Besluit van 26 april 2017, houdende regels in verband met de implementatie van richtlijn 2014/94/EU betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen)

Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Staatsecretaris van Infrastructuur en Milieu van 10 oktober 2016, nr. IenM/BSK-2016/192737, gedaan mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
Gelet op richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L 307), de artikelen 3 en 4 van de Warenwet, de artikelen 95la en 95lb van de Elektriciteitswet 1998, artikel 10, eerste lid, van de Wet implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie en de artikelen 9.2.2.1 en 18.2b, derde lid, van de Wet milieubeheer;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 december 2016, nr. W14.16.0321/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu van 18 april 2017, nr. IENM/BSK-2017/53704, uitgebracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • alternatieve brandstoffen: brandstoffen of energiebronnen die, althans gedeeltelijk, dienen als vervanging van fossiele oliebronnen in de energievoorziening voor vervoer en die ertoe kunnen bijdragen dat de energievoorziening koolstofvrij wordt en de milieuprestaties van de vervoerssector beter worden. Het betreft hier onder meer:

    • elektriciteit;

    • waterstof;

    • biobrandstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, punt i), van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG;

    • synthetische en paraffinehoudende brandstoffen;

    • aardgas, met inbegrip van biomethaan, in gasvorm en in vloeibare vorm; en

    • vloeibaar petroleumgas.

  • elektrisch voertuig: een motorvoertuig, uitgerust met een aandrijving die bestaat uit ten minste één niet-perifere elektromotor als energieomzetter met een elektrisch oplaadbaar energieopslagsysteem, dat extern kan worden opgeladen;

  • oplaadpunt: een aansluiting voor het opladen van een elektrisch voertuig of wisselen van een batterij van een elektrisch voertuig;

  • motorvoertuigen: motorrijtuigen als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • publiek toegankelijk oplaad- of tankpunt: oplaad- of tankpunt dat op niet-discriminerende basis toegang verleent aan gebruikers in de gehele Unie;

  • richtlijn 2014/94/EU: richtlijn 2014/94/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (PbEU 2014, L 307);

  • tankpunt: een tankvoorziening voor bevoorrading van gelijk welke brandstof, met uitzondering van vloeibaar aardgas, via een vaste of mobiele installatie;

  • tankpunt voor vloeibaar aardgas: tankvoorziening voor bevoorrading met vloeibaar aardgas, bestaande uit een vaste of mobiele installatie of een offshorefaciliteit of een ander systeem;

  • walstroomvoorziening: voorziening van elektrische stroom aan de wal voor zeeschepen of binnenvaartschepen die aan de kade liggen, door middel van een gestandaardiseerde aansluiting.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Een publiek toegankelijk oplaadpunt biedt gebruikers van elektrische voertuigen een ad-hoc oplaaddienst, waarbij geen contract hoeft te worden gesloten met een elektriciteitsleverancier of exploitant van het oplaadpunt.

Artikel

5

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:

  • a.

    een oplaadpunt als bedoeld in bijlage II, onderdelen 1.1, 1.2, 1.3, 1.5 en 1.6, van richtlijn 2014/94/EU;

  • b.

    een accuwissel als bedoeld in bijlage II, onderdeel 1.4, van richtlijn 2014/94/EU;

  • c.

    een walstroomvoorziening als bedoeld in bijlage II, onderdelen 1.7 en 1.8, van richtlijn 2014/94/EU;

  • d.

    een waterstoftankpunt als bedoeld in bijlage II, onderdelen 2.1 en 2.3, van richtlijn 2014/94/EU;

  • e.

    de zuiverheid van de waterstof, bedoeld in bijlage II, onderdeel 2.2, van richtlijn 2014/94/EU;

  • f.

    connectoren voor motorvoertuigen voor het tanken van gasvormige waterstof als bedoeld in bijlage II, onderdeel 2.4, van richtlijn 2014/94/EU;

  • g.

    een tankpunt voor vloeibaar aardgas voor binnen- of zeeschepen als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3.1, van richtlijn 2014/94/EU;

  • h.

    een tankpunt voor vloeibaar aardgas voor motorvoertuigen als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3.2, van richtlijn 2014/94/EU;

  • i.

    een connector of aansluitpunt voor gecomprimeerd aardgas als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3.3, van richtlijn 2014/94/EU; en

  • j.

    een tankpunt voor gecomprimeerd aardgas voor motorvoertuigen als bedoeld in bijlage II, onderdeel 3.4, van richtlijn 2014/94/EU.

Artikel

6

Artikel

8

Wijzigt het Warenwetbesluit bestuurlijke boeten.

Artikel

9

Dit besluit treedt in werking een maand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Artikel

10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit infrastructuur alternatieve brandstoffen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Wassenaar
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma
De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn
De Minister van Veiligheid en Justitie, S.A. Blok