Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2014, kenmerk 694624-130150-WJZ, houdende nadere regels op grond van de Jeugdwet (Regeling Jeugdwet)
Regeling Jeugdwet
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Ministers: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister van Veiligheid en Justitie;
–
pleegkind: jeugdige die door de pleegouder wordt opgevoegd en verzorgd als behorend tot het gezin van de pleegouder en voor wie een pleegcontract als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de wet is afgesloten;
Als categorieën van gekwalificeerde gedragswetenschappers worden aangewezen:
–
beroepsbeoefenaren die zijn ingeschreven in het register Kinder- en Jeugdpsychologen van het Nederlands Instituut van Psychologen;
–
beroepsbeoefenaren die als Orthopedagoog-Generalist zijn ingeschreven in het register van de Nederlandse Vereniging van Pedagogen en Onderwijskundigen;
die gebruik maken van een individuele voorziening;
c.
die gebruik maken van overige voorzieningen;
d.
ten aanzien van wie een kinderbeschermingsmaatregel is uitgevoerd;
e.
ten aanzien van wie jeugdreclassering is uitgevoerd.
2
Voor het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, wordt gebruik gemaakt van een vragenlijst die ten minste ingaat op hoe personen als bedoeld in het eerste lid:
a.
de toegankelijkheid van voorzieningen ervaren;
b.
de kwaliteit van de jeugdhulp en van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering ervaren;
c.
de jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering vinden bijdragen aan het gezond en veilig opgroeien, het groeien naar zelfstandigheid, de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie.
Op de jaarverslaggeving van de jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling is Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de afdelingen 1, 11 en 12 voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.
wordt de jaarverslaggeving ingericht overeenkomstig de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder hoofdstuk 640;
b.
wordt de jaarverslaggeving opgesteld en gepubliceerd in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta;
c.
is het verslagjaar altijd gelijk aan een kalenderjaar;
d.
kan de jeugdhulpaanbieder of de gecertificeerde instelling met een omzet van minder dan € 1.000.000,- per jaar en minder dan 10 fte personeel volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 2:393, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling stellen de jaarverslaggeving en een jaardocument op dat ten minste een verantwoordingsdocument, het verslag, bedoeld in artikel 4.3.1 van de wet en andere informatie die wordt verstrekt op grond van het model, bedoeld in het derde lid, bevat.
2
De jaarverslaggeving en het jaardocument worden jaarlijks uiterlijk vijf maanden na het verstrijken van het jaar waarop zij betrekking hebben ter inzage gelegd en op verzoek van de Ministers aan hen en aan derden verstrekt.
3
De jaarverslaggeving en het jaardocument worden opgesteld met gebruikmaking van het model dat is te verkrijgen via de website www.jaarverslagenzorg.nl.
4
De Ministers stellen jaarlijks uiterlijk voor 1 oktober na overleg met betrokken partijen het model voor het volgende verslagjaar vast en kunnen dit model tussentijds herzien.
Artikel
4.4
1
Bij het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg worden vóór 1 juni van het jaar volgend op het verslagjaar ingediend:
a.
de jaarverslaggeving, bedoeld in artikel 4.3, in elektronische vorm;
b.
het jaardocument, bedoeld in artikel 4.3, in elektronische vorm;
2
De Ministers kunnen een jeugdhulpaanbieder of een gecertificeerde instelling uitstel van indiening verlenen op een gemotiveerd verzoek, dat uiterlijk acht weken vóór het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn is ingediend.
§
5
Basisbedragen en toeslagen pleegvergoeding
Artikel
5.1
1
Het in artikel 5.3, eerste lid, van de wet bedoelde basisbedrag van de vergoeding voor de verzorging en opvoeding van een pleegkind is het bedrag, genoemd in onderdeel a van bijlage 1 bij deze regeling.
2
Het basisbedrag kan worden verminderd voor de periode gedurende welke een pleegkind als gevolg van bijzondere omstandigheden tijdelijk niet bij de pleegouder verblijft. Alsdan worden de door de pleegouder werkelijk gemaakte noodzakelijke kosten vergoed tot ten hoogste het basisbedrag.
Artikel
5.2
1
Het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, wordt vermeerderd met een toeslag ter hoogte van het bedrag, genoemd in onderdeel b van bijlage 1 bij deze regeling:
a.
zolang sprake is van een crisisplaatsing waarbij het pleegkind met spoed is geplaatst bij de pleegouder, gedurende de eerste vier weken van het verblijf van het pleegkind;
b.
zolang bij een pleegouder drie of meer pleegkinderen verblijven, voor het derde en volgende pleegkind.
2
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, wordt het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, vermeerderd met een door de pleegzorgaanbieder vast te stellen toeslag van ten hoogste het bedrag, genoemd in onderdeel c van bijlage 1 bij deze regeling, voor de door de pleegouder ten behoeve van een pleegkind met een verstandelijke, zintuiglijke of lichamelijke beperking gemaakte kosten, voor zover:
a.
deze kosten naar het oordeel van de pleegzorgaanbieder redelijkerwijs noodzakelijk zijn in verband met de beperkingen;
b.
deze kosten niet kunnen worden voldaan uit het basisbedrag, en
c.
daarvoor geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verstrekt.
3
De toeslag die noodzakelijk is voor het dekken van de kosten, bedoeld in het tweede lid, wordt verstrekt gedurende een door de pleegzorgaanbieder te bepalen periode.
Artikel
5.3
De pleegzorgaanbieder verstrekt een door de pleegzorgaanbieder vast te stellen vergoeding voor bijzondere kosten voor het pleegkind ingeval sprake is van een pleegoudervoogd dan wel een pleegouder die een pleegkind opvangt in het kader van een kinderbeschermingsmaatregel, voor zover:
a.
deze kosten naar het oordeel van de pleegzorgaanbieder redelijkerwijs noodzakelijk worden geacht en niet kunnen worden voldaan uit het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, dan wel uit de toeslagen, bedoeld in artikel 5.2;
b.
voor deze kosten geen uitkering op grond van een andere regeling kan worden verstrekt, en
c.
de kosten redelijkerwijs niet zijn te verhalen op onderhoudsplichtige ouders.
Artikel
5.4
Het basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1, en de toeslagen, bedoeld in artikel 5.2, worden jaarlijks met ingang van 1 januari geïndexeerd overeenkomstig de wijze, bedoeld in onderdeel d van bijlage 1 bij deze regeling.
§
6
Beveiligingseisen gegevensverwerking
Artikel
6
De beveiliging van de gegevensverwerking, bedoeld in de artikelen 7.2.1 en 7.2.4 van de wet, voldoet aan NEN-ISO-IEC 27001 en NEN-ISO-IEC 27002 of aan daaraan gelijkwaardige normen.
§
7
Beleidsinformatie
Artikel
7
De jeugdhulpaanbieder en de gecertificeerde instelling verstrekken aan het Centraal Bureau voor de Statistiek structureel de gegevens, bedoeld in artikel 7.5.1, eerste lid, van het Besluit Jeugdwet, op de wijze beschreven in bijlage 2 bij deze regeling.
overeenkomstig een door het college goedgekeurd document waaruit de rechtsgeldige afspraken blijken tussen de persoon aan wie het persoonsgebonden budget wordt verstrekt en een derde; en
c.
tot afdracht van eventuele loonheffing, premies voor de sociale verzekeringen en inkomensafhankelijke bijdragen op grond van de Zorgverzekeringswet.
3
De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget, voor werkzaamheden die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht, indien een declaratie van een derde de naam en het adres van de derde, het tarief, een verantwoording van de overeengekomen resultaten dan wel een overzicht van het aantal te betalen uren en dagdelen of etmalen, bevat.
4
De Sociale verzekeringsbank kan een betaling uit het persoonsgebonden budget beëindigen of weigeren:
wegens strijd met het recht, waaronder het recht dat van toepassing is op de arbeidsovereenkomst of overeenkomst van opdracht, of het belang van de uitvoerbaarheid van het verrichten van de betalingen uit het persoonsgebonden budget door de Sociale verzekeringsbank.
5
De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen uit het persoonsgebonden budget zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld, binnen 30 dagen na ontvangst van de declaratie door de Sociale verzekeringsbank, tenzij een betaling geheel of gedeeltelijk wordt geweigerd. Betalingen die op grond van het vierde lid zijn geweigerd kunnen na goedkeuring door de Sociale verzekeringsbank binnen 30 dagen alsnog worden verricht.
6
De Sociale verzekeringsbank verricht betalingen ter verkrijging door de persoon aan wie het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, van gelden die aanvullend op het persoonsgebonden budget door of vanwege die persoon zelf zijn gestort bij de Sociale verzekeringsbank.
7
De Sociale verzekeringsbank ondersteunt de persoon aan wie het persoonsgebonden budget wordt verstrekt bij zijn werkgeverstaken, waaronder ten aanzien van arbeidsomstandighedenregelgeving, zaakschade en aansprakelijkheid.
§
9
Slotbepalingen
Artikel
9.1
De Regeling beleidsinformatie jeugdzorg 2011 blijft nadat zij met ingang van 1 januari 2015 is vervallen, van toepassing op informatieverstrekkingen met betrekking tot de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling.
Artikel
9.2
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2015. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2014, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt zij terug tot en met 1 januari 2015.
Artikel
9.3
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Jeugdwet.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,M.J. vanRijn
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,F.Teeven
Bijlage
1
behorende bij paragraaf 5 van de Regeling Jeugdwet
Basisbedragen en toeslagen pleegvergoeding
a.
Basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1 per leeftijdscategorie, per pleegkind
Bij de aanvang van ieder kalenderjaar worden het basisbedrag en de in artikel 5.2 bedoelde toeslagen geïndexeerd met het procentuele verschil tussen de door het Centraal bureau voor statistiek bekendgemaakte consumentenprijsindex ‘alle huishoudens’, over de julimaanden van twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren.
e.
Basisbedrag, bedoeld in artikel 5.1 per leeftijdscategorie, per pleegkind
Bij de aanvang van ieder kalenderjaar worden het basisbedrag en de in artikel 5.2 bedoelde toeslagen geïndexeerd met het procentuele verschil tussen de door het Centraal bureau voor statistiek bekendgemaakte consumentenprijsindex ‘alle huishoudens’, over de julimaanden van twee direct aan het betreffende jaar voorafgaande jaren.
Gegevens over jeugdbescherming en jeugdreclassering
4.1
Kinderbeschermingsmaatregelen
4.1.1
Type kinderbeschermingsmaatregel
4.1.2
Datum aanvang kinderbeschermingsmaatregel
4.1.3
Datum einde kinderbeschermingsmaatregel
4.2
Jeugdreclassering
4.2.1
Type jeugdreclassering
4.2.2
Datum aanvang jeugdreclassering
4.2.3
Datum einde jeugdreclassering
4.2.4
Inzet erkende interventie bij jeugdreclassering
4.3
Overige gegevens kinderbescherming en jeugdreclassering
4.3.1
Datum eerste contact
4.3.2
Reden beëindiging maatregel
4.3.3
Datum overgedragen
4.3.4
Datum overgedragen gekregen
4.4
Activiteiten in het preventief justitieel kader
4.4.1
Datum aanvang activiteiten in het preventief justitieel kader
4.4.2
Datum einde activiteiten in het preventief justitieel kader
5.
Gegevens van de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling
DEEL 2 AANLEVERPROCES
6.
Wijze waarop de aanlevering van gegevens dient plaats te vinden
6.1
Aanleverproces
6.2
Privacybescherming
6.3
Verslagperiodes
6.4
Aanlevertermijnen
6.5
Inhoud van het gegevensbestand
6.6
Correctie leveringen
DEEL 3 TECHNISCHE EISEN
7.
Technische eisen die gelden voor de gegevenslevering aan CBS
7.1
Gebruik uploadvoorziening
7.2
Bestandsformaten
7.3
Gebruik webformulieren
7.4
Berichtspecificatie
1
Inleiding
1.1
Aanleiding
In 2015 treedt de Jeugdwet in werking. Onderdeel van de Jeugdwet is een regeling voor beleidsinformatie. Deze regeling bepaalt welke gegevens worden verwerkt, door wie, met welk doel, op welke wijze ze worden verstrekt en aan wie. De beleidsinformatie in de Jeugdwet betreft informatie over het jeugdhulpgebruik en de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Daartoe verstrekken jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen op persoonsniveau gegevens. De Jeugdwet bepaalt dat deze gegevens aangeleverd worden bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het CBS verwerkt deze gegevens tot statistieken en rapportages en publiceert deze opdat iedereen daar gebruik van kan maken. De microdata (informatie op persoons- of instellingsniveau) komen niet ter beschikking. Onderzoek op dit soort data is wel mogelijk via de zogenaamde remote access voor organisaties die daartoe door het CBS zijn geautoriseerd.
De gegevensverstrekking vindt plaats zodat gemeenten doelmatig, doeltreffend en samenhangend gemeentelijk beleid kunnen voeren ten aanzien van preventie, jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. De gegevensverstrekking vindt voorts plaats zodat het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) een zorgvuldig en samenhangend jeugdbeleid kunnen voeren en hun stelselverantwoordelijkheid kunnen waarborgen.
1.2
Doel en beheer
In het Besluit Jeugdwet ligt vast welke gegevens de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen verstrekken aan CBS ten behoeve van de beleidsinformatie voor gemeenten, VWS en VenJ. In onderstaande tabel is aangegeven om welke gegevens het gaat. Tussen haakjes is aangegeven in welke paragraaf de gegevens worden uitgewerkt.
• Activiteiten in het preventief justitieel kader (4.4)
Om er voor te zorgen dat de gegevens op de juiste wijze worden aangeleverd, zowel qua inhoud als qua proces, is er dit informatieprotocol. Het informatieprotocol beschrijft zo gedetailleerd mogelijk welke definities de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen dienen te hanteren en hoe zij deze gegevens aanleveren bij CBS.
Het informatieprotocol wordt beheerd door het ministerie van VWS. In praktijk vindt het beheer plaats in samenwerking met:
•
het ministerie van VenJ;
•
de VNG namens de gemeenten;
•
het CBS;
•
de brancheorganisaties van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen namens deze organisaties.
Jaarlijks wordt bezien of wijzigingen in het informatieprotocol nodig zijn, bijvoorbeeld om begrippen of procedures te verhelderen of aan te passen.
1.3
Wie dienen er beleidsinformatie aan te leveren?
Alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen die onder de verantwoordelijkheid van de gemeente jeugdhulp bieden, respectievelijk uitvoering geven aan de kinderbeschermingsmaatregelen en maatregelen jeugdreclassering dienen gegevens aan het CBS te leveren voor de beleidsinformatie. Het maakt daarbij niet uit of de jeugdhulp vrij toegankelijk is of niet en of de jeugdhulp in natura wordt geboden of op basis van een PGB.
In veel gemeenten worden wijk- of buurtteams opgericht. Deze teams kunnen diverse functies vervullen. Indien de wijk- of buurtteams jeugdhulp bieden conform de definities van de Jeugdwet, dan dienen zij daarover gegevens aan te leveren bij CBS. Er hoeven geen gegevens te worden aangeleverd aan CBS over de toeleidings- of verwijzingstaken (toegangstaken), over de preventieve inzet of informatie & advies.
1.4
Opbouw informatieprotocol
Het informatieprotocol bestaat uit drie delen:
•
Deel 1 bevat de te hanteren definities en keuzemogelijkheden voor de gegevens zoals opgenomen in het Besluit Jeugdwet;
•
Deel 2 bevat de beschrijving van het proces dat CBS hanteert en dat instellingen moeten volgen voor het aanleveren van de gegevens;
•
Deel 3 bevat de meer technische specificaties voor de gegevenslevering.
Deel
1
Gegevensdefinities
2
Gegevens over de jeugdige
Voor de beleidsinformatie jeugd worden gegevens over de jeugdige uitgevraagd om de informatie op persoonsniveau beschikbaar te hebben. Op deze manier kunnen kruistabellen worden gemaakt tussen kenmerken zoals leeftijd en geslacht en het gebruik van jeugdhulp, of de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Ook is samenloop van diverse vormen van jeugdhulp en inzet vanuit het gedwongen kader op deze manier inzichtelijk te maken. De publicatie van de gegevens zal altijd op geaggregeerd niveau zijn en nooit herleidbaar tot personen. Omdat niet elke jeugdige een BSN heeft, worden ook de geboortedatum en het geslacht uitgevraagd. De postcode wordt uitgevraagd voor controledoeleinden en om de woonplaats van de jeugdige conform het woonplaatsbeginsel aan te duiden.
de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt en ten aanzien van wie op grond van deze wet:
–
is bepaald dat de voortzetting van jeugdhulp als bedoeld in onderdeel 1°, waarvan de verlening was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, noodzakelijk is;
–
vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar is bepaald dat jeugdhulp noodzakelijk is, of
–
is bepaald dat na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is.
Toelichting:
Jeugdhulp is op grond van bovenstaande definitie beschikbaar voor personen tot 18 jaar. De onderdelen 20 en 30 geven aan welke uitzonderingen daarop geldig zijn.
2.2
Burgerservicenummer
Het unieke persoonsnummer waarmee de jeugdige staat ingeschreven in de Basisregistratie personen (BRP).
Toelichting:
Indien er geen BSN bekend is, dan wordt in plaats van het BSN de code 000000000 genoteerd. Bij ongeboren kinderen wordt 999999999 genoteerd.
2.3
Geboortedatum
De geboortedatum van de jeugdige weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Bij sommige jongeren is de exacte geboortedatum niet bekend. Indien de geboortedag niet bekend is, wordt dat aangegeven door JJJJMM00 te noteren. Indien (ook) de geboortemaand niet bekend is, dan wordt dat aangegeven door JJJJ0000 te noteren. Bij ongeboren kinderen wordt 99999999 genoteerd.
2.4
Geslacht
Het geslacht van de jeugdige, waarbij de volgende opties gelden:
•
Vrouw (V)
•
Man (M)
•
Onbekend (O)
2.5
Postcode/gemeente ter duiding van de woonplaats
De postcode van het adres van de gezagsdrager van de jeugdige. In geval het gezag berust bij een gecertificeerde instelling of als de jeugdige 18 jaar of ouder is, dan gaat het om de postcode van het adres van het werkelijke verblijf van de jeugdige. Als het adres van de gezagsdrager onbekend is of buiten Nederland, dan gaat het eveneens om het adres van het werkelijke verblijf van de jeugdige.
Als de postcode niet bekend is, dan volstaat de CBS code van de gemeente.
Toelichting:
De postcode is nodig om te bepalen aan welke gemeente de beleidsinformatie over de betreffende jeugdige moet worden toegekend. Om die reden wordt aangesloten bij het adres conform het zogenaamde woonplaatsbeginsel uit de Jeugdwet.
in geval de voogdij over de jeugdige berust bij een gecertificeerde instelling: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige;
3°.
in geval de woonplaats, bedoeld onder 1° en 2°, onbekend is dan wel buiten Nederland is: de plaats van het werkelijke verblijf van de jeugdige op het moment van de hulpvraag;
De wijze waarop het woonplaatsbeginsel in praktijk gehanteerd moet worden, is uitgewerkt in een factsheet en mindmap. Hierin is een stappenplan opgenomen voor het bepalen van de verantwoordelijke gemeente. Kijk voor de meest actuele informatie op www.voordejeugd.nl en op de website van de VNG.
3
Gegevens over jeugdhulp
De beleidsinformatie jeugd richt zich op het inzichtelijk maken van het jeugdhulp gebruik. Dit houdt in dat jeugdhulpaanbieders een aantal gegevens over de door hen geleverde jeugdhulp dienen aan te leveren. Het gaat om het type jeugdhulp, de start- en einddata, de organisatie die verwezen heeft naar de jeugdhulp en de reden van beëindiging van de jeugdhulp.
ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders;
2°.
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°.
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;
Toelichting:
In de Jeugdwet zijn randvoorwaarden en kwaliteitseisen opgenomen waaraan de jeugdhulp en/of jeugdhulpaanbieders moeten voldoen, zoals dossiervorming, een plan (hulpverleningsplan, behandelplan) en bewaking en beheersing van de kwaliteit. Voor de jeugdhulp waarover aan CBS gerapporteerd moet worden gelden al deze randvoorwaarden en eisen.
Als een jeugdhulpaanbieder een jeugdige (anonieme) adviezen of consulten biedt, ook al is dat voorafgaande aan de start van jeugdhulp, dan geldt dit niet als jeugdhulp waarover gegevens verstrekt moeten worden aan CBS. Dit geldt tevens voor het verstrekken van folders en overige vormen van informatie.
3.2
Verwijzer
De organisatie of persoon die de jeugdige en/of zijn/haar ouders heeft verwezen naar de jeugdhulp, waarbij de volgende opties gelden:
•
Gemeentelijke toegang (01)
•
Huisarts (02)
•
Jeugdarts (03)
•
Gecertificeerde instelling (04)
•
Medisch specialist (05)
•
Geen verwijzer (06)
•
Onbekend (07)
Toelichting:
De keuzes bij verwijzer betreffen alleen de routes zoals deze in de Jeugdwet worden onderkend. Het betreft organisaties of personen die rechtstreeks jeugdigen en hun ouders op grond van de Jeugdwet kunnen doorverwijzen naar jeugdhulp. De Jeugdwet stelt dat tussen gemeenten en betrokkenen afspraken worden gemaakt over de voorwaarden waaronder en wijze waarop de rechtstreekse verwijzing verloopt.
Andere opties dan bovenstaande zijn er daarom niet. De optie geen verwijzer is bedoeld voor de jeugdhulp die vrij toegankelijk is. De scheidslijn tussen vrij toegankelijke jeugdhulp en niet vrij toegankelijke jeugdhulp bepaalt de gemeente en kan daarom in elke gemeente anders zijn.
De optie onbekend kan alleen gekozen worden bij jeugdhulp die voor 1-1-2015 gestart is.
3.3
Type jeugdhulp
Het type jeugdhulp kent twee dimensies:
•
Hulpvorm
•
Perspectief
Bij de dimensie hulpvorm gelden de volgende opties:
•
Jeugdhulp zonder verblijf:
○
Uitgevoerd door het wijk- of buurtteam (01)
○
Niet uitgevoerd door het wijk- of buurtteam:
█
Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder (02)
█
Daghulp op locatie van de aanbieder (03)
█
Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige (04)
•
Jeugdhulp met verblijf:
○
Pleegzorg (11)
○
Gezinsgericht (12)
○
Gesloten plaatsing (13)
○
Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan bovenstaand verblijf (14)
Bij de dimensie perspectief gelden de volgende opties:
•
Stabilisatie van een crisissituatie (01)
•
Diagnostiek (02)
•
Begeleiden (03)
•
Behandelen (04)
Toelichting:
Alvorens uitgebreid in te gaan op de indeling van de hulpvormen een korte toelichting op de opties bij het perspectief. Het betreft het perspectief van de aangevangen jeugdhulp. De optie ‘stabilisatie van een crisissituatie’ wordt alleen gebruikt als dit het enige perspectief van de door de jeugdhulpaanbieder geleverd jeugdhulp is. Hulpverlening vangt regelmatig aan met een crisissituatie. In veel gevallen leidt dit tot een langere periode van hulpverlening. In die gevallen wordt er gekozen voor de perspectieven begeleiden of behandelen. De optie diagnostiek wordt vergelijkbaar alleen gehanteerd als diagnostiek het enige perspectief is. Immers alle hulpverlening start met een diagnostische fase. Soms wordt voor diagnostiek echter een specialist ingeschakeld. Deze specialist biedt dan enkel en alleen diagnostiek. In die gevallen wordt het perspectief diagnostiek gekozen. In alle andere gevallen wordt er gekozen voor de perspectieven begeleiden of behandelen. Het onderscheid tussen begeleiden en behandelen is niet altijd eenduidig. Toch heeft iedere professional een beeld bij het onderscheid. Globaal gaat het bij begeleiden om activiteiten waarmee een jeugdige wordt ondersteund bij het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het aanbrengen en behouden van structuur in en regie over het persoonlijk leven. Bij behandelen gaat het globaal om het oplossen of verhelpen van een psychisch-, psychosociaal-, gedrags- of opvoedprobleem dan wel een psychische stoornis. Behandelen kan ook gericht zijn op het leren omgaan met, verminderen of stabiliseren van het probleem of de stoornis.
Bij het registreren van het perspectief moet gekozen worden voor één optie. Dit is het perspectief dat het meest prominent in beeld is.
De andere dimensie van het type jeugdhulp is de hulpvorm. In onderstaande tabel een toelichting per optie.
Uitgevoerd door het wijk- of buurtteam
Nagenoeg elke gemeente werkt met de inzet van wijk- of buurtteams. Soms doen deze teams vooral casuïstiek overleg, maar veelal bieden deze teams ook hulp. Als deze hulp valt onder de definitie van jeugdhulp uit de Jeugdwet, dan dient daarover beleidsinformatie aan CBS te worden geleverd. Bij het type jeugdhulp wordt dan voor de optie ‘jeugdhulp zonder verblijf’ gekozen ‘uitgevoerd door het wijk- of buurtteam’. De teams hebben soms andere namen, ook dan valt de jeugdhulp in deze categorie. Soms zijn de wijk- en buurtteam samengesteld uit medewerkers die bij verschillende organisaties werkzaam zijn. Op dat moment zouden twee registraties plaats kunnen vinden, via de organisatie waar de medewerker in dienst is, of in de cliëntregistratie van het wijk- of buurtteam. De gegevens voor CBS dienen vanuit het registratiesysteem van het wijk- of buurtteam geleverd te worden en niet (ook) vanuit de registratiesystemen van de organisaties waar de medewerkers in dienst zijn. Echter, indien het wijk- of buurtteam geen eigen registratiesysteem heeft, dan dienen de gegevens te worden geleverd door de organisatie die de registratie over de jeugdhulp voert. Van belang is dat de gegevens voor de beleidsinformatie niet dubbel worden geleverd.
Niet uitgevoerd door het wijk- of buurtteam
Gemeenten kunnen jeugdhulp zonder verblijf ook inkopen bij andere aanbieders dan de wijk- of buurtteams. In dat geval wordt de optie ‘jeugdhulp zonder verblijf niet uitgevoerd door het wijk- of buurtteam’ gekozen. Er zijn drie opties in deze.
Ambulante jeugdhulp op locatie van de aanbieder
Ambulante jeugdhulp op locatie betreft ambulante hulp of groepsgesprekken op het kantoor waarbij in principe één (algemene) expertise tegelijkertijd binnen de hulpverlening wordt ingezet. Het betreft o.a. face-to-face contacten met de jeugdige en/of ouders, ook wel poliklinische contacten genoemd. Ook groepsgesprekken of SOVA trainingen vallen onder deze categorie. De gesprekken duren maximaal twee uur.
Daghulp op locatie van de aanbieder
Bij daghulp is een begeleider of hulpverlener minimaal een dagdeel in de nabije omgeving van de jeugdige. De hulp kan individueel plaatsvinden, maar ook in een groep. Dagbesteding en dagstructurering vallen hier ook onder. Daghulp vindt plaats op de locatie van de aanbieder. Een belangrijk kenmerk van de dagbehandeling is dat een multidisciplinair team voor de dagbehandeling wordt ingezet. Het gaat bijvoorbeeld om een combinatie van fysiotherapie, gedragstherapie en psychotherapie die tijdens de dagbehandeling wordt ingezet.
Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige
Jeugdhulp in het netwerk van de jeugdige vindt plaats bij de jeugdige thuis, op school of elders in het netwerk van de jeugdige. In ieder geval niet op locatie bij de aanbieder. De intensiteit kan variëren van één of enkele tot 24 uur per dag.
Pleegzorg
De jeugdige verblijft in een pleeggezin. Er is van pleegzorg sprake als er een pleegcontract is tussen de pleegouder(s) en een pleegzorgaanbieder. Hiervan is ook sprake in geval van vakantie-/weekendopvang indien dat onderdeel uitmaakt van het hulpaanbod.
Gezinsgericht
Alle vormen van verblijf die een gezinssituatie benaderen, maar geen pleegzorg zijn. Te denken valt aan gezinshuizen, logeerhuizen en zorgboerderijen waar overnacht wordt.
Verblijf bij een jeugdhulpaanbieder anders dan bovenstaand verblijf
De jeugdige verblijft op de accommodatie van de jeugdhulpaanbieder, veelal in een groep met andere jeugdigen. In feite betreft het alle vormen van verblijf die niet onder een van de voorgaande categorieën vallen. Hieronder vallen ook begeleid wonen en kamertraining. Deze hulpvormen vinden doorgaans plaats in een verblijf van de hulpaanbieder.
De beleidsinformatie wordt per jeugdige en per type jeugdhulp (of maatregel) geleverd aan CBS. Alle jeugdhulp van dezelfde hulpvorm die onderdeel zijn van één hulpverleningsplan of behandelplan worden als één record aan CBS geleverd. Als een jeugdhulpaanbieder meerdere ambulante modules of programma’s tegelijkertijd of na elkaar aanbiedt, dan gelden deze samen als record waarover aan CBS gegevens moeten worden geleverd. Daarbij is de startdatum van de eerste module de datum aanvang jeugdhulp en de einddatum van de laatste module de datum einde jeugdhulp. Als twee verschillende jeugdhulpaanbieders (kunnen ook wijk- of buurtteams zijn) tegelijkertijd een ambulante module aanbieden, dan leveren zij beide daarover gegevens aan bij CBS. Ieder over de eigen betrokkenheid. Alle hulpverlening en behandeling die gedurende de pleegzorg en het residentiële verblijf plaatsvinden en door dezelfde jeugdhulpaanbieder worden aangeboden, vallen onder de pleegzorg en het residentiële verblijf. Als een andere jeugdhulpaanbieder in deze situatie een ambulante module aanbiedt, dan leveren zij daarover afzonderlijk gegevens aan bij het CBS. Het betreft dan jeugdhulp zonder verblijf.
3.4
Datum aanvang jeugdhulp
De dag waarop de jeugdhulpaanbieder start met het uitvoeren van de jeugdhulp. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de dag waarop de feitelijke hulpverlening start. In geval van jeugdhulp zonder verblijf gaat het om het eerste gesprek tussen de jeugdige en/of de ouders met de hulpverlener/behandelaar om met elkaar kennis te maken en te starten met de hulpverlening/behandeling. De hulpverlening dient in dit gesprek daadwerkelijk te starten, dus niet een eerste kennismaking gevolgd door plaatsing op een wachtlijst.
Bij jeugdhulp met verblijf wordt de dag aangehouden volgend op de eerste overnachting.
3.5
Datum einde jeugdhulp
De laatste dag waarop de jeugdhulpaanbieder uitvoering geeft aan de jeugdhulp. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de dag waarop de jeugdhulp eindigt. Dit kan twee dingen betekenen:
•
De hulpverlening stopt in zijn geheel. Dit houdt in dat er na deze dag geen sprake meer is van een feitelijke hulpverleningsrelatie of behandelovereenkomst.
•
Er kan ook sprake zijn van een (tussentijdse) wijziging in het type jeugdhulp, bijvoorbeeld van jeugdhulp met verblijf naar jeugdhulp zonder verblijf. Als alleen het perspectief van de jeugdhulp wijzigt, dan is er geen einde van de ingezette jeugdhulp en loopt het hulpverleningstraject gewoon door.
In geval van jeugdhulp met verblijf is de datum einde jeugdhulp de dag na de laatste overnachting.
3.6
Reden beëindiging jeugdhulp
De reden waarom de jeugdhulp is beëindigd, waarbij de volgende opties gelden:
•
Beëindigd volgens plan (01)
•
Voortijdig afgesloten: in overeenstemming (02)
•
Voortijdig afgesloten: eenzijdig door de cliënt (03)
•
Voortijdig afgesloten: eenzijdig door de aanbieder (04)
De reden van de beëindiging van de jeugdhulp geeft een indruk van de ‘uitval’ tijdens de uitvoering van de jeugdhulp. De optie ‘voortijdig afgesloten: in overeenstemming’ wordt gekozen als tussentijds de situatie van de jeugdige of het gezin verandert waardoor de gestarte jeugdhulp niet meer passend is. Dan wordt, in overeenstemming met de jeugdige en ouders, gekozen voor de inzet van een ander type jeugdhulp, of wordt de jeugdhulp afgerond. Als de jeugdhulp geheel volgens plan wordt uitgevoerd, wordt gekozen voor de optie ‘beëindigd volgens plan’.
De opties ‘eenzijdig door de cliënt’ en ‘eenzijdig door de aanbieder’ zijn in feite de opties waarbij van ‘uitval’ kan worden gesproken. De cliënt komt bijvoorbeeld niet meer naar sessies of onttrekt zich uit de residentiële voorziening. Het kan ook zijn dat de aanbieder de jeugdhulp stopt. In beide gevallen geldt dat de uitvoering van het plan nog niet is afgerond.
De uitvoering van het plan kan ook stoppen wegens externe omstandigheden, bijvoorbeeld omdat de jeugdige overleden is of is verhuisd en de hulpverlening bij deze jeugdhulpaanbieder eindigt.
4
Gegevens over jeugdbescherming en jeugdreclassering
In dit hoofdstuk zijn de gegevens opgenomen die worden uitgevraagd over jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het betreft gegevens die door de gecertificeerde instellingen worden aangeleverd aan CBS. Met deze gegevens wordt de inzet van het gedwongen kader in kaart gebracht. Type maatregel, start- en einddatum en reden beëindiging maken onderdeel uit van de gegevensset.
De datum van de eerste dag waarop de beschermingsmaatregel geldt. De datum is vastgelegd in de beschikking en is gelijk aan de datum van de uitspraak van de kinderrechter. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum van de aanvang wordt doorgegeven door de gecertificeerde instelling die als eerste met de uitvoering van de maatregel start. Als tussentijds de uitvoering van de maatregel wordt overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling, dan geeft de ‘nieuwe’ instelling deze datum niet meer door.
4.1.3
Datum einde kinderbeschermingsmaatregel
De datum van de laatste dag waarop de kinderbeschermingsmaatregel geldt. De datum waarop de kinderbeschermingsmaatregel eindigt, is vastgelegd in de beschikking van de uitspraak van de kinderrechter. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum einde kinderbeschermingsmaatregel wordt pas aan het CBS geleverd nadat de kinderbeschermingsmaatregel daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de beschikking van de kinderrechter.
De datum einde kinderbeschermingsmaatregel wordt doorgegeven door gecertificeerde instelling die als laatste met de uitvoering van de maatregel is belast.
De datum van de eerste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. Het gaat om de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum van de aanvang wordt doorgegeven door gecertificeerde instelling die als eerste met de uitvoering van de maatregel start. Als tussentijds de uitvoering van de maatregel wordt overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling, dan geeft de ‘nieuwe’ instellingen deze datum niet meer door.
4.2.3
Datum einde jeugdreclassering
De datum van de laatste dag waarop de maatregel jeugdreclassering geldt. De datum is vastgelegd in het document waarin het besluit tot het inzetten van de maatregel is vastgelegd. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De datum einde jeugdreclassering wordt pas aan het CBS geleverd nadat de jeugdreclassering daadwerkelijk is geëindigd. Deze datum wordt dus niet op voorhand al aan het CBS geleverd op basis van de te verwachten einddatum zoals opgenomen in de betekende beschikking die onherroepelijk is geworden.
De datum einde jeugdreclassering wordt doorgegeven door de gecertificeerde instelling die als laatste met de uitvoering van de maatregel is belast.
4.2.4
Inzet erkende interventie bij jeugdreclassering
In het dossier van de jeugdige waarvoor een gecertificeerde instelling jeugdreclassering uitvoert, neemt de gecertificeerde instelling op of er gedurende de uitvoering van de jeugdreclassering en in het kader van de uitvoering van de jeugdreclassering één of meer erkende interventies zijn ingezet.
Toelichting:
Het gaat er niet om, om aan te geven welke interventies zijn ingezet of hoeveel of wanneer. Alleen de notie of er een erkende interventie is ingezet (ja of nee) is voldoende.
Het betreft hier interventies die zijn erkend door de erkenningscommissie gedragsinterventies Justitie. Voor meer informatie over de erkende interventies zie: http://www.erkenningscommissie.nl/
4.3
Overige gegevens kinderbescherming en jeugdreclassering
4.3.1
Datum eerste contact
De datum waarop de uitvoering van de maatregel feitelijk start. In praktijk is dit het eerste face-to-face gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders nadat de gecertificeerde instelling is belast met de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Tijdens dit contact worden in ieder geval de rechten en plichten van de jeugdige doorgesproken. De datum van deze dag wordt weergegeven als JJJJMMDD.
Toelichting:
De registratie hiervan houdt verband met het vaststellen van de doorlooptijd en eventuele wachtlijsten bij de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering. Het eerste contact is altijd verbonden aan de start van de uitvoering van een maatregel. Bij een verlenging van een maatregel, of als de uitvoering van een maatregel wordt overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling, dan volgt er niet opnieuw een eerste contact.
4.3.2
Reden beëindiging maatregel
De reden waarom de maatregel voor de jeugdige is beëindigd. Per type maatregel gelden andere opties.
Opties bij (voorlopige) ondertoezichtstelling:
•
Bereiken meerderjarigheid jeugdige (01)
•
Tussentijdse opheffing (02)
•
Niet verlengd (03)
•
Beëindiging volgens plan (04)
•
Gezagsbeëindigende maatregel (05)
•
Overlijden jeugdige (06)
Opties bij (tijdelijke/voorlopige) voogdij:
•
Bereiken meerderjarigheid jeugdige (11)
•
Voogdij naar pleegouder (12)
•
Voogdij naar contactpersoon oftewel burgervoogd (13)
•
Herstel gezag (14)
•
Overlijden jeugdige (15)
Opties bij jeugdreclassering:
•
Beëindiging volgens plan (21)
•
Tussentijdse opheffing (22)
•
Overgang naar volwassen reclassering (23)
•
Terugmelding (24)
•
Nader besluit rechter (25)
•
Overlijden jeugdige (26)
Optie bij activiteiten in het preventief justitieel kader:
•
Einde activiteiten in het preventief justitieel kader (31)
Toelichting:
De reden beëindiging wordt doorgegeven door gecertificeerde instelling die als laatste met de uitvoering van de maatregel is belast.
De optie ‘niet verlengd’ wordt gebruikt indien een verlenging wel is aangevraagd, maar door de rechter niet is toegekend.
De optie ‘beëindiging volgens plan’ wordt gebruikt als de termijn van de ots is afgelopen en geen verlenging is aangevraaagd.
4.3.3
Datum overgedragen
De dag waarop de gecertificeerde instelling de uitvoering voor een maatregel kinderbescherming of jeugdreclassering heeft overgedragen aan een andere gecertificeerde instelling. De datum van deze dag wordt weergegevens als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de laatste dag waarop de ‘vorige’ gecertificeerde instelling nog verantwoordelijk was voor de uitvoering van de maatregel.
4.3.4
Datum overgedragen gekregen
De dag waarop de gecertificeerde instellingen de uitvoering van een maatregel kinderbescherming of jeugdreclassering heeft overgedragen gekregen van de ‘vorige’ gecertificeerde instelling. De datum van deze dag wordt weergegevens als JJJJMMDD.
Toelichting:
Het betreft de eerste dag waarop de ‘nieuwe’ gecertificeerde instelling verantwoordelijk is geworden voor de uitvoering van de maatregel. Deze dag is één dag later dan de datum overgedragen (zie 4.3.3).
4.4
Activiteiten in het preventief justitieel kader
Dit betreft activiteiten van de gecertificeerde instelling voor jeugdbescherming en jeugdreclassering. Deze specifieke preventieve- en nazorgactiviteiten die zich in het veld van de vrijwillige hulpverlening afspelen betreffen geen jeugdhulp, maar activiteiten die uitgaan van de inzet van de specifieke expertise van de gecertificeerde instelling om (opnieuw) een maatregel te voorkomen.
Toelichting:
Indien er sprake is van activiteiten in het preventief justitieel kader, dan wordt dit middels de code (31) weergegeven in het veld ‘type maatregel’.
4.4.1
Datum aanvang activiteiten in het preventief justitieel kader
De eerste dag waarop de gecertificeerde instelling de activiteiten in het preventief justitieel kader inzet. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
4.4.2
Datum einde activiteiten in het preventief justitieel kader
De laatste dag waarop de gecertificeerde instellingen de activiteiten in het preventief justitieel kader inzet. De datum van deze dag wordt weergeven als JJJJMMDD.
5
Gegevens van de jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling
Om het verstrekken van de gegevens voor de beleidsinformatie jeugd aan CBS te kunnen uitvoeren en controleren is een aantal gegevens van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling nodig. Gemeenten dienen deze gegevens aan CBS te verstrekken voor alle jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen waar zij contractueel mee samenwerken.
Het betreft de volgende gegevens per organisatie:
•
Naam van de instelling (verplicht)
•
Straat van het postadres (verplicht, tenzij er een postbus is opgegeven)
•
Huisnummer van het postadres, inclusief eventuele huisnummer toevoeging (verplicht tenzij er een postbus is opgegeven)
•
Postbusnummer (indien van toepassing; niet verplicht)
•
Postcode van het postadres (4 cijfers, 2 letters; verplicht)
•
Plaatsnaam waar de instelling is gevestigd (verplicht)
•
Algemeen telefoonnummer (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon is opgegeven)
•
Algemeen e-mailadres (verplicht, tenzij het telefoonnummer van een contactpersoon is opgegeven)
•
KvK nummer (verplicht)
•
Naam van het concern waartoe de instelling behoort (indien van toepassing; niet verplicht)
•
Naam of nummer van de vestiging (indien van toepassing; niet verplicht)
•
Naam van de contactpersoon voor CBS (verplicht)
•
Functie van de contactpersoon (niet verplicht)
•
Telefoonnummer van de contactpersoon (niet verplicht)
•
E-mailadres van de contactpersoon (niet verplicht)
De eerste keer worden bovenstaande gegevens door KING uitgevraagd bij de gemeenten (eind 2014). Daarna is CBS verantwoordelijk voor het actueel houden van het bestand.
Deel
2
Aanleverproces
6
Wijze waarop de aanlevering van gegevens dient plaats te vinden
6.1
Aanleverproces
Artikel 7.5.1 van de het Besluit Jeugdwet bepaalt dat de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen de gegevens voor de beleidsinformatie aanleveren bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het CBS schrijft alle door gemeenten aangeleverde jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen aan. CBS verzoekt middels dit schrijven om de gegevens voor de beleidsinformatie aan te leveren. In de brief staat vermeld om welke gegevens het gaat en wanneer de gegevens uiterlijk bij CBS aangeleverd moeten zijn. Ook bevat de brief informatie over hoe de organisaties de gegevens aan dienen te leveren. In feite betreft het een samenvatting van de informatie zoals opgenomen in dit informatieprotocol.
Er wordt gebruik gemaakt van de upload-voorzieningen en webformulieren die CBS daarvoor ter beschikking heeft. Meer informatie hierover is opgenomen in deel 3 van dit informatieprotocol.
Het CBS is, in afstemming met gemeenten, verantwoordelijk voor een actueel landelijk databestand met organisaties die gegevens voor beleidsinformatie moeten aanleveren.
6.2
Privacybescherming
De levering en verwerking van gegevens voor beleidsinformatie in het kader van de Jeugdwet is strikt geregeld in de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet. Daarin is met het oog op de bescherming van de privacy bepaald welke persoonsgegevens verwerkt mogen worden en met welk doel. Daarnaast regelt de CBS-wet op welke wijze het CBS de gegevens mag verwerken en welke voorschriften van toepassing zijn als het gaat om het publiceren van deze gegevens.
6.3
Verslagperiodes
De gegevens voor de beleidsinformatie over jeugdhulp (JH) en jeugdbescherming (JB) dienen twee keer per jaar bij CBS aangeleverd te worden. Hiervoor zijn er twee verslagperiodes:
•
Periode JH/JB1 met gegevens over januari t/m juni
•
Periode JH/JB2 met gegevens over juli t/m december
De allereerste verslagperiode wijkt van bovenstaande af en is van 1 januari 2015 t/m 31 maart 2015. De volgende levering gaat over de periode 1 januari 2015 t/m 30 juni 2015. Dit betekent dat het eerste kwartaal nogmaals wordt uitgevraagd. Na de eerste uitvraag worden de reguliere verslagperiodes gehanteerd.
De gegevens voor de beleidsinformatie over jeugdreclassering (JR) dienen vier maal per jaar bij het CBS te worden aangeleverd. Hiervoor zijn er vier verslagperiodes:
•
Periode JR1 met gegevens over januari t/m maart
•
Periode JR2 met gegevens over april t/m juni
•
Periode JR3 met gegevens over juli t/m september
•
Periode JR4 met gegevens over oktober t/m december
6.4
Aanlevertermijnen
In de brief van CBS aan de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen staat per keer aangegeven op welke datum de gegevens uiterlijk bij CBS moeten zijn aangeleverd. Het CBS vraagt jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen om de gegevens binnen een termijn van drie weken na afloop van de verslagperiode aan te leveren.
In artikel 7.5.3 van het Besluit Jeugdwet zijn de gegevens opgenomen die jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen aan CBS dienen te leveren voor de beleidsinformatie. In deel 1 van dit informatieprotocol is elk gegeven uitgewerkt in een definitie en, waar van toepassing, voorzien van keuzeopties. De jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen leveren de gegevens aan het CBS in een door het CBS gedefinieerd gegevensbestand.
Het gegevensbestand dat de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen genereren en uploaden bij CBS dient de volgende inhoud te hebben:
•
Het bestand bevat gegevens over alle jeugdigen die in de verslagperiode jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering hebben ontvangen. Dit zijn jeugdigen waarvan:
○
De jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering in de betreffende verslagperiode is aangevangen;
○
De jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering in de betreffende verslagperiode is beëindigd;
○
De jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering vóór aanvang van de betreffende verslagperiode is gestart, en op de laatste dag van de verslagperiode nog niet is beëindigd.
•
Alle jeugdigen die in de verslagperiode jeugdhulp hebben ontvangen (gestart, geëindigd of lopend), zijn in het gegevensbestand opgenomen met hun BSN. Indien geen BSN of onbekend wordt de code 000000000 weergegeven. Indien het een ongeboren kind betreft is de code 999999999.
○
Per jeugdige/per BSN zijn het geslacht, de geboortedatum en de postcode (6 posities) van het adres dat de woonplaats van de jeugdige aanduidt (conform woonplaatsbeginsel) opgenomen. Indien van de jeugdige geen postcode bekend is, wordt de gemeentecode opgenomen, zoals door CBS wordt gehanteerd.
○
Als er bij jeugdigen met jeugdbescherming en jeugdreclassering sprake is van een overdracht naar een andere gecertificeerde instelling, dan worden de datum overgedragen en de datum overgedragen gekregen aangeleverd.
•
Er kunnen meerdere typen jeugdhulp tegelijkertijd worden aangeboden. In dat geval wordt elke hulpvorm apart opgenomen in het bestand, als afzonderlijk record.
•
Het kan voorkomen dat gedurende de uitvoering van de jeugdhulp de hulpvorm wijzigt. Wijziging van de hulpvorm levert meerdere vermeldingen op in het bestand: de ene hulpvorm wordt afgesloten en de andere wordt gestart. De datum aanvang en de datum beëindiging jeugdhulp worden per hulpvorm gerapporteerd. Dit betekent dat ook de verwijzer en de reden beëindiging per hulpvorm worden gerapporteerd. Hetzelfde geldt voor de maatregelen jeugdbescherming en jeugdreclassering. Indien een jeugdige in een verslagperiode meerdere typen jeugdhulp, jeugdbescherming en/of jeugdreclassering krijgt aangeboden, bevat het bestand voor elk type een aparte vermelding/record.
•
De woonplaats en het perspectief kunnen tussentijds wijzigingen. Deze wijzigingen leiden niet tot een nieuwe vermelding van de jeugdige in het bestand. Bij de eerstvolgende gegevenslevering aan CBS worden de gewijzigde gegevens doorgegeven.
•
De uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering kan tussentijds worden overgedragen van de ene naar de andere gecertificeerde instelling. De maatregel eindigt niet, maar er komt een andere uitvoerder. In dit geval wordt melding gemaakt van de datum overgedragen en overgedragen gekregen. De instelling die als eerste uitvoering geeft aan de maatregel geeft telkens, naast de kenmerken van de jeugdige, de startdatum door en de datum eerste contact. Verder geeft deze instelling in de verslagperiode dat de overdracht heeft plaatsgevonden de datum overgedragen door.
De ontvangende gecertificeerde instelling geeft de datum ‘overgedragen gekregen’ door in de verslagperiode waarin deze datum valt. Deze instelling geeft niet meer de datum start uitvoering maatregel door en ook niet de datum eerste contact. De instelling die als laatste verantwoordelijk is voor de uitvoering van de maatregel, geeft de datum einde maatregel door, de reden van de beëindiging van de maatregel en bij jeugdreclassering de inzet van erkende interventies (ja/nee).
•
Per verslagperiode worden gegevens van alle jeugdigen doorgegeven die jeugdhulp hebben gekregen van de betreffende jeugdhulpaanbieder (gestart, lopend en geëindigd). In de eerste verslagperiode zijn dus ook jeugdigen opgenomen die voor 1-1-2015 gestart zijn. Voor deze jeugdigen wordt de oorspronkelijke datum aanvang jeugdhulp doorgegeven. Hetzelfde geldt voor de levering van de gegevens over de uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering.
6.6
Correctie leveringen
Als er correcties of aanvullingen bekend zijn over de voorgaande verslagperiode, kunnen deze doorgegeven worden door een nieuwe selectie over de vorige periode aan te leveren. De aanleverende organisatie kan zelf bepalen of correcties en aanvullende gegevens voldoende belangrijk zijn om als correctie aangeleverd te worden. Ook kan het CBS vragen om een correctielevering.
Alle gegevens die betrekking hebben op die periode moeten worden aangeleverd, ook de gegevens die niet veranderd zijn. De aanname is dat de nieuwe levering alle gegevens uit de oude levering overschrijft. Gegevens die wel in de eerdere levering zaten maar niet in de correctielevering, worden als verwijderd beschouwd. In principe worden alleen berichten verwerkt die betrekking hebben op de meest actuele afgelopen verslagperiode en de daaraan voorafgaande verslagperiode.
Deel
3
Technische eisen
7
Technische eisen die gelden voor de gegevenslevering aan CBS
7.1
Gebruik uploadvoorziening
Voor het aanleveren van de gegevens aan CBS dienen de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen gebruik te maken van de uploadvoorziening van het CBS. Het betreft een beveiligde voorziening.
De uploadvoorziening is te benaderen via Internet:
http://www.cbs.nl/bestandslevering
Elke jeugdhulpaanbieder en gecertificeerde instelling die geacht wordt om gegevens aan te leveren krijgt inloggegevens die bestaan uit een enquêtecode, een correspondentienummer en een controle nummer per brief/e-mail.
Daarna is het bestand op eenvoudige wijze op te zoeken en te versturen.
7.2
Bestandsformaten
Het CBS kan de volgende bestandformaten verwerken:
•
ASCII fixed format
•
Standaard spreadsheet
Het CBS stelt standaard formulieren en in te vullen bestanden beschikbaar (standaard spreadsheet). Gegevensleveranciers kunnen deze formulieren downloaden, invullen en via de beveiligde uploadvoorziening naar het CBS versturen.
7.3
Gebruik webformulieren
CBS biedt de optie voor jeugdhulpaanbieder om de gegevens via een webformulier aan te leveren. De jeugdhulpaanbieder hoeft dan geen query te maken binnen het eigen cliënt registratie systeem, maar vult de gegevens in op het webformulier. Verwachting is dat deze optie met name voor jeugdhulpaanbieders met relatief weinig cliënten een alternatief is.
7.4
Berichtspecificatie
Voor het aanleveren van de gegevens middels het ASCII fixed format en de standaard spreadsheet is een berichtspecificatie gemaakt. De geldende versie van deze specificatie is gepubliceerd op de website van CBS: