Besluit van 28 september 2021, houdende tijdelijke bepalingen ter uitvoering van de Europese verordening over certificaten met betrekking tot covid-19 (Tijdelijk besluit DCC)
Tijdelijk besluit DCC
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 17 september 2021, kenmerk 3253941-1015144-WJZ;
CIMS: COVID-vaccinatie Informatie- en Monitoringsysteem van het RIVM;
–
gemeentelijke gezondheidsdienst: gemeentelijke gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheid of de afdeling publieke gezondheid van het openbare lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
–
herstelcertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder c, van de verordening;
–
minister: Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
–
testcertificaat: certificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, van de verordening;
verordening:verordening (EU) 2021/953 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2021 betreffende een kader voor de afgifte, verificatie en aanvaarding van interoperabele COVID-19-vaccinatie-, test- en herstelcertificaten (digitaal EU-COVID-certificaat) teneinde het vrije verkeer tijdens de COVID-19-pandemie te faciliteren (PbEU 2021, L 211/1);
Dit besluit is, met uitzondering van artikel 8, tweede lid, mede van toepassing in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Artikel
3
Een certificaat wordt uitsluitend op verzoek van betrokkene aangemaakt.
Artikel
4
1
Een certificaat wordt voorzien van een digitale handtekening van de minister.
2
De minister is verwerkingsverantwoordelijke voor het verwerken van de persoonsgegevens, waaronder in ieder geval de persoonsgegevens uit de bijlage van de verordening, voor zover dit noodzakelijk is voor het verstrekken van een certificaat en voor de werking van de applicatie.
Artikel
5
De tester die een test op infectie met het virus SARS-CoV-2 heeft uitgevoerd waarvan de uitslag negatief is, draagt er op verzoek van betrokkene, gedaan met een mobiele applicatie of webapplicatie, zorg voor dat de persoonsgegevens die nodig zijn voor het aanmaken van een testcertificaat op zodanige wijze verstrekt worden dat betrokkene door middel van de:
a.
mobiele applicatie een digitaal testcertificaat kan aanmaken;
b.
webapplicatie een testcertificaat kan aanmaken om op papier af te drukken.
Artikel
6
1
Het RIVM of, indien het RIVM niet in CIMS over de benodigde persoonsgegevens beschikt, de vaccineerder dan wel, indien het vaccin is toegediend in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, de desbetreffende gemeentelijke gezondheidsdienst draagt er op verzoek van betrokkene, gedaan met een mobiele applicatie of webapplicatie, zorg voor dat de persoonsgegevens die nodig zijn voor het aanmaken van een vaccinatiecertificaat op zodanige wijze verstrekt worden dat betrokkene door middel van de:
a.
mobiele applicatie een digitaal vaccinatiecertificaat kan aanmaken;
b.
webapplicatie een vaccinatiecertificaat kan aanmaken om op papier af te drukken.
2
Indien bij het aanmaken van een vaccinatiecertificaat met de mobiele applicatie of de webapplicatie uit raadpleging van bestanden met persoonsgegevens waarover de gemeentelijke gezondheidsdienst beschikt uit hoofde van de uitvoering van testen op infectie met het virus SARS-CoV-2, van op deze applicaties aangesloten registraties als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet van infecties met dat virus of van bij ministeriële regeling te bepalen bestanden met persoonsgegevens, blijkt dat betrokkene geïnfecteerd is geweest met het virus SARS-CoV-2, wordt de vaccinatiecyclus reeds als voltooid aangemerkt na toediening van de eerste dosis van een vaccinatie die uit twee doses bestaat.
Artikel
7
1
De tester die een test op infectie met het virus SARS-CoV-2 heeft uitgevoerd waarvan de uitslag positief is, draagt er op verzoek van betrokkene, gedaan met een mobiele applicatie of webapplicatie, zorg voor dat de persoonsgegevens die nodig zijn voor het aanmaken van een herstelcertificaat op zodanige wijze verstrekt worden dat betrokkene door middel van de:
a.
mobiele applicatie een digitaal herstelcertificaat kan aanmaken;
b.
webapplicatie een herstelcertificaat kan aanmaken om op papier af te drukken.
2
Voor het aanmaken van een herstelcertificaat met de mobiele applicatie of de webapplicatie kunnen worden geraadpleegd op deze applicaties aangesloten registraties als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de wet van infecties met dat virus of bij ministeriële regeling te bepalen bestanden met persoonsgegevens waaruit blijkt dat betrokkene is getest op infectie met het virus SARS-CoV-2 en de uitslag van de test positief is.
Artikel
8
1
Op verzoek van betrokkene wordt een testcertificaat op papier verstrekt door de tester die een test op infectie met het virus SARS-CoV-2 heeft uitgevoerd waarvan de uitslag negatief is, een vaccinatiecertificaat op papier door de vaccineerder of, indien het vaccin is toegediend in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, de desbetreffende gemeentelijke gezondheidsdienst, en een herstelcertificaat op papier door de tester die een test op infectie met het virus SARS-CoV-2 heeft uitgevoerd waarvan de uitslag positief is. De daarvoor benodigde persoonsgegevens worden verwerkt met een portalapplicatie.
2
Een vaccinatiecertificaat of herstelcertificaat op papier kan voorts op telefonisch of schriftelijk verzoek van betrokkene per post worden verstrekt door het CIBG door middel van een portalapplicatie, indien:
a.
betrokkene identificerende persoonsgegevens kan verstrekken;
b.
de daarvoor benodigde persoonsgegevens beschikbaar zijn gesteld door de vaccineerder respectievelijk de tester die een test op infectie met het virus SARS-CoV-2 heeft uitgevoerd waarvan de uitslag positief is; en
c.
betrokkene is ingeschreven in de basisregistratie personen.
3
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een vaccinatiecertificaat als bedoeld in het eerste en tweede lid.
Artikel
9
1
De gemeentelijke gezondheidsdiensten, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de wet, in de regio’s Utrecht, Groningen, Rotterdam-Rijnmond, Twente, en Amsterdam-Amstelland, genoemd in de bijlage, bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s, en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba kunnen op verzoek van betrokkene met een portalapplicatie een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening op papier verstrekken en de daarvoor noodzakelijke persoonsgegevens verwerken.
2
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid:
a.
kan worden gedaan door een in het Europese deel van Nederland of in een van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba woonachtige betrokkene of door een in een derde land woonachtige betrokkene met de Nederlandse nationaliteit;
gaat vergezeld van een betrouwbaar vaccinatiebewijs waarop in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Italiaans, Portugees of Spaans de in een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening op te nemen persoonsgegevens zijn vermeld en dat is voorzien van een logo of kenmerk van een instituut of arts.
3
Een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening wordt uitsluitend verstrekt voor een vaccin dat is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen, het Europees Medicijn Agentschap of de Wereldgezondheidsorganisatie of voor een vaccin dat bij ministeriële regeling is aangewezen.
4
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening.
Artikel
9a
1
De gemeentelijke gezondheidsdiensten, bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, in de regio’s Utrecht, Groningen, Rotterdam-Rijnmond, Amsterdam-Amstelland en Twente, genoemd in de bijlage, bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s, en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, kunnen op verzoek van betrokkenen met een portalapplicatie een vaccinatiecertificaat als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de verordening op papier of digitaal verstrekken en de daarvoor noodzakelijke persoonsgegevens verwerken.
2
Het verzoek, bedoeld in het eerste lid:
a.
kan worden gedaan door eenieder die in een lidstaat van de Europese Unie is gevaccineerd met een:
1°.
vaccin dat is goedgekeurd door het College ter beoordeling van geneesmiddelen, het Europees Medicijn Agentschap of de Wereldgezondheidsorganisatie;
2°.
in artikel 5, vijfde lid, van de verordening, bedoeld COVID-19 vaccin; of
3°.
met een vaccin dat bij ministeriële regeling is aangewezen;
gaat vergezeld van een betrouwbaar vaccinatiebewijs waarop in ten minste in de officiële taal of talen van de lidstaat van afgifte, de persoonsgegevens, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de verordening zijn vermeld en dat is voorzien van een logo of kenmerk van een instituut of arts.
3
In het geval de persoon in kwestie bij het verzoek aangeeft gebruik te willen maken van de reeds geregistreerde vaccinatiegegevens die staan opgenomen in het digitale patiëntendossier, zijn in afwijking van het tweede lid, de eisen onder b en c, niet van toepassing.
Artikel
10
Betrokkene kan zijn persoonsgegevens, opgenomen op papier uitgegeven certificaat, met de mobiele applicatie verwerken om een digitaal certificaat aan te maken.
Artikel
11
Personen en organisaties die verplicht of bevoegd zijn te verifiëren of betrokkene beschikt over een bepaald certificaat of een daarmee ingevolge artikel 3, tiende lid, of 8, tweede lid, van de verordening gelijk gesteld certificaat, verwerken de daartoe noodzakelijke persoonsgegevens.
Artikel
12
Personen en organisaties verwerken bij de uitvoering van de verordening en dit besluit de gegevens en persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor het realiseren van de gegevensuitwisseling ter uitvoering van de verordening en dit besluit.
Artikel
12a
Een certificaat wordt als ongeldig aangemerkt indien het is opgenomen in een door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aangelegde lijst van certificaten waarvan bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het gegronde vermoeden bestaat dat handelingen zijn verricht met of met betrekking tot het certificaat, die het vertrouwen in het certificaat hebben geschaad of zullen schaden.
Artikel
13
Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2021 en vervalt op het tijdstip waarop artikel 6ba van de wet vervalt.
Artikel
14
Dit besluit wordt aangehaald als: Tijdelijk besluit DCC.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,H.M. deJonge
De Minister van Justitie en Veiligheid,F.B.J.Grapperhaus