Besluit van 28 februari 2015, houdende het bij wege van experiment afwijken van de Elektriciteitswet 1998 voor decentrale opwekking van duurzame elektriciteit (Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking)

Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Economische Zaken van 13 oktober 2014, nr. WJZ / 14160558;
Gelet op artikel 16, eerste lid, van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140) en de artikelen 7, derde lid, eerste en derde alinea, 26, vierde lid, 36, onderdelen d en e, 41, van Richtlijn 2009/72/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en tot intrekking van Richtlijn 2003/54/EG (PbEU 2009, L 211) en artikel 7a, eerste lid, van de Elektriciteitswet 1998;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 28 november 2014, nr. W15.14.0370/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Economische Zaken van 24 februari 2015, nr. WJZ /14202453;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

§

2

Afwijking van de wet bij ontheffing voor een project bij wege van experiment

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Onze Minister kan een ontheffing wijzigen, nieuwe voorschriften en beperkingen aan de ontheffing verbinden of de ontheffing intrekken indien:

  • a.

    de houder van de ontheffing dit verzoekt;

  • b.

    de voorwaarden voor de ontheffing, de bij de ontheffing opgenomen voorschriften of de bij de ontheffing opgelegde beperkingen niet worden nagekomen;

  • c.

    de krachtens dit besluit in afwijking van de wet van overeenkomstige toepassing verklaarde bepalingen niet worden nagekomen of de bepalingen van de wet die van toepassing zijn niet worden nagekomen;

  • d.

    de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen, indien bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • e.

    de houder van de ontheffing niet langer in staat wordt geacht de activiteit waarvoor ontheffing is verleend of de in de ontheffing opgenomen voorschriften na te komen;

  • f.

    de transportzekerheid van elektriciteit in een net in gevaar is;

  • g.

    de leveringszekerheid van elektriciteit in een net in gevaar is;

  • h.

    zich een nieuw feit voordoet dat, indien dat feit voorzien was bij de beoordeling van de aanvraag dit feit geleid zou hebben tot weigering van de ontheffing;

  • i.

    na een termijn van ten minste vier jaar en drie maanden na het verlenen van de ontheffing blijkt dat het project geen of slechts een geringe bijdrage levert aan ontwikkelingen als bedoeld in artikel 7a, tweede lid, van de wet;

  • j.

    in verband met verandering van de wet, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarmee bij de ontheffing rekening wordt gehouden, zwaarder moeten wegen dan het belang van betrokkenen bij een ongewijzigd besluit.

§

3

Afwijking van de wet na ontheffing

Artikel

10

Artikel

12

Artikel

13

In afwijking van artikel 95d van de wet heeft een houder van een ontheffing van rechtswege een vergunning als bedoeld in artikel 95a, eerste lid, van de wet met dien verstande dat:

§

4

Duur, beoordeling en evaluatie

Artikel

15

Artikel

16

§

5

Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel

17

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2015.

Artikel

18

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit experimenten decentrale duurzame elektriciteitsopwekking.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten