Wet van 1 april 2015 tot vaststelling van een nieuwe Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming (Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015)

Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de rechtsprekende taak van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming te versterken door de toetsingsgronden voor penitentiaire rechtspraak uit te breiden, de mogelijkheid tot cassatie in het belang der wet in te voeren en de rechtsprekende en adviserende taak van de Raad scherper te scheiden en daartoe de Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Begripsbepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Veiligheid en Justitie;

  • b.

    vrijheidsstraf: gevangenisstraf, hechtenis, vervangende hechtenis, militaire detentie, jeugddetentie en vervangende jeugddetentie;

  • c.

    vrijheidsbeperkende straf: voorwaardelijke vrijheidsstraf en taakstraf;

  • d.

    vrijheidsbenemende maatregel: voorlopige hechtenis, vreemdelingenbewaring, gijzeling, terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging, plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, plaatsing in een justitiële jeugdinrichting of een gesloten accommodatie als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet in verband met de tenuitvoerlegging van een machtiging als bedoeld in de artikelen 6.1.2 en 6.1.3 van de Jeugdwet, plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders en vrijheidsbeneming die op andere gronden dan de in onderdeel b genoemde gronden plaatsvindt;

  • e.

    vrijheidsbeperkende maatregel: voorwaardelijke vrijheidsbenemende maatregel;

  • f.

    de Raad: de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Hoofdstuk

2

De Raad in het algemeen

§

1

Instelling, taak en samenstelling

Artikel

2

Artikel

3

De Raad is belast met de taken die hem bij of krachtens de wet zijn opgedragen.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en verdere vergoedingen aan leden van de Raad vastgesteld.

Artikel

9

§

2

Ondersteuning van de Raad

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Onze Minister draagt, na overleg met de Raad, zorg voor de nodige voorzieningen ten behoeve van de werkzaamheden van de Raad.

§

3

Bevoegdheden van de Raad

Artikel

13

De Raad wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris.

Artikel

14

Artikel

15

De Raad kan zich voor het inwinnen van inlichtingen wenden tot daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel

16

Artikel

17

§

4

Overige bepalingen

Artikel

18

De Raad zendt jaarlijks voor 1 april aan Onze Minister een ontwerp voor de begroting voor het daaropvolgende kalenderjaar van de aan zijn taakvervulling verbonden uitgaven.

Artikel

19

Artikel

20

De Raad houdt bij het vervullen van zijn taken zo veel mogelijk rekening met het werkprogramma. Onverminderd de Comptabiliteitswet 2001 vervult hij zijn taak met de middelen die ingevolge de desbetreffende begrotingswet ter beschikking zijn gesteld.

Artikel

21

De Raad stelt jaarlijks voor 1 april een verslag op van de werkzaamheden, het gevoerde beleid in het algemeen en de doelmatigheid en de doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het bijzonder in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden en algemeen verkrijgbaar gesteld.

Artikel

22

De Raad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van diens taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Hoofdstuk

3

De Afdeling advisering

Artikel

23

Artikel

24

De Afdeling advisering adviseert Onze Minister desgevraagd of uit eigen beweging over de toepassing en uitvoering van beleid en regelgeving op het terrein van de strafrechtstoepassing en omtrent jeugdigen, mede in het licht van de overige werkzaamheden hem bij of krachtens de wet opgedragen.

Artikel

25

De Afdeling advisering kan zich verdelen in secties en kan de uitoefening van bepaalde taken opdragen aan commissies uit zijn midden.

Hoofdstuk

4

De Afdeling rechtspraak

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

De Afdeling rechtspraak is belast met rechtspraak die hem bij de wet is opgedragen.

Artikel

29

Artikel

30

Het is de leden van de Afdeling rechtspraak en de ten behoeve van deze afdeling werkzame medewerkers verboden:

  • a.

    hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie wordt gevorderd;

  • b.

    de gevoelens te openbaren die in raadkamer zijn geuit; en

  • c.

    over een voor hen aanhangige zaak of over een zaak die naar zij weten of redelijkerwijs kunnen vermoeden, voor hen aanhangig zal worden, op enigerlei bijzondere wijze in contact te treden met partijen, gemachtigden of degene die een partij bijstaat.

Artikel

31

Artikel

32

Hoofdstuk

5

Cassatie in het belang der wet

Artikel

33

Hoofdstuk

6

Wijziging van andere wetten

Artikel

34

Wijzigt de Penitentiaire beginselenwet.

Artikel

35

Wijzigt de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden.

Artikel

36

Wijzigt de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.

Artikel

37

Wijzigt de Wet op de rechterlijke organisatie.

Hoofdstuk

7

Overgangs- en slotbepalingen

Artikel

38

Wijzigt deze wet.

Artikel

39

Artikel

41

Deze wet wordt aangehaald als: Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming, met vermelding van het jaartal van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

42

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende hoofdstukken, artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur