resultaten;

  • f.

    verbeterplan bpv: plan waarin de instelling onderbouwd de beoogde resultaten en de maatregelen beschrijft die nodig zijn voor verbetering van de bpv.

Artikel

4.2

Budget beroepspraktijkvorming

De minister kan in 2017 en 2018 een resultaatafhankelijk budget bpv verstrekken aan instellingen die de resultaten ten aanzien van de kwaliteit van de bpv hebben verbeterd ten opzichte van de uitgangssituatie in 2016.

Artikel

4.3

Verdeling

Artikel

4.4

Verbeterplan bpv

Artikel

4.5

Inhoud verbeterplan bpv

Het verbeterplan bpv bevat tenminste de volgende onderdelen:

  • a.

    een analyse van de uitgangssituatie van de kwaliteit van de bpv van de instelling in 2016 gebaseerd op de meest actuele gegevens, leidend tot een gemotiveerde keuze van de verbeterpunten;

  • b.

    een overzicht van de beoogde resultaten per aspect als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, voor juli 2017 of 2018 met een motivering van de keuze van de verbeterpunten;

  • c.

    een overzicht van de maatregelen waarmee de beoogde resultaten kunnen worden gerealiseerd.

Artikel

4.6

Analyse uitgangssituatie

Artikel

4.7

Overzicht beoogde resultaten en indicatoren

Artikel

4.8

Draagvlak verbeterplan bpv

De instelling stemt het verbeterplan bpv af met vertegenwoordigers van de bpv-begeleiders, de leerbedrijven en de deelnemers.

Artikel

4.9

Collegiale consultatie verbeterplan bpv

Artikel

4.10

Beoordeling verbeterplan bpv

Artikel

4.11

Besluit minister; afwijzingsgrond

Artikel

4.12

Resultatenrapportage bpv

De instelling draagt er zorg voor dat de minister uiterlijk op 15 augustus van de betreffende jaren de resultatenrapportage bpv heeft ontvangen. De instelling zendt een afschrift van de resultatenrapportage bpv aan de instantie.

Artikel

4.13

Beoordeling resultaten bpv door de instantie

Artikel

4.14

Classificatie beoordeling resultaten bpv

Artikel

4.15

Besluit minister; afwijzingsgronden

Artikel

4.16

Betaling van het resultaatafhankelijk budget bpv

De betaling van het resultaatafhankelijk budget bpv vindt in 2017 en 2018 in december plaats.

Artikel

4.17

Onvoorziene omstandigheden

Indien in een jaar meer dan de helft van de bekostigde deelnemers, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder S, zijn ingeschreven op instellingen die niet in aanmerking komen voor het resultaatafhankelijk budget bpv op grond van artikel 4.14, tweede lid, dan kan de minister met inachtneming van het subsidieplafond besluiten om de normen voor de classificatie, bedoeld in artikel 4.12 of de waarde, bedoeld in artikel 4.13, tweede lid, onder F, voor de verdeling in 2017 of 2018 te herzien.

Artikel

II

Intrekking

Artikel

III

Overgangsbepaling

Artikel

IV

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,M.Bussemaker

Bijlage

1

bij artikel 1.4, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

De in deze bijlage beschreven doelstellingen en activiteiten dienen per thema, voor zover mogelijk, SMART te worden geformuleerd: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.

De instellingen formuleren het kwaliteitsplan mede met het oog op de verwachte resultaten voor vsv en studiewaarde, waarvoor vanaf 2016 resultaatafhankelijke bekostiging plaatsvindt.

Professionalisering

Aan de hand van de Regeling bekwaamheid management en professionalisering onderwijspersoneel hebben de instellingen eerder een plan van aanpak opgesteld ten aanzien van bekwaamheid van het management, professionalisering van onderwijspersoneel en kwaliteitsverbetering HRM-beleid. Hiervan wordt een actualisatie gevraagd in het kwaliteitsplan, waarbij de instellingen ook aandacht besteden aan de

Bekwaamheid van het management:

Instellingen geven aan hoe zij hun managers gaan scholen en wanneer zij welke activiteiten hiertoe gaan ontplooien. Daarbij kunnen zij gebruik maken van het door de MBO Raad ontwikkelde competentieprofiel voor het management.

zeven thema’s van de Lerarenagenda 2013-2020

(Kamerstukken II 2013/14, 27 923, nr. 171) is gepubliceerd. Hiernaast worden deze en de overige deelaspecten van het thema ‘professionalisering’ beschreven.

Professionalisering van het onderwijspersoneel

Instellingen geven aan hoe en met welk resultaat zij hun onderwijspersoneel in staat stellen zich verder te professionaliseren. Zij geven aan wanneer zij welke acties hiertoe gaan ondernemen.

Kwaliteitsverbetering HRM-beleid

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien ten aanzien van het structureel voeren van functionerings-, beoordelings- en contextgesprekken en het onderhouden van bekwaamheidsdossiers. In het kwaliteitsplan wordt aandacht besteed aan kwaliteitsontwikkeling binnen en tussen teams en instellingen, onder meer door middel van peer review en kennismanagement. Tevens wordt aandacht geschonken aan de begeleiding van beginnende leraren.

Instellingen geven aan hoe, wanneer en met welk resultaat zij werken aan de ambities uit de Lerarenagenda 2013-2020, waaronder begeleiding en ontwikkeling van startende docenten, meer masteropgeleide docenten, bekwaamheidsonderhoud, betere aansluiting en samenwerking met het bedrijfsleven, betere inzet ICT, verbetering samenwerkende teams, registratie in het Lerarenregister en het werken aan een systeem van kwaliteitsborging. De instellingen geven hierbij aan hoe hun activiteiten zich verhouden tot de ambities uit de Lerarenagenda.

Professionalisering van examenfunctionarissen

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij hun examenfunctionarissen, waaronder in ieder geval de leden van de examencommissies, in staat stellen zich verder te professionaliseren.

Intensivering van het onderwijs in de Nederlandse taal en in rekenen

Instellingen geven aan hoe en wanneer zij het taal- en rekenonderwijs in hun instelling gaan vormgeven met het oog op het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden door de deelnemers. Zij geven aan welke activiteiten zij gaan inzetten op het gebied van:

– professionalisering van docenten en overige functionarissen op het gebied van taal- en rekenonderwijs;

– extra onderwijstijd;

– nieuwe of aangepaste faciliteiten;

– andere activiteiten die nodig zijn voor het behalen van de benodigde taal- en rekenvaardigheden.

Terugdringen van voortijdig schoolverlaten (vsv)

Instellingen geven aan welke activiteiten zij wanneer gaan ontplooien om voortijdig schoolverlaten te voorkomen met het oog op het verder terugdringen van het aantal voortijdig schoolverlaters op de instelling. Instellingen geven tevens aan welke activiteiten zij gaan ondernemen om het voorkomen van voortijdig schoolverlaten structureel te borgen in het eigen onderwijsproces en hoe zij structurele borging van de samenwerking met andere onderwijsinstellingen en gemeenten in de RMC-regio gaan vormgeven. De instelling zet de middelen op dit kwaliteitsthema in voor het treffen van maatregelen op instellingsniveau om zodoende de vsv-streefnormen te halen. Deze normen zijn voor de verschillende onderwijsniveau bepaald voor de resterende schooljaren 2014-2015 en 2015-2016 en vastgelegd in het vsv-convenant. Bij het behalen van de normen komt de instelling in aanmerking voor de variabele prestatiebeloning. De streefnormen zijn een vertaling van de landelijke doelstelling van 25.000 nieuwe vsv’ers in 2016 (gemeten over schooljaar 2014/2015). Deze doelstelling wordt bereikt door intensieve samenwerking tussen instellingen uit vo en mbo en andere partijen als gemeenten, zorg en hulpverlening en werkgevers.

Voor de groep kwetsbare jongeren nemen de instellingen in het kwaliteitsplan op welke ambitieuze en haalbare afspraken zij willen maken in de regionale samenwerking met jeugdzorg, gemeenten en OCW.

Het bevorderen van de beschikbaarheid en de kwaliteit van de beroepspraktijkvormingsplaatsen (bpv)

Instellingen geven aan hoe, met welk resultaat en wanneer zij zich inzetten om de beschikbaarheid en de kwaliteit van de bpv-plaatsen te verhogen. In het kwaliteitsplan is aandacht voor de verantwoordelijkheden van de instelling t.a.v. de bpv zoals voorbereiding en matching, (de begeleiding tijdens) de bpv-periode, beoordeling en evaluatie. Bij deze beschrijving kunnen instellingen gebruik maken van het Bpv-protocol.

Het stimuleren van excellentie

Instellingen geven aan op welke wijze zij excellentie en de ontwikkeling van een duurzame excellentiecultuur binnen de instelling stimuleren. Zie verder bijlage 2.

Het verbeteren van studiewaarde

Instellingen kunnen aparte, resultaatgerichte activiteiten ontplooien om studiewaarde te bevorderen. Instellingen geven aan hoe de activiteiten op de verschillende thema’s doorwerken op het verbeteren van studiewaarde en met welk beoogd resultaat. Met studiewaarde wordt de verhoging van het onderwijsniveau gemeten, waarbij als uitgangspunt de vooropleiding van de student geldt.

Bijlage

2

bij artikel 2.4, tweede lid, van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

Beoordelingskader bij het thema stimuleren van excellentie

Ambitie en visie

Het plan is ambitieus. Het plan geeft een visie op excellentie, op de ontwikkeling van de meest getalenteerde studenten en op de ontwikkeling van een duurzame excellentie-

De instelling beschrijft in het plan haar visie op excellentie(programma’s) en op de ontwikkeling van een duurzame excellentiecultuur binnen de instelling.

cultuur binnen de instelling.

Het plan bevat concreet te behalen resultaten/prestaties.

Het plan bevat een analyse van de beginsituatie.

De instelling geeft aan welke inspanning wordt geleverd, wat de gewenste resultaten zijn in de tijd en hoe men tot deze resultaten komt. Ook geeft de instelling aan op grond van welke input- of outputindicatoren zij zich verantwoordt over de voortgang.

Minimale vereisten aan de beschreven excellentieprogramma’s:

– De excellentieprogramma’s zijn ten minste gericht op het verwerven van excellent vakmanschap, aanwijsbare verbreding en verdieping van de hiervoor benodigde kennis, inzichten en vaardigheden.

– Het betreffen aantoonbaar verzwaarde onderwijsprogramma’s voor de meest getalenteerde studenten; bijvoorbeeld zichtbaar doordat de onderwijstijd van deze programma’s van de wettelijke verplichte minimumnormen voor onderwijstijd overstijgen.

– Voor studenten die met succes een excellentieprogramma hebben doorlopen, voegt de instelling – binnen de wettelijke mogelijkheden – relevantie informatie toe aan het diploma dan wel de resultatenlijst bij het diploma van de betreffende studenten. Hierdoor wordt de meerwaarde zichtbaar voor het afnemend werkveld en het vervolgonderwijs.

De instelling beschrijft in het plan onder meer hoe zij internationalisering vorm geeft. Ook beschrijft de instelling hoe zij inzet op eigentijdse meester-gezeltrajecten en de samenwerking met betreffende brancheorganisaties hierbij. In het geval de instelling er voor kiest niet op internationalisering en/of meester-gezeltrajecten in te zetten, wordt in het plan gemotiveerd waarom hiertoe is besloten.

Uitvoerbaarheid en haalbaarheid

De inrichting van de organisatie is zodanig vormgegeven dat een succesvolle uitvoering van het excellentieplan mogelijk is.

De doelstellingen en activiteitenplanning zijn uitvoerbaar en haalbaar in de tijd.

De instelling beschrijft in het plan op welke wijze zij er zorgt dat voldoende deskundig personeel wordt ingezet voor sturing, afstemming, kennisdeling, communicatie, planning en uitvoering van de beoogde excellentieprogramma’s.

In het plan is aangegeven hoe de beschreven doelstellingen uitvoerbaar en haalbaar zijn in de tijd.

Breed gedragen en kennisdeling

Het plan is gedragen door de instelling.

Het plan geeft het draagvlak weer van belanghebbenden (studenten, docenten en (leer)bedrijven). Ook wordt beschreven hoe de kennisdeling en het leren van ervaringen wordt georganiseerd.

Bijlage

3

bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

Overzicht diplomawaarden

Basisberoepsopleiding

2

Vakopleiding

3

Middenkader- of specialistenopleiding

4

Bijlage

4

bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

Overzicht referentiewaarden

Praktijkonderwijs

1,20

Vmbo zonder diploma

1,72

Havo/vwo zonder diploma

3,66

Vmbo bbl

2,62

Vmbo kbl

3,31

Vmbo gl

3,65

Vmbo tl

3,70

Havo/vwo

3,69

Overig

2,25

Bijlage

5

bij artikel 3.1 van de Regeling kwaliteitsafspraken mbo

Overzicht grenswaarden

Niveau van de eenheid

opleidingsdomein

79000

2

0,07

79000

3

0,27

79000

4

0,52

opleidingsdomein

79010

2

0,09

79010

3

0,18

79010

4

0,55

opleidingsdomein

79020

2

0,05

79020

3

0,22

79020

4

0,55

opleidingsdomein

79030

3

0,11

79030

4

0,52

opleidingsdomein

79040

2

0,04

79040

3

0,19

79040

4

0,56

opleidingsdomein

79050

2

0,13

79050

3

0,24

79050

4

0,66

opleidingsdomein

79060

2

0,06

79060

3

0,19

79060

4

0,57

opleidingsdomein

79070

2

0,08

79070

3

0,23

79070

4

0,50

opleidingsdomein

79080

2

0,14

79080

3

0,20

79080

4

0,57

opleidingsdomein

79090

2

0,10

79090

3

0,18

79090

4

0,55

opleidingsdomein

79100

2

0,05

79100

3

0,12

79100

4

0,50

opleidingsdomein

79110

2

0,07

79110

3

0,17

79110

4

0,45

opleidingsdomein

79120

2

0,09

79120

3

0,22

79120

4

0,53

opleidingsdomein

79130

2

0,08

79130

3

0,14

79130

4

0,56

opleidingsdomein

79140

2

0,12

79140

3

0,24

79140

4

0,55

opleidingsdomein

79150

2

0,10

79150

3

0,18

79150

4

0,48

opleidingsdomein

79160

2

0,03

79160

3

0,12

Niveau van het opleidingsdomein

opleidingsdomein

79000

0,27

opleidingsdomein

79010

0,27

opleidingsdomein

79020

0,24

opleidingsdomein

79030

0,36

opleidingsdomein

79040

0,50

opleidingsdomein

79050

0,30

opleidingsdomein

79060

0,19

opleidingsdomein

79070

0,24

opleidingsdomein

79080

0,33

opleidingsdomein

79090

0,39

opleidingsdomein

79100

0,23

opleidingsdomein

79110

0,17

opleidingsdomein

79120

0,25

opleidingsdomein

79130

0,32

opleidingsdomein

79140

0,37

opleidingsdomein

79150

0,28

opleidingsdomein

79160

0,06

Niveau van de instelling

0,31

Bijlage

6

bij artikel 4.10, tweede lid

Beoordelingskader verbeterplan bpv

De instantie vormt een integraal oordeel over het verbeterplan bpv van de mbo-instelling. Dit integrale oordeel is gebaseerd op een toets van het verbeterplan bpv (zijn de voorgeschreven stappen op een goede manier uitgevoerd) en een toets van het ambitieniveau (liggen de beoogde resultaten op het juiste niveau). Deze laatste toets is van een andere orde dan de meer technische toets van het verbeterplan bpv. Met de toets van het ambitieniveau wordt beoordeeld of de beoogde resultaten, als ze worden bereikt, een beloning van een zware categorie ‘goed’ rechtvaardigen. De instelling dient de beoogde resultaten in het verbeterplan bpv zodanig ambitieus te formuleren dat als deze resultaten worden bereikt, de instantie deze bij de beoordeling, bedoeld in artikel 4.14, de classificatie ‘goed’ kan geven.

Onderstaand beoordelingskader geeft in de eerste kolom de criteria waarop de beoordeling wordt gebaseerd. De kolom met de minimale vereisten geeft aan wat er onder het criterium valt; de kolom met de beoordeling beschrijft hoe wordt getoetst of daaraan voldaan wordt. De aspecten worden beoordeeld op de variabelen grootte en bereik. De instantie houdt rekening met het belang dat de instelling in het verbeterplan heeft toegekend aan de verschillende aspecten en resultaten.

De beoogde resultaten voor de instelling worden in onderlinge samenhang beoordeeld.

Analyse beginsituatie

1) De instelling beschrijft in het verbeterplan bpv de analyse van de uitgangssituatie van de bpv in 2016.

2) De instelling gebruikt hiervoor de relevante informatie en geeft aan welke informatie is gebruikt1.

3) Bij de analyse besteedt de instelling in ieder geval aandacht aan de aspecten bedoeld in artikel 4.6, eerste lid.

4) De instelling kiest gemotiveerd de verbeterpunten voor de kalenderjaren 2017 en 2018.

De verbeterpunten vloeien voort uit de analyse van de uitgangssituatie van de bpv in 2016.

De keuze voor de verbeterpunten is gemotiveerd.

Indien is gekozen voor bepaalde aspecten geen verbeterpunten te kiezen of voor andere aspecten juist wel verbeterpunten te kiezen, vloeit dit voort uit de analyse.

Uit de analyse vloeit een juiste weging van het belang van de aspecten voort.

Beoogde resultaten

1) De instelling omschrijft de beoogde resultaten per aspect voor 2017 en 2018.

2) De beoogde resultaten zijn SMART2 geformuleerd.

3) De beoogde resultaten hebben ten minste betrekking op de aspecten bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, tenzij hiervan op grond van de analyse gemotiveerd wordt afgeweken.

4) Een eventueel zwaarder wegend belang van bepaalde beoogde resultaten wordt omschreven.

Heeft de instelling om te bepalen of de beoogde resultaten voor de bpv zijn bereikt, passende indicatoren dan wel andere instrumenten gekozen, waarmee op betrouwbare wijze en eenduidig kan worden vastgesteld of het beoogde resultaat is bereikt.

De beoogde resultaten voor 2017 en 2018 vloeien voort uit de analyse van de uitgangssituatie.

Van de beoogde resultaten zijn de grootte en het bereik beschreven.

Uit de analyse vloeit een gemotiveerde weging van het belang van de beoogde resultaten voort.

Waardering beoogde resultaten

Toets van het ambitieniveau:

De beoogde resultaten zijn ambitieus en haalbaar geformuleerd.

1. a. Grootte: Het beoogde resultaat is ambitieuzer naarmate de beoogde verbeteringen groter zijn.

b. Bereik: Het beoogde resultaat is ambitieuzer naarmate het aandeel van de deelnemers dat baat heeft bij de beoogde verbeteringen groter is.

2. De beoogde resultaten zijn realistisch, in die zin dat ze niet te ambitieus zijn geformuleerd en haalbaar zijn (in de tijd) met de voorgenomen maatregelen.

Maatregelen

De instelling geeft een overzicht van de maatregelen waarmee de beoogde resultaten kunnen worden gerealiseerd en de wijze waarop de implementatie van de maatregelen wordt georganiseerd.

De maatregelen zijn voldoende concreet uitgewerkt in termen van betrokkenen en verantwoordelijkheden, monitoring, borging en communicatie met in- en externe betrokkenen.

De maatregelen kunnen worden uitgevoerd, gelet op de structuren en processen van de instelling.

Draagvlak

De beoogde resultaten en de te treffen maatregelen zijn gedragen door de interne en externe betrokkenen.

De beoogde resultaten en maatregelen zijn afgestemd met vertegenwoordigers van de leerbedrijven, deelnemers en bpv-begeleiders.

Collegiale consultatie

De instelling committeert zich te participeren aan de collegiale consultatie voor de bpv. De instelling geeft zelf vorm aan deze consultatie.

In het verbeterplan bpv is de deelname aan de collegiale consultatie van het verbeterplan bpv opgenomen.

1 Indien de instelling informatie gebruikt uit onderzoek dat in opdracht van de instelling is uitgevoerd, wordt de onderbouwende informatie (bijv. het onderzoeksrapport) bij het verbeterplan verstrekt.

2 Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden of anderszins meetbaar, aantoonbaar en verifieerbaar.

Bijlage

7

bij artikel 4.13, derde lid

Beoordelingskader resultatenrapportage bpv

Voor de resultatenrapportage worden de behaalde resultaten afgezet tegen de beoogde resultaten en vergeleken met de uitgangssituatie zoals vastgelegd in het verbeterplan bpv.

De instelling kan een toelichting geven over de behaalde resultaten.

Uitgangssituatie van de bpv in 2016

1. Resultaat A

2. Resultaat B

3. ….

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

Beoogde resultaten voor 2017

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

Behaalde resultaten in 2017

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

1.

2.

3.

De instantie vormt een integraal oordeel over de verbetering van de bpv bij de instelling. Dit oordeel is opgebouwd uit de oordelen per aspect. Voor deze oordelen per aspect zet de instantie de behaalde resultaten af tegen de beoogde resultaten en de uitgangssituatie zoals die in het verbeterplan bpv zijn opgenomen. De instantie betrekt de door de instelling gegeven toelichting bij de beoordeling. Bij dit integraal oordeel worden de drie variabelen grootte, bereik en belang van de gerealiseerde verbetering voor de resultaten per aspect gewogen. Het is niet mogelijk voor deze kwalitatieve beoordeling een kwantitatieve beslisregel te formuleren. Daarom vormt de instantie een integraal oordeel over de verbetering van de bpv zoals die blijkt uit de bereikte resultaten, voor de instelling als geheel en voor de diverse aspecten. Dit oordeel wordt onderbouwd en gemotiveerd.

De resultaten worden beoordeeld als behaald als ze ten minste op het niveau van de beoogde resultaten liggen.

In Artikel 4.14 staat in het tweede lid, dat indien het geheel van de beoogde resultaten van een aspect is bereikt, de instantie de behaalde resultaten voor het betreffende aspect classificeert als ‘goed’.

In Artikel 4.14 staat in het derde lid, dat indien het geheel van de beoogde resultaten grotendeels is gerealiseerd, de instantie de behaalde resultaten voor het betreffende aspect classificeert als ‘voldoende’.

De instantie beoordeelt het geheel van de gerealiseerde resultaten voor een aspect als ‘voldoende’ als alle beoogde resultaten grotendeels zijn bereikt of als een groot deel van de resultaten geheel is bereikt.

In Artikel 4.14 staat in het vierde lid, dat indien voor de beoogde resultaten niet de classificatie ‘goed’ of ‘voldoende’ kan worden gegeven, de instantie de behaalde resultaten voor dit aspect classificeert als ‘onvoldoende’.

In Artikel 4.14 staat in het vijfde lid, dat bij de beoordeling van de gerealiseerde resultaten voor de instelling als geheel het eerste tot en met het derde lid van overeenkomstige toepassing zijn.

Dit geldt ook voor de hierboven vermelde normen voor de beoordeling ‘goed’ en ‘voldoende’.

Voor 2018 wordt eenzelfde tabel gebruikt als voor 2017. Er is geen verband tussen het oordeel in 2017 en het oordeel in 2018. Het kan voorkomen dat de resultaten van een instelling in 2017 als ‘goed’ worden beoordeeld, terwijl de resultaten in 2018 als ‘onvoldoende’ worden beoordeeld en omgekeerd.