Wet van 3 maart 2021, houdende regels strekkende tot implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59) (Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen)

Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • afnemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een consument, ongeacht de plaats van vestiging van die persoon, of een overheidsinstantie in de Unie, die landbouw- en voedingsproducten koopt, of een groepering van dergelijke natuurlijke personen of rechtspersonen;

  • Autoriteit Consument en Markt: de Autoriteit Consument en Markt, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Instellingswet Autoriteit Consument en Markt;

  • bederfelijke landbouw- en voedingsproducten: landbouw- en voedingsproducten die vanwege de aard ervan of in het stadium van verwerking ervan binnen dertig dagen na de oogst, productie of verwerking ongeschikt voor verkoop kunnen worden;

  • landbouw- en voedingsproducten: de producten die zijn vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, alsmede producten die niet in die bijlage zijn vermeld, maar op basis van in die bijlage vermelde producten zijn verwerkt voor gebruik als levensmiddel;

  • leverancier: een landbouwproducent of een natuurlijke persoon of rechtspersoon, ongeacht de plaats van vestiging van die persoon, die landbouw- en voedingsproducten verkoopt, of een groepering van dergelijke landbouwproducenten, natuurlijke personen en rechtspersonen, zoals producentenorganisaties, leveranciersorganisaties en verenigingen van dergelijke organisaties;

  • Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  • overheidsinstantie: nationale, regionale of lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden bestaande uit een of meer van dergelijke overheidsinstanties of een of meer van dergelijke publiekrechtelijke instellingen;

  • Richtlijn 2011/7/EU: Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU 2011, L 48/1);

  • Richtlijn (EU) 2019/633: Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59);

  • Verordening 1308/2013: Verordening 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijk ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 92/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347/671).

Artikel

2

Artikel

3

Een afnemer handelt onrechtmatig jegens een leverancier indien hij een van de volgende handelspraktijken verricht, tenzij de betreffende handelspraktijk voorafgaand helder en ondubbelzinnig schriftelijk is overeengekomen tussen de leverancier en de afnemer:

  • a.

    de afnemer retourneert onverkochte landbouw- en voedingsproducten aan de leverancier zonder betaling voor die onverkochte producten of zonder betaling voor de verwijdering van die producten, of beide;

  • b.

    van de leverancier wordt een vergoeding verlangd voor de opslag, de uitstalling of de opname in het assortiment van zijn landbouw- en voedingsproducten, of voor het op de markt aanbieden van dergelijke producten;

  • c.

    de afnemer verlangt van de leverancier dat hij alle of een deel van de kosten draagt van kortingen voor landbouw- en voedingsproducten die in het kader van een promotieactie door de afnemer zijn verkocht, tenzij de afnemer vóór een promotieactie op initiatief van de afnemer, de periode waarin de promotie plaatsvindt en de verwachte hoeveelheid landbouw- en voedingsproducten die zal worden besteld tegen de na aftrek van de korting verkregen prijs, specificeert;

  • d.

    de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betaalt voor het maken van reclame voor landbouw- en voedingsproducten door de afnemer;

  • e.

    de afnemer verlangt van de leverancier dat hij betaalt voor de marketing van landbouw- en voedingsproducten door de afnemer;

  • f.

    de afnemer verlangt van de leverancier dat hij personeel betaalt voor de inrichting van de ruimten die voor de verkoop van de producten van de leverancier worden gebruikt.

Artikel

4

Indien door de afnemer een vergoeding voor de in artikel 3, onderdelen b, c, d, e en f, bedoelde situaties wordt verlangd, verstrekt de afnemer de leverancier desgevraagd een schriftelijke raming van het te betalen bedrag, per stuk of in totaal naargelang wat passend is alsmede, voor zover het gaat om de situaties als bedoeld in artikel 3, onderdelen b, d, e en f, een schriftelijke raming van de kosten voor de leverancier en van de elementen waarop die raming is gebaseerd.

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

10

Artikel

12

Deze wet is niet van toepassing op overeenkomsten die zijn gesloten voor het tijdstip van haar inwerkingtreding en handelingen ter uitvoering daarvan, met dien verstande dat de niet-toepasselijkheid voor die overeenkomsten eindigt met ingang van twaalf maanden na de dag van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst.

Artikel

13

Wijzigt de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel

14

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Artikel

15

Deze wet wordt aangehaald als: Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus