Artikel
1
Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder «Onze Minister» verstaan: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Voor de toepassing van deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt onder «Onze Minister» verstaan: Onze Minister van Justitie en Veiligheid.
Een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, kan bij de rechtbank Den Haag een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was.
Omtrent verzoeken als bedoeld in artikel 2 hoort de rechtbank de Staat. In afwijking van artikel 79 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan de Staat zonder advocaat in rechte optreden.
Indien de verzoeker tevens een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 heeft ingediend, is een verzoek als bedoeld in artikel 2 niet-ontvankelijk zolang de beschikking van Onze Minister op die aanvraag nog niet onherroepelijk is.
De rechtbank beslist binnen zes maanden na indiening van het verzoek. Hij kan deze termijn verlengen met nog eens zes maanden, indien hij dat noodzakelijk acht.
Indien na de indiening van het verzoek een aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 wordt gedaan, houdt de rechtbank de behandeling van de zaak aan totdat de beschikking van Onze Minister op die aanvraag onherroepelijk is geworden. Het derde lid is niet van toepassing.
Aan een onherroepelijk geworden beschikking van de rechtbank, gegeven met toepassing van de artikelen 2 en 3, is elk met de uitvoering van enige wettelijke regeling belast orgaan gebonden, zolang niet is gebleken dat de betrokkene ten aanzien van wie de beschikking is genomen een nationaliteit heeft verworven.
Evidente staatloosheid kan tevens op niet-judiciële wijze worden vastgesteld, met toepassing van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden.
Onze Minister verstrekt aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf in de zin van de Vreemdelingenwet 2000 een identificatiedocument indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de vreemdeling is vastgesteld staatloos als bedoeld in artikel 4 of 5;
biometrische gegevens van de vreemdeling als bedoeld in artikel 106a van de Vreemdelingenwet zijn beschikbaar; en
de vreemdeling heeft bij de indiening van zijn verzoek om verstrekking van een identificatiedocument de bij ministeriële regeling te bepalen leges voldaan.
Wijzigt de Vreemdelingenwet 2000.
Wijzigt de Wet basisregistratie personen.
De opneming van het gegeven dat een ingeschrevene geen nationaliteit bezit in de basisregistratie personen voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze wet blijft in stand bij inwerkingtreding van deze wet en wordt beheerst door het materiële recht en procesrecht zoals dat gold voor inwerkingtreding van deze wet.
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet vaststellingsprocedure staatloosheid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.