Besluit van 13 maart 2025, houdende bepalingen over het bemannen van zeeschepen (Besluit bemanning zeeschepen)

Besluit bemanning zeeschepen

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 11 juni 2024, nr. IenW/BSK-2024/153686, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;
Gelet op het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen, het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb. 1981, 144) en de bij dat verdrag behorende bindende bijlagen, het op 7 juli 1995 te Londen tot stand gekomen Internationaal Verdrag betreffende de normen inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van personeel van vissersschepen van de Internationale Maritieme Organisatie (Trb. 2013, 218), het op 23 februari 2006 in Genève tot stand gekomen Maritiem Arbeidsverdrag, 2006 (Trb. 2007, 93) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen en aanhangselen, het op 1 november 1974 te Londen tot stand gekomen Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Trb. 1976, 157) en de bij dat verdrag behorende bindende protocollen, aanhangsels en bijlagen, Richtlijn (EU)2022/993 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2022 inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEU 2022, L 169), Richtlijn 2009/13/EG van de Raad van 16 februari 2009 tot tenuitvoerlegging van de overeenkomst tussen de Associatie van reders van de Europese Gemeenschap (ECSA) en de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) inzake het verdrag betreffende maritieme arbeid van 2006 en tot wijziging van Richtlijn 1999/63/EG (PbEG 2009, L 124) en Richtlijn (EU) 2017/ 159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25);
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 21 augustus 2024, nr. W17.24.00137/IV);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 10 maart 2025, nr. IenW/BSK-2025/23093, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Hoofdstuk

1

Algemeen

Artikel

1

Begripsomschrijvingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • andere polaire wateren: polaire wateren, niet zijnde wateren als bedoeld in de voorschriften 2.5 en 2.10 van de Polar-code;

  • beperkte wateren vissersvaartuigen: gebied omvattende alle wateren tot 30 zeemijlen uit de kust, gemeten vanaf de Franse, Belgische, Nederlandse, Duitse en Deense basislijnen, in het zuiden begrensd door de lijn Calais-Dover en in het noorden begrensd door de parallel van 57° Noorderbreedte, alsmede het gebied omvattende alle wateren tot 30 zeemijlen uit de kust, gemeten vanaf de basislijn van Helgoland;

  • bergy wateren: polaire wateren als bedoeld in voorschrift 1.2.1, deel I-A, van de Polar-code;

  • beveiligingstaken: elke functie of werkzaamheid met betrekking tot de beveiliging aan boord van een zeeschip, zoals omschreven in hoofdstuk XI-2 van de bijlage bij het SOLAS-verdrag en de ISPS-code;

  • bijzonder zeeschip: zeeschip dat in het bijzonder is aangepast aan technische ontwikkelingen of een bijzonder type zeeschip of zeeschip ingezet in een bijzonder soort vaart, als bedoeld in artikel IX van de bijlage bij het STCW-verdrag;

  • CFR-nummer: nummer als bedoeld in artikel 2, onderdeel l, van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/218 van de Commissie van 6 februari 2017 inzake het vissersvlootregister van de Unie (PbEU 2017, L 34);

  • chemicaliëntankschip: tankschip gebouwd en gebezigd voor het vervoer in bulk van vloeibare producten die zijn opgenomen in hoofdstuk 17 van de IBC-code;

  • eerste stuurman: wachtstuurman die in rang volgt op de kapitein en op wie het bevel over het zeeschip komt te rusten indien de kapitein daartoe niet in staat is en die bevoegd is in overeenstemming met de voorschriften II/2 of II/3 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • gekwalificeerd gezel dek: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/5 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • gekwalificeerd gezel machinekamer: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift III/5 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • gezel elektrotechniek: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift III/7 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • gezel zeevisvaart: gezel aangesteld in de dekdienst van een vissersvaartuig;

  • hogesnelheidsschip: zeeschip als bedoeld in artikel 7 van het Schepenbesluit 2004;

  • hoofdwerktuigkundige: wachtwerktuigkundige die het hoogst in rang is en die verantwoordelijk is voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van het zeeschip en die bevoegd is in overeenstemming met de voorschriften III/2 of III/3 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • hoofdwerktuigkundige zeevisvaart: werktuigkundige die het hoogst in rang is en die verantwoordelijk is voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van een vissersvaartuig;

  • HSC-code: bij resolutie MSC.97(73) van de Maritieme Veiligheidscommissie aangenomen Internationale Code voor de veiligheid van hogesnelheidsschepen (High-Speed Craft Code;

  • IBC-code: bij resolutie MSC.4(48) van de Maritieme Veiligheidscommissie aangenomen Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code);

  • IGC-code: bij resolutie MSC.5(48) van de Maritieme Veiligheidscommissie aangenomen Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code);

  • IGF-code: bij resolutie MSC.391(95) van de Maritieme Veiligheidscommissie aangenomen Internationale Code voor schepen die gas of andere brandstoffen met een laag vlampunt gebruiken (International Code of Safety for Ships Using Gases or Other low-flashpoint fuels);

  • kW: kilowatt;

  • IGF-schip: zeeschip onderworpen aan de IGF-code;

  • ISPS-code: bij resolutie 2 van de Conferentie van verdragsluitende regeringen die partij zijn bij het SOLAS-verdrag op 12 december 2002 aangenomen Internationale Code voor de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (International Ship and Port Facility Security Code);

  • maritiem officier: officier die in overeenstemming met hoofdstuk VII van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 bevoegd is voor een functie in de dekdienst en de machinekamerdienst en daartoe bevoegd is in overeenstemming met de hoofdstukken II en III van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • Medisch Adviseur Scheepvaart: door Onze Minister aangewezen keuringsarts;

  • officier elektrotechniek: officier die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift III/6 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • olietankschip: tankschip gebouwd en gebruikt voor het vervoer in bulk van aardolie of aardolieproducten;

  • onbeperkte wateren vissersvaartuigen: gebied omvattende beperkte wateren en alle wateren daarbuiten;

  • open polaire wateren: polaire wateren als bedoeld in voorschrift 2.10 van de Polar-code;

  • passagiersschip: zeeschip bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf passagiers;

  • plaatsvervangend schipper: stuurman die in rang volgt op de schipper en op wie het bevel over het zeeschip komt te rusten indien de schipper daartoe niet in staat is en die bevoegd is in overeenstemming met de voorschriften II/1 of II/3 van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • Polar-code: bij resolutie MSC.385(94) van de Maritieme Veiligheidscommissie aangenomen Internationale Code voor schepen die in polaire wateren varen (International Code for Ships Operating in Polar Waters;

  • polaire wateren: wateren als bedoeld in voorschrift 1, tweede tot en met vierde lid, van de Polar-code;

  • reizen nabij de kust: gebruik van een zeeschip waarvoor nautische en technische ondersteuning vanaf de wal beschikbaar is, als bedoeld voorschrift I/3 van de bijlage bij het STCW-verdrag, in het vaargebied, dat zich uitstrekt tot:

    • 1.

      de Nederlandse territoriale zee;

    • 2.

      de aansluitende zone van het Koninkrijk grenzend aan de Nederlandse territoriale zee; of

    • 3.

      de Nederlandse exclusieve economische zone;

  • ro-ro passagiersschip: passagiersschip met ruimten voor ro-ro lading of ruimten van bijzondere aard, zoals bedoeld in hoofdstuk II-2/A van de bijlage bij het SOLAS-verdrag;

  • scheepsbeveiligingsfunctionaris: zich aan boord bevindende, aan de kapitein verantwoordelijke persoon, dan wel de kapitein zelf, die door de scheepsbeheerder is aangesteld als verantwoordelijke voor de beveiliging van het zeeschip, waaronder begrepen de uitvoering en het onderhoud van het scheepsbeveiligingsplan, en voor het contact met de beveiligingsfunctionaris van de zeescheepvaartonderneming en de beveiligingsfunctionarissen van de havenfaciliteiten;

  • scheepskok: persoon van 18 jaar of ouder in het bezit van een bekwaamheidsbewijs scheepskok, dat ten minste voldoet aan voorschrift 3.2, titel 3, van de bijlage bij het MLC-verdrag.

  • STCW-code: code inzake opleiding, diplomering en wachtdienst van zeevarenden, behorend bij het STCW-Verdrag (Trb. 1996, 249);

  • tankschip: zeeschip, gebouwd of aangepast en gebruikt voor het vervoer in bulk van vloeibare producten;

  • tweede werktuigkundige: wachtwerktuigkundige die in rang volgt op de hoofdwerktuigkundige en op wie de verantwoordelijkheid voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van het zeeschip komt te rusten, indien de hoofdwerktuigkundige daartoe niet in staat is en die bevoegd is in overeenstemming met de voorschriften III/2 of III/3 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • tweede werktuigkundige zeevisvaart: werktuigkundige die in rang volgt op de hoofdwerktuigkundige en op wie de verantwoordelijkheid voor de werktuiglijke voortstuwing en de werking en het onderhoud van de werktuiglijke en elektrische installaties van het vissersvaartuig komt te rusten indien de hoofdwerktuigkundige daartoe niet in staat is als bedoeld in voorschrift I/1, achtste lid, van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • vloeibaargastankschip: tankschip gebouwd en gebezigd voor het vervoer in bulk van vloeibaar gemaakt gas of andere producten die zijn opgenomen in hoofdstuk 19 van de IGC-code;

  • voortstuwingsvermogen: totale maximale vermogen, uitgedrukt in kW, dat staat vermeld op certificaten en bijbehorende uitrustingsrapporten en aanhangsels afgegeven in overeenstemming met de Schepenwet;

  • wachtlopend gezel dek: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/4 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • wachtlopend gezel machinekamer: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift III/4 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • wachtlopend gezel zeevisvaart: gezel die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/4 van de bijlage bij het STCW-verdrag, aangesteld op een vissersvaartuig;

  • wachtstuurman: officier die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • stuurman zeevisvaart: officier die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/2 of II/4 van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • wachtwerktuigkundige: officier die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift III/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993;

  • werktuigkundige zeevisvaart: officier die bevoegd is in overeenstemming met voorschrift II/5 van de bijlage bij het STCW F-verdrag;

  • wet: Wet bemanning zeeschepen.

Artikel

1.2

Reikwijdte

Artikel

1.3

Ontheffing ten behoeve van experimenten

Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet worden beperkingen of voorwaarden verbonden die ten minste zien op:

  • a.

    het specifieke doel van het experiment;

  • b.

    het nut en de noodzaak van het experiment in relatie tot aantoonbare technologische innovatie;

  • c.

    de verantwoordelijke voor de uitvoering van het experiment;

  • d.

    de noodzakelijke operationele eisen ten behoeve van de veilige uitvoering van het experiment;

  • e.

    de periode waarin het experiment zal plaatsvinden; en

  • f.

    het moment en de wijze waarop het experiment wordt geëvalueerd.

Hoofdstuk

2

Het bemannen van zeeschepen

Paragraaf

2.1

Bemanningssamenstelling handelsvaart en zeilvaart

Artikel

2.1.1

Reikwijdte

Deze paragraaf is niet van toepassing op vissersvaartuigen.

Artikel

2.1.2

Aanvraag voor een bemanningscertificaat

Artikel

2.1.3

Bemanningssamenstellingen

Artikel

2.1.4

Bemanningscertificaat

Artikel

2.1.5

Meerdere bemanningssamenstellingen

Indien voor een zeeschip meer dan een bemanningssamenstelling geldt, worden alle bemanningssamenstellingen duidelijk onderscheiden in het bemanningscertificaat opgenomen.

Artikel

2.1.6

Aantekening scheepsdagboek bemanningssamenstelling of bemanningsplan

Indien voor een zeeschip meer dan een bemanningssamenstelling geldt, tekent de kapitein in het scheepsdagboek aan:

  • a.

    volgens welke bemanningssamenstelling het zeeschip is bemand; en

  • b.

    de feiten of omstandigheden die niet in overeenstemming zijn met de gegevens van het bemanningsplan.

Artikel

2.1.7

Wijzigingen gegevens bemanningsplan

Artikel

2.1.8

Intrekken bemanningscertificaat

Onze Minister trekt het bemanningscertificaat in, indien is gebleken dat

  • a.

    het bemanningsplan onjuiste of onvolledige gegevens bevat, zodanig dat op grond van de juiste of volledige gegevens dit bemanningscertificaat niet zou zijn afgegeven, dan wel

  • b.

    het zeeschip in strijd met de gegevens in het bemanningscertificaat wordt gebruikt en dit afwijkende gebruik naar zijn redelijk oordeel een andere bemanningssamenstelling noodzakelijk maakt.

Artikel

2.1.9

Bestaande bemanningscertificaat niet meer adequaat

Artikel

2.1.10

Vrijstellingsregeling nationaliteit kapitein

Paragraaf

2.2

Bemanningssamenstelling vissersvaartuigen

Artikel

2.2.1

Bemanningssamenstelling

Artikel

2.2.2

Aanvulling van het aantal bemanningsleden

Bij ministeriële regeling kan, na overleg met de betrokken organisaties van scheepsbeheerders en vissers, aanvulling van het aantal bemanningsleden worden voorgeschreven indien de inrichting, de uitrusting, de scheepslengte, het brutotonnage, het voortstuwingsvermogen, de wijze van voortstuwing of de bestemming van het vissersvaartuig daartoe aanleiding geven.

Artikel

2.2.3

Vrijstelling

Artikel

2.2.4

Bemanningscertificaat

Artikel

2.2.5

Bemanningsplan

Paragraaf

2.3

Bemanningslijst

Artikel

2.3.1

Opmaken bemanningslijst

Artikel

2.3.2

Gegevens bemanningslijst

Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat andere gegevens op de bemanningslijst worden vermeld naast de gegevens, genoemd in de bij het bij het FAL-verdrag ingevoerde standaardverklaring.

Artikel

2.3.4

Bewaren bemanningslijst

De scheepsbeheerder bewaart een bemanningslijst, gedurende drie jaar na de vervangingsdatum of geldigheidsdatum.

Paragraaf

2.4

Aanvullende bepalingen bemanning

Artikel

2.4.1

Zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen

Artikel

2.4.2

Vissersvaartuigen

Artikel

2.4.3

Arts

Op een zeeschip, niet zijnde een vissersvaartuig, dat een internationale reis van meer dan 3 dagen maakt met 100 of meer opvarenden, is een arts aanwezig.

Artikel

2.4.4

Scheepskok

Artikel

2.4.5

Maritieme radiocommunicatie

Artikel

2.4.6

Communicatievaardigheid zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen

Artikel

2.4.7

Verklaring communicatievaardigheid zeeschepen, niet zijnde vissersvaartuigen

Artikel

2.4.8

Communicatievaardigheid op vissersvaartuigen

De scheepsbeheerder van een vissersvaartuig draagt er zorg voor dat de schipper en dekofficieren van een vissersvaartuig van 24 meter of meer waarvoor een bemanningscertificaat is afgegeven voor onbeperkt vaargebied vissersvaartuigen, beschikken over toereikende kennis van de Engelse taal, waardoor zij in staat zijn:

  • a.

    kaarten en andere zeevaartkundige publicaties te gebruiken;

  • b.

    weerkundige gegevens en berichten met betrekking tot de veiligheid en het gebruik van het vissersvaartuig te begrijpen;

  • c.

    te communiceren met andere zeeschepen of tussen het vissersvaartuig en de autoriteiten te land;

  • d.

    de bij resolutie A.918(22) van de Internationale Maritieme Organisatie aangenomen IMO Standard Marine Communication Phrases te begrijpen en te gebruiken.

Hoofdstuk

3

Vaarbevoegdheden en beroepseisen

Paragraaf

3.1

Algemene bepalingen

Artikel

3.1.1

Afgifte vaarbevoegdheidsbewijs

Artikel

3.1.2

Geldigheid vaarbevoegdheidsbewijs

Artikel

3.1.3

Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs

Artikel

3.1.4

Vernieuwen vaarbevoegdheidsbewijs bij onvoldoende diensttijd

Artikel

3.1.5

Verloren gegaan vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs

Artikel

3.1.6

Vaarbevoegdheidsbewijs als geautomatiseerd bestand

Artikel

3.1.7

Beperkingen of aanvullingen vaarbevoegdheidsbewijs

Artikel

3.1.9

Erkenning vaarbevoegdheidsbewijs of een bekwaamheidsbewijs

Artikel

3.1.10

Vaarbevoegdheidsbewijs als kapitein of schipper

Artikel

3.1.11

Aanvaarding buitenlands vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs

Onze Minister aanvaardt:

  • a.

    een vaarbevoegdheidsbewijs voor de functie van gezel dat is afgeven door een staat die als verdragspartij is bij het STCW-verdrag;

  • b.

    een bekwaamheidsbewijs, niet zijnde een bekwaamheidsbewijs als bedoeld in artikel 27, eerste lid, van de wet, dat is afgegeven door de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie, een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Ruimte of Zwitserland of door een andere staat die verdragspartij is bij het STCW-verdrag.

Paragraaf

3.2

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening zeeschepen

Artikel

3.2.1

Reikwijdte

Artikel

3.2.2

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip

Een wachtstuurman van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1, tweede lid, en voorschrift II/3, eerste lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.3

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip

Een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.4

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT

Een kapitein of eerste stuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 3.000 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2, vierde lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.5

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT

Een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3, eerste lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.6

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT

Een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.7

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtstuurman van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust

Artikel

3.2.8

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een kapitein van een zeeschip met een brutotonnage van minder dan 500 GT dat wordt gebruikt voor reizen nabij de kust

Artikel

3.2.9

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel dek die deel uitmaakt van de brugwacht van een zeeschip

Een wachtlopend gezel dek die deel uitmaakt van de brugwacht van een zeeschip met een brutotonnage van 500 GT of meer, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.10

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gekwalificeerd gezel dek van een zeeschip

Een gekwalificeerd gezel dek die deel uitmaakt van de dekdienst van een zeeschip met een brutotonnage van 500 GT of meer, is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.11

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtwerktuigkundige belast met de machinekamerwacht in een bemande machinekamer, of de aangewezen werktuigkundigen, belast met de wacht in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip

Een wachtwerktuigkundige van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/1, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.12

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip

Een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/2, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.13

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie tot 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Een hoofdwerktuigkundige of tweede werktuigkundige van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie tot 3.000 kW voortstuwingsvermogen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/3, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.14

Beroepseisen door een stoomvoortstuwingsinstallatie aangedreven zeeschip

Een hoofdwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of eerste maritiem officier aan boord van een zeeschip voorzien van een stoomvoortstuwingsinstallatie is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs stoomvoortstuwing dat ten minste voldoet aan tabel A-III/1, onderdeel 2, van de STCW-code.

Artikel

3.2.15

Beroepseisen door een gasturbinevoortstuwingsinstallatie aangedreven zeeschip

Een hoofdwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of eerste maritiem officier van een zeeschip voorzien van een gasturbinevoortstuwingsinstallatie is in het bezit van een bekwaamheidsbewijs gasturbinevoortstuwing dat ten minste voldoet aan tabel A-III/1, onderdeel 3, van de STCW-code.

Artikel

3.2.16

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel machinekamer die deel uitmaakt van de machinekamerwacht in een bemande machinekamer, of die aangewezen is om dienst te doen belast met de wacht in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip

Een wachtlopend gezel machinekamer die deel uitmaakt van de machinekamerwacht of is aangewezen om dienst te doen in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/4, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.17

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gekwalificeerd gezel machinekamer in een bemande machinekamer of in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip

Een gekwalificeerd gezel machinekamer in een bemande machinekamer of in een tijdelijk onbemande machinekamer van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/5, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.18

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een officier elektrotechniek van een zeeschip

Een officier elektrotechniek van een zeeschip is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/6, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.19

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een gezel elektrotechniek van een zeeschip

Een gezel elektrotechniek van een zeeschip met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 750 kW voortstuwingsvermogen of meer is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift III/7, tweede lid, van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.20

Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs maritiem officier of eerste maritiem officier van een zeeschip

Een vaarbevoegdheidsbewijs maritiem officier of eerste maritiem officier dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een functie van wachtstuurman, eerste stuurman, kapitein, wachtwerktuigkundige, tweede werktuigkundige of hoofdwerktuigkundige, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.21

Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer van een zeeschip

Een vaarbevoegdheidsbewijs wachtlopend gezel dek en machinekamer dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een wachtlopend gezel dek of een wachtlopend gezel machinekamer, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.22

Minimumeisen alternatief vaarbevoegdheidsbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer van een zeeschip

Een vaarbevoegdheidsbewijs gekwalificeerd gezel dek en machinekamer dat is afgegeven op grond van voorschrift VII/1 van bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993 is gelijkwaardig aan een vaarbevoegdheidsbewijs voor een gekwalificeerd gezel dek of een gekwalificeerd gezel machinekamer, voor zover dat vaarbevoegdheidsbewijs voldoet aan de eisen voor de desbetreffende, functie, bedoeld in bijlage I bij richtlijn (EU) 2022/993.

Artikel

3.2.23

Uitwerking eisen per vaarbevoegdheidsbewijs

Bij ministeriële regeling worden voor elk vaarbevoegdheidsbewijs, genoemd in deze paragraaf, kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen, diensttijdvereisten en bijzondere of aanvullende beroepseisen vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die functie gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor de betreffende functie.

Paragraaf

3.3

Bijzondere beroepseisen bepaalde scheepstypen

Artikel

3.3.1

Bijzondere beroepseisen olie- of chemicaliëntankschip

Artikel

3.3.2

Bijzondere beroepseisen vloeibaargastankschip

Artikel

3.3.3

Bijzondere beroepseisen passagiersschip

Artikel

3.3.4

Bijzondere beroepseisen IGF-schip

Artikel

3.3.5

Bijzondere beroepseisen zeeschip dat in poolwateren vaart

Artikel

3.3.6

Icemaster

Artikel

3.3.7

Icemaster, tankschip of passagiersschip

Artikel

3.3.8

Icemaster, zeeschip, niet zijnde een tankschip of passagierschip

Artikel

3.3.9

Bijzondere beroepseisen hogesnelheidschip

Artikel

3.3.10

Uitwerking eisen per bijzondere beroepseis

Bij ministeriële regeling worden voor elke bijzondere beroepseis genoemd in deze paragraaf bekwaamheidsbewijzen, schriftelijke bewijzen of diensttijdvereisten vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die bijzondere beroepseis gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor die bijzondere beroepseis.

Paragraaf

3.4

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening vissersvaartuigen

Artikel

3.4.1

Reikwijdte

Deze paragraaf bevat de minimumeisen die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor een functie van een vissersvaartuig, als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van de wet.

Artikel

3.4.2

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen

Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.3

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen

Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.4

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen

Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.5

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en e meteren plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen

Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van 24 meter of meer die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.6

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen

Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/2 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.7

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen

Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in onbeperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/1 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.8

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen

Een stuurman zeevisvaart van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.9

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen

Een schipper en een plaatsvervangend schipper van een vissersvaartuig met een scheepslengte van minder dan 24 meter die vaart in beperkte wateren vissersvaartuigen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/3 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.10

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een wachtlopend gezel zeevisvaart

Een wachtlopend gezel zeevisvaart die deel uitmaakt van de brugwacht van een vissersvaartuig is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/4, tweede lid, van de bijlage bij het STCW-verdrag.

Artikel

3.4.11

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 3.000 kW voortstuwingsvermogen of meer

Een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van 3.000 kW voortstuwingsvermogen of meer is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.12

Minimumeisen vaarbevoegdheidsverlening voor een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van meer dan 750 kW en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen

Een hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart van een vissersvaartuig met een hoofdvoortstuwingsinstallatie van meer dan 750 kW en minder dan 3.000 kW voortstuwingsvermogen is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs dat ten minste voldoet aan voorschrift II/5 van de bijlage bij het STCW F-verdrag.

Artikel

3.4.13

Minimumeisen vaarbevoegdheidsbewijs stuurman-werktuigkundige zeevisvaart

Een stuurman-werktuigkundige zeevisvaart is in het bezit van een vaarbevoegdheidsbewijs stuurman-werktuigkundige zeevisvaart dat ten minste voldoet aan de eisen voor een functie van schipper of stuurman zeevisvaart en een functie als hoofdwerktuigkundige zeevisvaart of tweede werktuigkundige zeevisvaart.

Artikel

3.4.14

Uitwerking eisen per vaarbevoegdheidsbewijs

Bij ministeriële regeling worden voor elke functie, genoemd in deze paragraaf, kennisbewijzen, bekwaamheidsbewijzen, diensttijdvereisten en aanvullende beroepseisen vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die functie in paragraaf 3.4 gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor die functie.

Paragraaf

3.5

Aanvullende beroepseisen

Artikel

3.5.1

Minimumeisen betreffende veiligheid en instructie over veiligheid

Artikel

3.5.2

Minimumeisen betreffende basistraining in en instructie over veiligheid voor vissers

Artikel

3.5.3

Minimumeisen betreffende het gebruik van reddingmiddelen, hulpverleningsboten en snelle hulpverleningsboten

Artikel

3.5.4

Minimumeisen betreffende gevorderde brandbestrijdingstechnieken

Artikel

3.5.5

Minimumeisen betreffende medische eerste hulp en medische verzorging

Artikel

3.5.6

Minimumeisen betreffende veiligheidsofficieren van een zeeschip

Artikel

3.5.7

Uitwerking eisen per aanvullende beroepseis

Bij ministeriële regeling worden voor elke beroepseis genoemd in deze paragraaf bekwaamheidsbewijzen, schriftelijke bewijzen of diensttijdvereisten vastgesteld waarmee voldaan wordt aan de voor die beroepseis gestelde minimumeisen en die recht geven op een vaarbevoegdheidsbewijs of bekwaamheidsbewijs voor de betreffende aanvullende beroepseis.

Paragraaf

3.6

Nadere regels medische geschiktheid zeevarenden

Artikel

3.6.1

Model van de geneeskundige verklaring zeevaart

Bij ministeriële regeling wordt het model van de geneeskundige verklaring zeevaart vastgesteld.

Artikel

3.6.2

Medisch onderzoek

Artikel

3.6.3

Medische eisen geneeskundige verklaring zeevaart

Artikel

3.6.4

Geldigheidsduur geneeskundige verklaring zeevaart

Artikel

3.6.5

Verklaring keuringsarts

Artikel

3.6.6

Werkwijze keuringsarts

De keuringsarts die het onderzoek uitvoert, neemt de in artikel 3.6.3, eerste lid, bedoelde medische eisen, de in artikel 3.6.3, tweede lid, bedoelde procedures en andere voorschriften, en voor zover van toepassing, de artikelen 3.6.4 en 3.6.5 in acht.

Artikel

3.6.7

Aanwijzing of erkenning keuringsarts

Artikel

3.6.8

Intrekken aanwijzing of erkenning keuringsarts of medisch scheidsrechter

Onze Minister trekt een aanwijzing of erkenning in indien de keuringsarts of medisch scheidsrechter:

  • a.

    de algemeen geldende medische of ethische normen niet in acht neemt;

  • b.

    zich bij herhaling niet houdt aan het gestelde in de artikelen 3.6.2 tot en met 3.6.6 of zijn beroepsuitrusting niet toereikend is voor zijn taak als keuringsarts;

  • c.

    valse of vervalste verklaringen heeft afgegeven;

  • d.

    niet meer in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg, vermeld is als arts;

  • e.

    onder curatele is gesteld wegens geestelijke stoornis;

  • f.

    anderszins niet meer gerechtigd is de geneeskunst uit te oefenen;

  • g.

    een daartoe strekkend verzoek heeft ingediend;

  • h.

    diens onafhankelijkheid ten opzichte van werkgevers, werknemers of hun organisaties niet langer gewaarborgd is;

  • i.

    een te gering aantal keuringen heeft verricht om door praktische ervaring zijn bekwaamheid als keuringsarts op peil te houden, of

  • j.

    heeft verzuimd een voor hem aangewezen nascholingscursus te volgen.

Artikel

3.6.9

Geneeskundige verklaring zeevaart op basis ander onderzoek

Hoofdstuk

4

Werk- en leefomstandigheden

Paragraaf

4.1

Accommodatie, voeding en overige voorzieningen voor zeevarenden

Artikel

4.1.1

Voeding en drinkwater

Paragraaf

4.2

Certificaat maritieme arbeid en visserij-arbeidscertificaat

Artikel

4.2.1

Afgifte en voorschriften certificaat maritieme arbeid

Artikel

4.2.2

Vervallen of intrekken certificaat maritieme arbeid

Artikel

4.2.3

Afgifte en voorschriften visserij-arbeidscertificaat

Hoofdstuk

5

Tuchtrechtspraak

Artikel

5.1

Ervaringseisen leden tuchtcollege

Artikel

5.2

Ervaringseisen van de secretaris en plaatsvervangende secretarissen tuchtcollege

Artikel

5.3

Aanhangig maken klacht

Een verzoek of een klacht wordt schriftelijk of als geautomatiseerd bestand en met redenen omkleed ingediend bij de voorzitter van het tuchtcollege. Een klacht van een belanghebbende vermeldt de naam, het adres en de woonplaats van de klager. Een verzoek en een klacht bevatten voorts ten minste de volgende gegevens:

  • a.

    de naam en, voor zover bekend, het adres en de woonplaats van de kapitein of de scheepsofficier op wie het verzoek of de klacht betrekking heeft, en indien het verzoek of de klacht betrekking heeft op een scheepsofficier, de functie aan boord van het zeeschip die de scheepsofficier ten tijde van de gewraakte gedraging vervulde;

  • b.

    de naam en, voor zover bekend, het type van het zeeschip, aan boord waarvan de gewraakte gedraging heeft plaatsgevonden;

  • c.

    een omschrijving van de gedraging, waarop het verzoek of de klacht betrekking heeft;

  • d.

    de bezwaren die tegen de gewraakte gedraging zijn gerezen.

Artikel

5.4

Verzending beslissing tuchtcollege

Hoofdstuk

6

Overgangs- en slotbepalingen

Paragraaf

6.1

Overgangsbepalingen handelsvaart

Paragraaf

6.2

Overgangsbepalingen zeevisvaart

Artikel

6.2.1

In deze paragraaf wordt onder «besluit van 31 januari 2019» verstaan: Besluit van 31 januari 2019 tot wijziging van het Besluit zeevarenden handelsvaart en zeilvaart in verband met een modernisering van de bemanningsvoorschriften voor de zeevisvaart, met inbegrip van de uitvoering van verdragsbepalingen vanwege de ratificatie van het STCW F-verdrag (Stb. 2019, 44).

Paragraaf

6.3

Slotbepalingen

Artikel

6.3.2

Wijzigt het Arbeidsomstandighedenbesluit.

Artikel

6.3.3

Wijzigt het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Artikel

6.3.4

Wijzigt het Besluit opleidingen en bevoegdheden nautische beroepsbeoefenaren.

Artikel

6.3.5

Wijzigt het Besluit markttoezicht registerloodsen.

Artikel

6.3.6

Wijzigt het Besluit register onderwijsdeelnemers.

Artikel

6.3.8

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit bemanning zeeschepen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage
Willem-Alexander
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel