Wet van 20 december 2023 tot wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling)

Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in enkele belastingwetten wijzigingen aan te brengen in de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wijzigt de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel

II

Wijzigt de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

Artikel

III

Wijzigt de Invorderingswet 1990.

Artikel

IV

Artikel

V

Artikel

VI

Artikel

VII

Indien een lichaam als gevolg van de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel B, niet langer kwalificeert als vrijgestelde beleggingsinstelling als bedoeld in artikel 6a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en het boekjaar van dat lichaam niet gelijk is aan het kalenderjaar, wordt dat lichaam, in afwijking in zoverre van artikel 6a, zesde lid, van die wet, met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel B, niet langer als vrijgestelde beleggingsinstelling aangemerkt.

Artikel

VIII

Artikel

IX

Artikel

IXa

De bewijzen van deelgerechtigdheid in een fonds worden geacht met ingang van 1 januari 2025 niet verhandelbaar te zijn indien:

Artikel

X

Artikel

XI

Deze wet wordt aangehaald als: Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Financiën, M.L.A. van Rij
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius