Regeling van de Minister van Defensie inzake geluidwerende voorzieningen aan woningen rond militaire luchthavens (Regeling geluidwerende voorzieningen militaire luchthavens 2015)

Regeling geluidwerende voorzieningen militaire luchthavens 2015

De Minister van Defensie, Directie Juridische Zaken
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Besluit:

Hoofdstuk

1

Begripsomschrijvingen

Artikel

1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    minister: Minister van Defensie;

  • b.

    gebouw: gebouw als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • c.

    woning: woonfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • d.

    geluidsgevoelige ruimten van woningen: ruimten binnen woningen voor zover die kennelijk duurzaam als slaap-, woon- of eetkamer worden gebruikt of voor een zodanig gebruik zijn bestemd;

  • e.

    ander geluidsgevoelig gebouw: gebouw met een onderwijsfunctie of gezondheidszorgfunctie als bedoeld in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;

  • f.

    geluidsgevoelige ruimten van andere geluidsgevoelige gebouwen: les-, theorie- en studielokalen van gebouwen met een onderwijsfunctie, alsmede onderzoeks- en behandelings-, recreatie- en conversatieruimten en woon- en slaapruimten van gebouwen met een gezondheidszorgfunctie;

  • g.

    geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie: grootheid die het verschil tussen het niveau van het invallende geluid aan de buitenzijde van een uitwendige scheidingsconstructie en het geluidsniveau in een ruimte achter deze constructie in een getal weergeeft;

  • h.

    kostenbegrenzingswaarde: maximaal door de minister ter beschikking te stellen bedrag voor de geluidwerende voorzieningen en het aanbrengen daarvan, dat de uitkomst is van de berekening volgens bijlage I bij deze regeling;

  • i.

    geluidszone in Ke: geluidszone als bedoeld in artikel 10.17 van de Wet luchtvaart voor de in het tweede lid van dat artikel bedoelde grenswaarde;

  • j.

    geluidsbelasting in Ke: geluidsbelasting als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Besluit militaire luchthavens;

  • k.

    omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning als bedoeld in artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een omgevingsplanactiviteit bestaande uit een bouwactiviteit of omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet;

  • l.

    onderzoek: akoestisch en bouwtechnisch onderzoek van woningen of van andere geluidsgevoelige gebouwen;

  • m.

    NEN5077: NEN 5077 als bedoeld in bijlage II bij de Omgevingsregeling;

  • n.

    NEN-EN-ISO 12354-3: NEN-EN-ISO 12354-3 als bedoeld in bijlage II bij de Omgevingsregeling;

  • o.

    NPR-5079: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven Nederlandse praktijkrichtlijn ‘Geluidwering in gebouwen – Het bepalen en hanteren van ééngetalsaanduidingen voor de geluidwering in gebouwen en van bouwelementen’, publicatiejaar 1999;

  • p.

    NPR-5272: door het Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven Nederlandse praktijkrichtlijn ‘Geluidwering in gebouwen – Aanwijzingen voor de toepassing van het rekenvoorschrift voor de geluidwering van gevels op basis van NEN-EN 12354-3’, publicatiejaar 2003.

Hoofdstuk

2

Reikwijdte

Afdeling

1

Algemene bepalingen

Artikel

2

Afdeling

2

Situaties waarin geen geluidwerende voorzieningen aan woningen worden aangebracht

Artikel

3

Geluidwerende voorzieningen worden niet aangebracht aan de in artikel 2, eerste lid, bedoelde woningen, wanneer ten tijde van de bekendmaking van het isolatieprogramma, bedoeld in artikel 8, eerste lid:

  • a.

    vast staat dat de geluidsgevoelige ruimten van de desbetreffende woningen reeds voldoen aan artikel 12, dan wel aan overeenkomstige eisen hadden moeten voldoen op grond van de geluidweringsvoorschriften ingevolge de Woningwet 1962 of de Woningwet;

  • b.

    vaststaat dat zij onteigend maar nog bewoond zijn, dan wel de verwachting bestaat dat zij binnen vijf jaar na de bekendmaking van het isolatieprogramma zullen worden of zijn onteigend of dat de bewoning om andere redenen binnen die termijn zal worden gestaakt;

  • c.

    vast staat dat zij niet voor permanente bewoning geschikt of bedoeld zijn of daar niet voor worden gebruikt;

  • d.

    vast staat dat zij behoren tot de categorieën woonschepen of woonwagens;

  • e.

    de verwachting bestaat dat zij binnen twee jaar na bekendmaking van het isolatieprogramma of na bekendmaking van een deelproject, door het wijzigen of het vervallen van de geluidszone in Ke een geluidsbelasting van minder dan 40 Ke zullen ondervinden;

  • f.

    vaststaat dat aan de desbetreffende woningen met toepassing van deze regeling of de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 reeds van rijkswege geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, en de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie ter bescherming van de geluidsgevoelige ruimte, bepaald volgens bijlage 2 bij de betrokken regeling zoals die gold op het moment waarop bedoelde geluidwerende voorzieningen werden aangebracht, 3 dB(A) of minder lager is dan de in artikel 12, eerste lid, bedoelde waarde;

  • g.

    vaststaat dat de desbetreffende woningen reeds in beschouwing voor toepassing van deze regeling of de Regeling geluidwerende voorzieningen 1997 zijn genomen en op grond van de volgende situaties is besloten om niet over te gaan tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen:

    • 1°.

      er was sprake van constructieve gebreken of achterstallig onderhoud als bedoeld in artikel 5, derde lid, en

    • 2°.

      de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bedoeld in artikel 12, eerste lid, is minder dan 5 dB(A) lager dan de waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie op het moment waarop de woning eerder in beschouwing is genomen.

Afdeling

3

Situaties waarin onder bepaalde voorwaarden geluidwerende voorzieningen aan woningen worden aangebracht

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Indien de kosten van het aanbod, bedoeld in artikel 10, derde lid, hoger zijn dan de kosten bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel d, wordt niet tot het van rijkswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen overgegaan, tenzij de eigenaar van de woning het verschil voor zijn rekening neemt.

Afdeling

4

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Hoofdstuk

3

Procedure

Afdeling

1

Woningen

§

1

Isolatieprogramma en deelprojecten

Artikel

8

§

2

Onderzoek

Artikel

9

§

3

Aanbod en overeenkomst

Artikel

10

Afdeling

2

Andere geluidsgevoelige gebouwen

Hoofdstuk

4

Eisen aan de voorzieningen

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Hoofdstuk

5

Financiën

Artikel

15

Indien anders dan met toepassing van deze regeling aan een in artikel 2, eerste lid, bedoelde geluidsgevoelige ruimte geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, wordt geen vergoeding voor het aanbrengen van die voorzieningen toegekend.

Artikel

16

In het aanbod, bedoeld in artikel 10, tweede lid, dan wel in een afzonderlijk voorstel voor een overeenkomst, wordt een bepaling opgenomen dat indien de woning of het andere geluidsgevoelige gebouw waaraan op ’s rijks kosten geluidwerende voorzieningen zijn aangebracht, naderhand door het Rijk in eigendom wordt verworven, de door het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen toegenomen marktwaarde op de koopprijs in mindering wordt gebracht. Het in mindering te brengen bedrag wordt verlaagd met ééntiende gedeelte daarvan voor elk jaar dat is verstreken na het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen.

Artikel

17

De minister kan een vergoeding toekennen aan de natuurlijke of rechtspersoon die deze regeling geheel of gedeeltelijk krachtens een daartoe met de minister gesloten overeenkomst uitvoert.

Hoofdstuk

6

Slotbepalingen

Artikel

18

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 november 2015.

Artikel

19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling geluidwerende voorzieningen militaire luchthavens 2015

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage
De Minister van Defensie,J.A.Hennis-Plasschaert

Bijlage

1

Bepaling kostenbegrenzingswaarde geluidwerende voorzieningen luchtvaartgeluid als bedoeld in artikel 1 van de regeling

Verklaring grootheden:

I: geraamde kosten (inclusief BTW) die zijn verbonden aan het aanbrengen van geluidwerende voorzieningen als bedoeld in artikel 9, derde lid, onderdeel d, van de regeling;

K: kostenbegrenzingswaarde, als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de regeling;

W: waarde van de woning, bepaald volgens de in deze bijlage opgenomen methodiek;

T: term geluidwering, bepaald volgens formule (2);

GA: vereiste waarde van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie in dB(A), bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de regeling, ook wel genoemd de A-gewogen geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie, zoals bedoeld in NPR-5272.

Berekeningswijzen:

K wordt berekend volgens: K=T*W (1)

T wordt berekend volgens: T=0,045* GA -0,8 (2)

W wordt bepaald door middel van berekening conform de berekeningsmethodiek die is aangegeven in paragraaf 3.1 van het rapport `Methodiek en criteria voor de toetsing van isolatiekosten in relatie tot de opstal opnieuw bezien’, nr. 685/90790/R001 d.d. juli 1988 van adviesbureau Heidemij BV en de in de paragrafen 5.2, 5.3 en 5.5 van genoemd rapport opgenomen woningparameters en correctiefactoren.

Indien er sprake is van een uit akoestisch oogpunt lichte bouwkundige constructie, kan W worden bepaald door middel van taxatie. In dat geval wordt de taxatie verricht door een door de minister aan te wijzen beëdigd taxateur. Als uitgangspunt voor taxatie geldt de waarde van de woning in het economisch verkeer, beperkt tot de waarde van de opstallen met een geluidsgevoelige bestemming en exclusief de grond.

De in het rapport genoemde prijzen per kubieke meter worden jaarlijks geactualiseerd.

Isoleerbaarheid:

Indien I < = K, dan is de woning isoleerbaar;

indien I > K, dan is de woning niet isoleerbaar.

Bijlage

2

Technisch voorschrift als bedoeld in de artikelen 2, 12 en 14

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

  • 1.

    De bepaling van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie, bedoeld in de artikelen 2, 12 en 14 van de regeling, vindt plaats door middel van berekeningen dan wel door middel van metingen.

  • 2.

    De berekeningen en metingen vinden plaats voor de octaafbanden met de middenfrequenties 125 Hz, 250 Hz, 500 Hz, 1000 Hz en 2000 Hz.

  • 3.

    Bij de berekeningen wordt uitgegaan van de situatie zoals die voor een bepaling door metingen van de geluidwering volgens dit voorschrift van toepassing zijn.

  • 4.

    Bij de bepaling van de in het eerste lid bedoelde geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie geschiedt de vaststelling van de A-gewogen geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie (GA) zoals bedoeld in NPR-5272 en NEN-5077, met inachtneming van de in artikel 4, tweede en derde lid, genoemde aanwijzingen.

Artikel

2

  • 1.

    Voor de toepassing van artikel 12 van de regeling wordt bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen uitgegaan van de herleidingswaarden Ki volgens het standaard referentiespectrum voor luchtverkeersgeluid, zoals opgenomen in tabel 1 van NPR-5272.

  • 2.

    Indien naar oordeel van de minister het spectrum van het luchtvaartgeluid buiten de woning of het ander geluidsgevoelig gebouw sterk afwijkt van het in het eerste lid bedoelde standaard referentie spectrum voor luchtverkeersgeluid, dan worden de herleidingswaarden Ki van dit afwijkende spectrum in de plaats gesteld van de in het eerste lid genoemde herleidingswaarden die behoren bij het standaard referentiespectrum voor luchtverkeersgeluid.

  • 3.

    Bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen worden afscherming en reflectie verdisconteerd door toepassing van de correctiefactor CL voor luchtvaartgeluid, zoals opgenomen in tabel 2 van NEN-5077.

  • 4.

    Voor de toepassing van artikel 12 van de regeling wordt voor het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie dat het verst van het grondpad is verwijderd, CL =8 dB gehanteerd indien de hoek tussen het onderdeel van de uitwendige scheidingsconstructie en het gemiddelde grondpad kleiner is dan 30°.

  • 5.

    Bij de in artikel 1, eerste lid, bedoelde berekeningen en metingen worden, indien bij meerdere geluidbelaste onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie deze onderdelen niet gelijktijdig door een vliegtuig direct aangestraald kunnen worden, voor de correctiefactor CL de waarden voor luchtvaartgeluid gehanteerd, zoals opgenomen in tabel 2 van NEN-5077. De geluidwering GA van de uitwendige scheidingsconstructie is de laagste van de te berekenen geluidwering bij mogelijke combinaties van direct en niet direct aangestraalde onderdelen van de uitwendige scheidingsconstructie.

Hoofdstuk

2

Meting van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel

3

  • 1.

    De geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie wordt bepaald overeenkomstig NEN 5077.

  • 2.

    Bij de in artikel 1, vierde lid, bedoelde bepalingswijze van de A-gewogen geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie wordt de bepaling voor de ééngetalsaanduiding genoemd in NEN-5077, vervangen door het bronspectrumsysteem zoals beschreven in NPR-5079.

  • 3.

    Het te gebruiken referentiespectrum, bedoeld in NPR-5079, is het standaard referentiespectrum voor luchtverkeersgeluid, genoemd in artikel 2, eerste lid.

Hoofdstuk

3

Berekening van de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie

Artikel

4

  • 1.

    De geluidwering (GA) van de uitwendige scheidingsconstructie wordt berekend conform NPR-5272 en NEN-EN-ISO 12354-3.

  • 2.

    Voor de berekeningen van GA worden de NEN-EN-ISO 12354-3 annexen B, C en D als integraal onderdeel van de methode beschouwd. Indien afwijkende waarden als invoergegevens worden toegepast, worden die afwijkingen nader gemotiveerd.

  • 3.

    Indien de situatie zich voordoet waarbij de flankerende geluidoverdracht van invloed is op de geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie, moet deze overdracht in rekening worden gebracht op de wijze die in NEN-EN-ISO 12354-3 is aangegeven.