Wet van 2 juli 2019, houdende een kader voor het ontwikkelen van beleid gericht op onomkeerbaar en stapsgewijs terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen teneinde wereldwijde opwarming van de aarde en de verandering van het klimaat te beperken (Klimaatwet)

Klimaatwet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is doelstellingen voor Nederland te formuleren voor het terugdringen van de Nederlandse emissies van broeikasgassen en een wettelijk kader te scheppen voor het ontwikkelen van beleid hiervoor ter invulling van de eigenstandige verantwoordelijkheid die Nederland heeft om de mondiale stijging van temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken, en dat het wenselijk is de bindende verplichtingen die Nederland met de op 12 december 2015 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst van Parijs is aangegaan in te vullen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet wordt verstaan onder:

  • aandeel hernieuwbare energie: aandeel hernieuwbare energie, berekend in overeenstemming met de artikelen 5 tot en met 11 van de Richtlijn hernieuwbare energie, in het brutoeindverbruik van energie;

  • broeikasgassen: gassen genoemd in bijlage V, deel 2, van de Verordening governance van de Energie-unie;

  • hernieuwbare energie: energie uit hernieuwbare bronnen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Richtlijn hernieuwbare energie;

  • CO2-neutrale elektriciteitsproductie: elektriciteitsproductie waarbij geen broeikasgassen vrijkomen in de atmosfeer of waarbij biomassa als brandstof gebruikt wordt;

  • Richtlijn hernieuwbare energie: Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140)

  • Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • verordening governance van de energie-unie: Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Richtlijn 94/22/EG, Richtlijn 98/70/EG, Richtlijn 2009/31/EG, Verordening (EG) nr. 663/2009, Verordening (EG) nr. 715/2009, Richtlijn 2009/73/EG, Richtlijn 2009/119/EG van de Raad, Richtlijn 2010/31/EU, Richtlijn 2012/27/EU, Richtlijn 2013/30/EU en Richtlijn (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 (PbEU 2018, L328);

  • Europese klimaatwet: Verordening (EU) 2021/1119 van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 2021 tot vaststelling van een kader voor de verwezenlijking van klimaatneutraliteit, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 401/2009 en Verordening (EU) 2018/1999 (Pb EU 2021, L 243).

Artikel

2

Hoofdstuk

2

Klimaatplan

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Hoofdstuk

3

Verantwoording

Artikel

6

Artikel

7

Hoofdstuk

4

Participatie

Artikel

8

Hoofdstuk

5

Slotbepalingen

Artikel

9

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

10

Deze wet wordt aangehaald als: Klimaatwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Economische Zaken en Klimaat, E.D. Wiebes
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus