Wet van 9 april 2021 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten)

Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de huurprijsverhogingen voor geliberaliseerde huurovereenkomsten te maximeren;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 7.

Artikel

Ia

Wijzigt het Burgerlijk Wetboek Boek 7.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

II

Wijzigt de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek.

Artikel

III

Wijzigt de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Artikel

IIIa

Wijzigt de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

IIIaa

Wijzigt de Wet goed verhuurderschap.

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

IIIb

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zendt binnen tweeënhalf jaar na inwerkingtreding van de artikelen I en II aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

IIIc

Wijzigt deze wet.

Artikel

IV

Deze wet treedt in werking met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met uitzondering van de artikelen IA, IIIA en IIIAa die in werking treden met ingang van 1 mei 2029.

Artikel

V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus