Wet van 30 september 1893, op het faillissement en de surséance van betaling

Faillissementswet

In naam van Hare Majesteit WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Wij EMMA, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk;
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat de wettelijke bepalingen omtrent het faillissement en de surséance van betaling herziening vereischen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Titel

I

Van faillissement

Eerste

afdeeling

Van de faillietverklaring

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

3b

De artikelen 3 en 3a blijven buiten toepassing indien een verzoek of een vordering tot faillietverklaring een schuldenaar betreft ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling van toepassing is.

Artikel

4

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

15a

Wordt faillietverklaring in hooger beroep of in cassatie uitgesproken met vernietiging van een vonnis of arrest, waarbij de aangifte of aanvrage tot faillietverklaring werd afgewezen, dan geeft de griffier van het rechtscollege, dat de faillietverklaring uitspreekt, van die uitspraak kennis aan den griffier van de rechtbank, waarbij de aangifte of aanvrage is ingediend.

Artikel

15b

Artikel

15c

Artikel

15d

Artikel

16

Artikel

17

Het bevel tot kostelooze behandeling van het faillissement heeft ten gevolge vrijstelling van griffiekosten.

Artikel

18

De beschikking, bevelende de opheffing van het faillissement, wordt op dezelfde wijze openbaar gemaakt als het vonnis van faillietverklaring en daartegen kunnen de schuldenaar en de schuldeischers op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijnen opkomen, als bepaald is ten aanzien van het vonnis, waarbij eene faillietverklaring wordt geweigerd. Indien na een dergelijke opheffing opnieuw aangifte of - binnen drie jaar - aanvraag tot faillietverklaring wordt gedaan, is de schuldenaar of de aanvrager verplicht aan te toonen, dat er voldoende baten aanwezig zijn om de kosten van het faillissement te bestrijden.

Artikel

19

Tweede

afdeeling

Van de gevolgen der faillietverklaring

Artikel

20

Het faillissement omvat het geheele vermogen van den schuldenaar ten tijde van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft.

Artikel

21

Niettemin blijven buiten het faillissement:

Artikel

21a

Artikel

22

In het vorige artikel wordt onder «gefailleerde» mede begrepen de echtgenoot of de geregistreerde partner van de in enige gemeenschap van goederen gehuwde onderscheidenlijk als partner geregistreerde.

Artikel

23

Door de faillietverklaring verliest de schuldenaar van rechtswege de beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behoorend vermogen, te rekenen van den dag waarop de faillietverklaring wordt uitgesproken, die dag daaronder begrepen.

Artikel

24

Voor verbintenissen van den schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voor zooverre deze ten gevolge daarvan is gebaat.

Artikel

25

Artikel

26

Rechtsvorderingen, die voldoening eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben, kunnen gedurende het faillissement ook tegen den gefailleerde op geene andere wijze ingesteld worden, dan door aanmelding ter verificatie.

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Voor zooverre tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening eener verbintenis uit den boedel ten doel hebben, wordt het geding na de faillietverklaring geschorst, om alleen dan voortgezet te worden, indien de verificatie der vordering betwist wordt. In dit geval wordt hij, die de betwisting doet, in de plaats van den gefailleerde, partij in het geding.

Artikel

30

Artikel

31

Indien een geding door of tegen den curator, of ook in het geval van artikel 29 tegen een schuldeischer wordt voortgezet, kan door den curator of door dien schuldeischer de nietigheid worden ingeroepen van handelingen, door den schuldenaar vóór zijne faillietverklaring in het geding verricht, zoo bewezen wordt dat deze door die handelingen de schuldeischers desbewust heeft benadeeld en dat dit aan zijne tegenpartij bekend was.

Artikel 32

Vervallen

Artikel

33

Artikel

33a

Vervallen

Artikel

34

Indien vóór het faillissement van den schuldenaar de uitwinning zijner goederen zoo ver was gevorderd, dat de dag van den verkoop reeds was bepaald, kan de curator, op machtiging van den rechter-commissaris, den verkoop voor rekening van den boedel laten voortgaan.

Artikel

35

Artikel

35b

Aan een gift, door de schuldenaar gedaan onder een opschortende voorwaarde of een opschortende tijdsbepaling, die op de dag van de faillietverklaring nog niet was vervuld of verschenen, kan de begiftigde generlei recht tegen de boedel ontlenen.

Artikel

36

Artikel

36a

Wanneer een termijn die vóór de faillietverklaring uit hoofde van artikel 55, tweede lid, van Boek 3 of artikel 88 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek aan de schuldenaar was gesteld, ten tijde van de faillietverklaring nog niet was verstreken, loopt de termijn voort voor zover dit redelijkerwijze noodzakelijk is om de curator in staat te stellen zijn standpunt te bepalen. De wederpartij kan de curator daartoe een nieuwe redelijke termijn stellen.

Artikel

37

Artikel

37a

Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de faillietverklaring met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de faillietverklaring op deze verkregen vordering, kan zij als concurrent schuldeiser in het faillissement opkomen.

Artikel

38

Indien in het geval van artikel 37 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalden termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na de faillietverklaring, wordt de overeenkomst door de faillietverklaring ontbonden en kan de wederpartij van den gefailleerde zonder meer voor schadevergoeding als concurrent schuldeischer opkomen. Lijdt de boedel door de ontbinding schade, dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.

Artikel

38a

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

45

In geval van benadeling door een rechtshandeling om niet, die de schuldenaar heeft verricht binnen één jaar vóór de faillietverklaring, wordt vermoed dat hij wist of behoorde te weten dat benadeling van de schuldeisers het gevolg van de rechtshandeling zou zijn.

Artikel

47

De voldoening door de schuldenaar aan een opeisbare schuld kan alleen dan worden vernietigd, wanneer wordt aangetoond, hetzij dat hij die de betaling ontving, wist dat het faillissement van de schuldenaar reeds aangevraagd was, hetzij dat de betaling het gevolg was van overleg tussen de schuldenaar en de schuldeiser, dat ten doel had laatstgenoemde door die betaling boven andere schuldeisers te begunstigen.

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Beëindiging van het faillissement door de homologatie van een akkoord doet de rechtsvorderingen in het vorige artikel bedoeld vervallen, tenzij het akkoord boedelafstand inhoudt, in welk geval zij ten behoeve van de schuldeischers vervolgd of ingesteld kunnen worden door de vereffenaars.

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

De schuldenaar van de gefailleerde die zijn schuld wil verrekenen met een vordering aan order of toonder, is gehouden te bewijzen dat hij het papier reeds op het ogenblik der faillietverklaring te goeder trouw had verkregen.

Artikel

56

Hij die met de gefailleerde deelgenoot is in een gemeenschap waarvan tijdens het faillissement een verdeling plaatsvindt, kan toepassing van artikel 184, eerste lid, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek verlangen, ook als de schuld van de gefailleerde aan de gemeenschap er een is onder een nog niet vervulde opschortende voorwaarde. De artikelen 130 en 131 zijn van toepassing.

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Indien de opbrengst niet toereikend is om een pand- of hypotheekhouder of een dergenen wier beperkt recht door de executie is vervallen, te voldoen, kan hij voor het ontbrekende als concurrent schuldeiser in de boedel opkomen.

Artikel

59a

Artikel

60

Artikel

60a

Artikel

60b

Artikel

61

Artikel

62

De persoon met wie de gefailleerde gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, heeft geen aanspraak op de boedel terzake van voordelen bij huwelijkse voorwaarden onderscheidenlijk voorwaarden van geregistreerd partnerschap besproken. Wederkerig kunnen de schuldeisers geen genot hebben van de voordelen, die aan de gefailleerde bij huwelijkse voorwaarden door zijn echtgenoot onderscheidenlijk bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap door zijn geregistreerde partner, zijn toegezegd.

Artikel

63

Artikel

63a

Derde

afdeeling

Van het bestuur over den faillieten boedel

§

1

Van den rechter-commissaris

Artikel

64

De rechter-commissaris houdt toezicht op het beheer en de vereffening van den faillieten boedel.

Artikel

65

Alvorens in eenige zaak, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, eene beslissing te geven, is de rechtbank verplicht den rechter-commissaris te hooren.

Artikel

66

§

2

Van den curator

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Artikel

72

Het ontbreken van de machtiging van den rechter-commissaris, waar die vereischt is, of de niet-inachtneming van de bepalingen vervat in de artikelen 78 en 79, heeft, voor zooveel derden betreft, geen invloed op de geldigheid van de door den curator verrichte handeling. De curator is deswege alleen jegens den gefailleerde en de schuldeischers aansprakelijk.

Artikel

73

Artikel

73a

§

3

Van de commissie uit de schuldeischers

Artikel

74

Artikel

75

Artikel

76

De commissie kan te allen tijde raadpleging van de boeken, bescheiden en andere gegevensdragers, op het faillissement betrekking hebbende, vorderen. De curator is verplicht aan de commissie alle van hem verlangde inlichtingen te verstrekken.

Artikel

77

Tot het inwinnen van het advies der commissie vergadert de curator met haar, zoo dikwijls hij het noodig acht. In deze vergaderingen zit hij voor en voert hij de pen.

Artikel

78

Artikel

79

De curator is niet gebonden aan het advies der commissie. Zoo hij zich daarmede niet vereenigt, geeft hij hiervan onmiddellijk kennis aan de commissie, die de beslissing van den rechter-commissaris kan inroepen. Zoo zij verklaart dit te doen, is de curator verplicht de uitvoering van de voorgenomen, met het advies der commissie strijdige, handeling gedurende drie dagen op te schorten.

§

4

Van de vergaderingen der schuldeischers

Artikel

80

Artikel

81

Artikel

82

Stemgerechtigd zijn de erkende en de voorwaardelijk toegelaten schuldeischers, alsmede de toonder eener ten name van "toonder" geverifieerde schuldvordering.

Artikel

83

Artikel

84

§

5

Van de rechterlijke beschikkingen

Artikel

85

Alle beschikkingen in zaken, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, worden door de rechtbank in het hoogste ressort gewezen, behalve in de gevallen waarin het tegendeel is bepaald.

Artikel

86

Alle beschikkingen in zaken, het beheer of de vereffening des faillieten boedels betreffende, ook die welke niet uitgaan van de rechtbank, zijn uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut, tenzij het tegendeel is bepaald.

Vierde

afdeeling

Van de voorzieningen na de faillietverklaring en van het beheer des curators

Artikel

87

Artikel

88

Artikel

89

Vervallen

Artikel

90

Artikel

91

Gedurende het faillissement mag de gefailleerde zonder toestemming van den rechter-commissaris zijne woonplaats niet verlaten.

Artikel

92

De curator zorgt, dadelijk na de aanvaarding zijner betrekking, door alle noodige en gepaste middelen voor de bewaring des boedels. Hij neemt onmiddellijk de bescheiden en andere gegevensdragers, gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde tegen ontvangbewijs onder zich. Hij is bevoegd de gelden aan den ontvanger voor de gerechtelijke consignatiën in bewaring te geven.

Artikel

93

Artikel

93a

De curator heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is. De rechter-commissaris is bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.

Artikel

94

Artikel

95

Van de goederen, vermeld in artikel 21, nr. 1, wordt een staat aan de beschrijving gehecht; die, vermeld in artikel 92, worden in de beschrijving opgenomen.

Artikel

96

De curator gaat dadelijk na de beschrijving van den boedel over tot het opmaken van eenen staat, waaruit de aard en het bedrag van de baten en schulden des boedels, de namen en woonplaatsen der schuldeischers, alsmede het bedrag der vorderingen van ieder hunner blijken.

Artikel

97

Artikel

98

De curator is bevoegd het bedrijf van den gefailleerde voort te zetten. Indien er geene commissie uit de schuldeischers is benoemd, heeft hij daartoe de machtiging van den rechter-commissaris noodig.

Artikel

99

Artikel

100

De curator is bevoegd naar omstandigheden eene door den rechter-commissaris vast te stellen som ter voorziening in het levensonderhoud van den gefailleerde en zijn huisgezin uit te keeren.

Artikel

101

Artikel

102

Artikel

103

Over gelden, kleinoodiën, effecten en andere papieren van waarde, die, volgens bepaling van den rechter-commissaris, door een derde worden bewaard, en over belegde gelden mag de curator niet anders beschikken dan door middel van door den rechter-commissaris voor gezien geteekende stukken.

Artikel

104

De curator is, na ingewonnen advies van de commissie uit de schuldeischers, zoo die er is, en onder goedkeuring van den rechter-commissaris, bevoegd vaststellingsovereenkomsten of schikkingen aan te gaan.

Artikel

105

Artikel

106

Bij het faillissement van een rechtspersoon zijn de bepalingen van de artikelen 87-91 op de bestuurders, die van artikel 105, eerste lid, op bestuurders en commissarissen toepasselijk.

Artikel

107

Vijfde

afdeeling

Van de verificatie der schuldvorderingen

Artikel

108

Artikel

109

De curator geeft van deze beschikkingen onmiddellijk aan alle bekende schuldeischers bij brieven kennis, en doet daarvan aankondiging in het nieuwsblad of de nieuwsbladen, bedoeld in artikel 14.

Artikel

110

Artikel

111

De curator toetst de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van den gefailleerde, treedt, als hij tegen de toelating eener vordering bezwaar heeft, met den schuldeischer in overleg, en is bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook inzage van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.

Artikel

112

De curator brengt de vorderingen, die hij goedkeurt, op eene lijst van voorloopig erkende schuldvorderingen, en de vorderingen, die hij betwist, op eene afzonderlijke lijst, vermeldende de gronden der betwisting.

Artikel

113

In de lijsten, bedoeld in het vorige artikel, wordt elke vordering omschreven, en aangegeven of zij naar de meening van den curator bevoorrecht of door pand of hypotheek gedekt is, of wel ter zake der vordering retentierecht kan worden uitgeoefend. Betwist de curator alleen den voorrang, of het retentierecht, zoo wordt de vordering op de lijst der voorloopig erkende schuldvorderingen gebracht met aanteekening van deze betwisting en de gronden daarvan.

Artikel

114

Artikel

115

Van de krachtens artikel 114 gedane nederlegging der lijsten geeft de curator aan alle bekende schuldeischers schriftelijk bericht, waarbij hij eene nadere oproeping tot de verificatie-vergadering voegt en tevens vermeldt of een ontwerp-akkoord door den gefailleerde ter griffie is nedergelegd.

Artikel

116

De gefailleerde woont de verificatie-vergadering in persoon bij, ten einde aldaar alle inlichtingen over de oorzaken van het faillissement en den staat van den boedel te geven, die hem door den rechter-commissaris gevraagd worden. De schuldeischers kunnen den rechter-commissaris verzoeken omtrent bepaalde door hen op te geven punten inlichtingen aan den gefailleerde te vragen. De vragen aan den gefailleerde gesteld en de door hem gegeven antwoorden worden in het proces-verbaal opgeteekend.

Artikel

117

Bij het faillissement van een rechtspersoon rust op de bestuurders de verplichting in het vorig artikel de gefailleerde opgelegd.

Artikel

118

Vervallen

Artikel

119

Artikel

120

Artikel

121

Artikel

122

Artikel

122a

Artikel

123

De schuldeischer, wiens vordering betwist wordt, is tot staving daarvan tot geen nader of meerder bewijs gehouden, dan hij tegen den gefailleerde zelf zoude moeten leveren.

Artikel

124

Artikel

125

Vorderingen, die betwist worden, kunnen door den rechter-commissaris voorwaardelijk worden toegelaten tot een bedrag door hem te bepalen. Wanneer de voorrang betwist wordt, kan deze door den rechter-commissaris voorwaardelijk worden erkend.

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

Interesten, na de faillietverklaring loopende, kunnen niet geverifieerd worden, tenzij door pand of hypotheek gedekt. In dit geval worden zij pro memorie geverifieerd. Voor zooverre de interesten op de opbrengst van het onderpand niet batig gerangschikt worden, kan de schuldeischer uit deze verificatie geene rechten ontleenen.

Artikel

129

Eene vordering onder eene ontbindende voorwaarde wordt voor het geheele bedrag geverifieerd, onverminderd de werking der voorwaarde, wanneer zij vervuld wordt.

Artikel

130

Artikel

131

Artikel

132

Artikel

133

Vorderingen, waarvan de waarde onbepaald, onzeker, niet in Nederlandsch geld of in het geheel niet in geld is uitgedrukt, worden geverifieerd voor hunne geschatte waarde in Nederlandsch geld.

Artikel

134

Schuldvorderingen aan toonder kunnen ten name van "toonder" geverifieerd worden. Iedere ten name van "toonder" geverifieerde vordering wordt als de vordering van een afzonderlijk schuldeischer beschouwd.

Artikel

135

Vervallen

Artikel

136

Artikel

137

Zesde

afdeeling

Van het akkoord

Artikel

138

De gefailleerde is bevoegd aan zijne gezamenlijke schuldeischers een akkoord aan te bieden.

Artikel

139

Artikel

140

De curator en de commissie uit de schuldeischers zijn verplicht ieder afzonderlijk ter vergadering een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord te geven.

Artikel

141

De raadpleging en beslissing worden tot eene volgende door den rechter-commissaris op ten hoogste drie weken later te bepalen vergadering uitgesteld:

  • 1°.

    indien staande de vergadering eene definitieve commissie uit de schuldeischers is benoemd, niet bestaande uit dezelfde personen als de voorloopige, en de meerderheid der verschenen schuldeischers van haar een schriftelijk advies over het aangeboden akkoord verlangt;

  • 2°.

    indien het ontwerp van akkoord niet tijdig ter griffie is neêrgelegd en de meerderheid der verschenen schuldeischers zich voor uitstel verklaart.

Artikel

142

Wanneer de raadpleging en stemming over het akkoord, ingevolge de bepalingen van het voorgaande artikel, worden uitgesteld tot eene nadere vergadering, wordt daarvan door den curator onverwijld aan de niet op de verificatie-vergadering verschenen, erkende of voorwaardelijk toegelaten schuldeischers kennis gegeven, bij brieven vermeldende den summieren inhoud van het akkoord.

Artikel

143

Artikel

144

De gefailleerde is bevoegd tot toelichting en verdediging van het akkoord op te treden en het, staande de raadpleging, te wijzigen.

Artikel

145

Tot het aannemen van het akkoord wordt vereischt de toestemming van twee derde der erkende en der voorwaardelijk toegelaten concurrente schuldeischers, welke drie vierde van het bedrag der door geen voorrang gedekte erkende en voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen vertegenwoordigen.

Artikel

146

Indien twee derde der ter vergadering verschenen schuldeischers, meer dan de helft van het gezamenlijk bedrag der schuldvorderingen, waarvoor stemrecht kan worden uitgeoefend, vertegenwoordigende, in het akkoord bewilligen, zal ten hoogste acht dagen later eene tweede stemming gehouden worden, zonder dat daartoe eene nadere oproeping vereischt wordt. Bij deze stemming is niemand gebonden aan zijne de eerste maal uitgebrachte stem.

Artikel

147

Latere veranderingen, in het getal der schuldeischers of in het bedrag der vorderingen, hebben geen invloed op de geldigheid van de aanneming of verwerping van het akkoord.

Artikel

148

Artikel

149

Zoowel de schuldeischers, die vóór gestemd hebben, als de gefailleerde, kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door den rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd.

Artikel

150

Artikel

151

Gedurende dien tijd kunnen de schuldeischers aan den rechter-commissaris schriftelijk de redenen opgeven, waarom zij weigering der homologatie wenschelijk achten.

Artikel

152

Artikel

153

Artikel

154

Binnen acht dagen na de beschikking van de rechtbank kunnen, zoo de homologatie is geweigerd, zoowel de schuldeischers, die vóór het akkoord stemden, als de gefailleerde; zoo de homologatie is toegestaan, de schuldeischers, die tegenstemden of bij de stemming afwezig waren, tegen die beschikking in hooger beroep komen. In het laatste geval hebben ook de schuldeischers, die vóór stemden, ditzelfde recht, doch alleen op grond van het ontdekken na de homologatie van handelingen als in artikel 153 onder 3°. genoemd.

Artikel

155

Artikel

156

Cassatie wordt binnen dezelfde termijnen en op dezelfde wijze aangeteekend en behandeld.

Artikel

157

Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle geen voorrang hebbende schuldeischers, zonder uitzondering, onverschillig of zij al dan niet in het faillissement opgekomen zijn.

Artikel

158

Na verwerping of weigering van de homologatie van het akkoord kan de gefailleerde in hetzelfde faillissement geen akkoord meer aanbieden.

Artikel

159

Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het proces-verbaal der verificatie, ten behoeve der erkende vorderingen, voor zoover zij niet door den gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist zijn, een voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldenaar en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.

Artikel

160

Niettegenstaande het akkoord behouden de schuldeischers al hunne rechten tegen de borgen en andere medeschuldenaren van den schuldenaar. De rechten, welke zij op goederen van derden kunnen uitoefenen, blijven bestaan als ware geen akkoord tot stand gekomen.

Artikel

161

Zoodra de homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, eindigt het faillissement. De curator draagt zorg voor de bekendmaking daarvan in de in hetderde lid van artikel 14 bedoelde bladen.

Artikel

162

Artikel

163

Artikel

164

Voor zooveel betreft vorderingen, waarvan het voorrecht voorwaardelijk erkend is, bepaalt de in het vorige artikel bedoelde verplichting van den schuldenaar zich tot het stellen van zekerheid en is de curator bij gebreke daarvan slechts gehouden tot het reserveeren uit de baten des boedels van het bedrag waarop het voorrecht aanspraak geeft.

Artikel

165

Artikel

166

De vordering tot ontbinding van het akkoord wordt op dezelfde wijze aangebracht en beslist, als ten aanzien van het verzoek tot faillietverklaring in de artikelen 4, 6-9 en 12 is voorgeschreven.

Artikel

167

Artikel

168

Artikel

169

De handelingen, door den schuldenaar in den tijd tusschen de homologatie van het akkoord en de heropening van het faillissement verricht, zijn voor den boedel verbindend, behoudens de toepassing van artikel 42 en volgende zoo daartoe gronden zijn.

Artikel

170

Artikel

171

Artikel

172

Het vorige artikel is eveneens toepasselijk, indien de boedel van den schuldenaar, terwijl door hem aan het akkoord nog niet volledig is voldaan, opnieuw in staat van faillissement wordt verklaard.

Zevende

afdeeling

Van de vereffening des boedels

Artikel

173

Artikel

173a

Artikel

173b

Artikel

173c

Artikel

173d

De curator en de schuldeischers kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank vragen, alsnog te verklaren, dat het voorstel is aangenomen of verworpen, indien uit de stukken zelve blijkt, dat de rechter-commissaris dit ten onrechte als verworpen of aangenomen heeft beschouwd.

Artikel

174

Artikel

175

Artikel

176

Artikel

177

De curator kan ten behoeve der vereffening van de diensten des gefailleerden gebruik maken, tegen eene door den rechter-commissaris vast te stellen vergoeding.

Artikel

178

Nadat de boedel insolvent is geworden, kan de rechter-commissaris, op door hem te bepalen dag, uur en plaats, eene vergadering van schuldeischers beleggen, ten einde hen zoo noodig te raadplegen over de wijze van vereffening des boedels, en zoo noodig de verificatie te doen plaats hebben der schuldvorderingen, die na afloop van den in artikel 108, n°. 1 bepaalden termijn nog zijn ingediend en niet reeds ingevolge artikel 127 geverifieerd zijn. De curator handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 111-114. Hij roept de schuldeischers, ten minste tien dagen vóór de vergadering, bij brieven op, waarin het onderwerp der vergadering wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd. Bovendien plaatst hij gelijke oproeping in het nieuwsblad of de nieuwsbladen bedoeld in artikel 14.

Artikel

179

Zoo dikwijls er, naar het oordeel van den rechter-commissaris, voldoende gereede penningen aanwezig zijn, beveelt deze eene uitdeeling aan de geverifieerde schuldeischers.

Artikel

180

Artikel

181

Voor de voorwaardelijk toegelaten schuldvorderingen worden op de uitdeelingslijst de percenten over het volle bedrag uitgetrokken.

Artikel

182

Artikel

183

Artikel

184

Artikel

185

Artikel

186

Artikel

187

Artikel

188

Artikel

189

Artikel

190

Indien enig goed met betrekking waartoe een schuldeiser voorrang heeft, wordt verkocht nadat hem ingevolge artikel 179 in verband met het slot van artikel 180, reeds een uitkering is gedaan, wordt hem bij een volgende uitdeling het bedrag waarvoor hij op de opbrengst van goed batig gerangschikt is, niet anders uitgekeerd dan onder aftrek van de percenten die hij reeds tevoren over dit bedrag ontving.

Artikel

191

Artikel

192

Na afloop van den termijn van inzage, bedoeld bij artikel 183, of na uitspraak van het vonnis op het verzet, is de curator verplicht de vastgestelde uitkeering onverwijld te doen. De uitkeeringen, waarover niet binnen ééne maand daarna is beschikt of welke ingevolge artikel 189 gereserveerd zijn, worden door hem in de kas der gerechtelijke consignatiën gestort.

Artikel

193

Artikel

194

Indien na de slotuitdeeling ingevolge artikel 189 gereserveerde uitdeelingen aan den boedel terugvallen, of mocht blijken dat er nog baten van den boedel aanwezig zijn, welke ten tijde der vereffening niet bekend waren, gaat de curator, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeeling daarvan over op den grondslag van de vroegere uitdeelingslijsten.

Achtste

afdeeling

Van den rechtstoestand des schuldenaars na afloop van de vereffening

Artikel

195

Door het verbindend worden der slotuitdeelingslijst herkrijgen de schuldeischers voor hunne vorderingen, in zooverre deze onvoldaan zijn gebleven, hunne rechten van executie op de goederen van den schuldenaar.

Artikel

196

De in het vierde lid van artikel 121 bedoelde erkenning eener vordering heeft kracht van gewijsde zaak tegen den schuldenaar; het proces-verbaal der verificatie-vergadering levert voor de daarin als erkend vermelde vorderingen den voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldenaar.

Artikel

197

De bepaling van het vorige artikel geldt niet voor zoover de vordering door den gefailleerde overeenkomstig artikel 126 betwist is.

Negende

afdeeling

Van het faillissement eener nalatenschap

Artikel

198

De boedel eens overledenen wordt in staat van faillissement verklaard, indien een of meer der schuldeischers daartoe verzoek doen, en summier aantoonen, dat de overledene in den toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen of dat de nalatenschap ten dage van het overlijden niet toereikend was ter betaling van de schulden des overledenen.

Artikel

199

Artikel

200

De faillietverklaring heeft van rechtswege ten gevolge de afscheiding van den boedel des overledenen van dien zijner erfgenamen, in dier voege als bij artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek is omschreven.

Artikel

201

De faillietverklaring kan aangevraagd worden zoolang niet drie maanden na de aanvaarding van de nalatenschap en tevens zes maanden na het overlijden van den schuldenaar zijn verstreken.

Tiende

afdeeling

Bepalingen van internationaal recht

Artikel

203

Schuldeischers, die na de faillietverklaring hunne vordering geheel of gedeeltelijk afzonderlijk verhaald hebben op in het buitenland zich bevindende, aan hen niet bij voorrang verbonden, goederen van den in Nederland gefailleerden schuldenaar, zijn verplicht het aldus verhaalde aan den boedel te vergoeden.

Artikel

204

Artikel

205

Elfde

afdeeling

Van rehabilitatie

Artikel

206

Nadat het faillissement overeenkomstig de artikelen 161 of 193 geëindigd is, is de schuldenaar of zijn zijne erfgenamen, ook in geval van artikel 198, bevoegd een verzoek van rehabilitatie in te leveren bij de rechtbank, die het faillissement heeft berecht.

Artikel

207

De schuldenaar of zijne erfgenamen zijn tot dit verzoek niet ontvankelijk, tenzij bij het verzoekschrift zij overgelegd het bewijs, waaruit blijkt, dat alle erkende schuldeischers, ten genoegen van elk hunner, zijn voldaan.

Artikel

208

Van het verzoek wordt aankondiging gedaan in de Nederlandsche Staatscourant en in een of meer door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen.

Artikel

209

Artikel

210

Na verloop van de voormelde twee maanden zal de rechtbank, om het even of er verzet of geen verzet is gedaan, op de conclusie van het Openbaar Ministerie het verzoek toestaan of weigeren.

Artikel

211

Van de beslissing der rechtbank wordt noch hooger beroep, noch cassatie toegelaten.

Artikel

212

Het vonnis, waarbij de rehabilitatie wordt toegestaan, wordt ter openbare terechtzitting uitgesproken, terwijl mede daarvan aanteekening geschiedt in het in artikel 19 bedoelde register.

Afdeling

11A

Van het faillissement van een kredietinstelling, een financiële instelling, een effecteninstelling of een andere instelling, genoemd in artikel 212a, onder a

Artikel

212a

Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    instelling:

  • b.

    systeem:

    • 1°.

      een door de Minister van Financiën op grond van artikel 212d aangewezen systeem;

    • 2°.

      een formele overeenkomst waarop het recht van een lidstaat van de Europese Unie van toepassing is en die door een andere lidstaat van de Europese Unie als systeem in de zin van richtlijn nr. 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 19 mei 1998 (PbEG L 166) is aangemeld bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen;

  • c.

    centrale tegenpartij: een lichaam dat tussen de instellingen die deelnemen aan een systeem, in staat en dat optreedt als de exclusieve tegenpartij van deze instellingen met betrekking tot hun overboekingsopdrachten;

  • d.

    afwikkelende instantie: een lichaam dat aan instellingen of centrale tegenpartijen die deelnemen aan systemen, afwikkelingsrekeningen beschikbaar stelt via welke overboekingsopdrachten binnen die systemen worden afgewikkeld;

  • e.

    verrekeningsinstituut: een lichaam dat verantwoordelijk is voor de berekening van de netto posities van de instellingen, een eventuele centrale tegenpartij of een eventuele afwikkelende instantie;

  • f.

    deelnemer: een instelling, een centrale tegenpartij, een afwikkelende instantie, dan wel een verrekeningsinstituut;

  • g.

    indirecte deelnemer: een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, dan wel een financiële instelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, van de Wet toezicht kredietwezen 1992, die op grond van een overeenkomst met een instelling die deelneemt in een systeem via het systeem een geldsom ter beschikking van een ontvanger kan stellen door middel van een boeking in de rekening van een kredietinstelling, een financiële instelling, een centrale bank of een afwikkelende instantie;

  • h.

    centrale bank: een centrale bank van een lidstaat van de Europese Unie, de centrale bank van een andere Staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, dan wel de Europese Centrale Bank;

  • i.

    bijkantoor: één of meer onderdelen zonder rechtspersoonlijkheid van een instelling die in een andere staat zijn gevestigd dan die waarin die instelling gevestigd is;

  • j.

    effecten: effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;

  • k.

    overboekingsopdracht: een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking op de rekeningen van een kredietinstelling, een centrale bank of een afwikkelende instantie een geldsom ter beschikking van een ontvanger te stellen, of iedere opdracht die resulteert in het op zich nemen of het nakomen van een betalingsverplichting zoals gedefinieerd in de regels van het systeem, dan wel een opdracht door een deelnemer om door middel van een boeking in een register of anderszins, de rechten op of de rechten ten aanzien van één of meer effecten over te boeken;

  • 1.

    insolventieprocedure: elke collectieve maatregel waarin de wetgeving van een lidstaat of van een derde land voorziet, met het oog op de liquidatie of de sanering van de deelnemer indien een dergelijke maatregel gepaard gaat met opschorting van, of oplegging van beperkingen aan overboekingen en betalingen;

  • m.

    verrekening: het in één nettovordering of nettoverplichting omzetten van vorderingen en verplichtingen die voortvloeien uit overboekingsopdrachten die een deelnemer geeft aan of ontvangt van, dan wel die deelnemers geven aan of ontvangen van, één of meer andere deelnemers, met als gevolg dat er alleen een nettovordering of een nettoverplichting ontstaat;

  • n.

    afwikkelingsrekening: een rekening bij een centrale bank, een afwikkelende instantie of een centrale tegenpartij, die gebruikt wordt voor het houden van geld of effecten en waarmee ook transacties tussen deelnemers aan een systeem worden afgewikkeld.

Artikel

212b

Artikel

212c

Artikel

212d

Artikel

212e

Ingeval een insolventieprocedure wordt geopend tegen een instelling, worden de rechten en de verplichtingen die zij uit of in verband met deelname aan dat systeem heeft, bepaald door het recht waardoor dat systeem wordt beheerst.

Artikel

212f

Wanneer, in verband met deelname aan het systeem, ten behoeve van een deelnemer of een centrale bank, dan wel ten behoeve van een derde die namens een deelnemer of een centrale bank optreedt, een goederenrechtelijk zekerheidsrecht is gevestigd op effecten of op rechten ten aanzien van effecten, en deze effecten of rechten ten aanzien van effecten op grond van een wettelijke bepaling zijn opgenomen in een register, rekening of gecentraliseerd effectendepot dat zich bevindt in een lidstaat van de Europese Unie dan wel in een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, wordt de bepaling van de rechten van die personen als houders van goederenrechtelijke zekerheidsrechten ten aanzien van deze effecten beheerst door het recht van die lidstaat, onderscheidenlijk die andere lidstaat.

Titel

II

Van surséance van betaling

Eerste

afdeeling

Van de verleening van surséance van betaling en hare gevolgen

Artikel

213

Artikel

214

Artikel

215

Artikel

216

De griffier doet van de indiening van het verzoek, van de voorloopige verleening van surséance, van de naam van de rechter-commissaris zo die is benoemd, van de namen en woonplaatsen der benoemde bewindvoerders en van den overeenkomstig het tweede lid van het voorgaande artikel bepaalden dag onmiddellijk aankondiging in de Nederlandsche Staatscourant en in een of meer door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen. Indien bij het verzoekschrift een ontwerp van akkoord is gevoegd, wordt daarvan in de aankondiging melding gemaakt.

Artikel

217

De surséance wordt geacht te zijn ingegaan bij den aanvang van den dag, waarop zij voorloopig is verleend.

Artikel

218

Artikel

219

Artikel

220

Artikel

221

Artikel

222

Artikel

222a

Artikel

223

Artikel

223a

Bij het voorlopig verlenen der surséance of bij een latere beschikking kan de rechtbank een harer leden tot rechter-commissaris benoemen, teneinde de bewindvoerders op hun verzoek van advies te dienen.

Artikel

223b

Artikel

224

Artikel

225

Artikel

226

Artikel

227

Artikel

228

Artikel

229

Artikel

230

Artikel

231

Artikel

232

De surséance werkt niet ten aanzien van:

  • 1°.

    vorderingen waaraan voorrang is verbonden, behoudens voor zover zij niet verhaald kunnen worden op de goederen waarop de voorrang rust;

  • 2°.

    vorderingen wegens kosten van levensonderhoud of van verzorging of opvoeding, verschuldigd krachtens de wet en vastgesteld bij overeenkomst of rechterlijke uitspraak, behoudens voor zover het gaat om vóór de aanvang der surséance vervallen termijnen, waarvan de rechtbank het bedrag heeft vastgesteld, waarvoor de surséance werkt;

  • 3°.

    termijnen van huurkoop en van scheepshuurkoop.

Artikel

233

De betaling van alle andere schulden, bestaande vóór den aanvang der surséance, kan, zoolang de surséance duurt, niet anders plaats hebben dan aan alle schuldeischers gezamenlijk, in evenredigheid hunner vorderingen.

Artikel

234

Artikel

235

Artikel

236

Artikel

236a

Voor vorderingen die de wederpartij uit hoofde van ontbinding of vernietiging van een vóór de aanvang van de surséance met de schuldenaar gesloten overeenkomst op deze heeft verkregen, of die strekken tot schadevergoeding ter zake van tekortschieten in de nakoming van een vóór de aanvang van de surséance op deze verkregen vordering, kan zij opkomen op de voet, in artikel 233 bepaald.

Artikel

237

Indien in het geval van artikel 236 de levering van waren, die ter beurze op termijn worden verhandeld, bedongen is tegen een vastgesteld tijdstip of binnen een bepaalden termijn, en dit tijdstip invalt of die termijn verstrijkt na den aanvang der surséance, wordt de overeenkomst door de voorloopige verleening van surséance ontbonden en kan de wederpartij van den schuldenaar zonder meer voor schadevergoeding opkomen op den voet, in artikel 233 bepaald. Lijdt de boedel door de ontbinding schade dan is de wederpartij verplicht deze te vergoeden.

Artikel

237a

Artikel

238

Artikel

239

Artikel

240

Artikel

241

De surséance werkt niet ten voordeele van de borgen en andere medeschuldenaren.

Artikel

241a

Artikel

242

Artikel

243

Artikel

244

Artikel

245

Zoodra eene beschikking, waarbij de surséance is ingetrokken, in kracht van gewijsde is gegaan, wordt zij aangekondigd, gelijk is voorgeschreven in artikel 216.

Artikel

246

Artikel

247

Artikel

247a

Artikel

247b

Artikel

247c

Artikel

248

Artikel

249

Artikel

250

Artikel

250a

Artikel

251

De bepalingen van internationaal recht van de artikelen 203-205 vinden bij surséance overeenkomstige toepassing.

Tweede

afdeeling

Van het akkoord

Artikel

252

De schuldenaar is bevoegd bij of na het verzoek tot surséance aan hen, die vorderingen hebben, ten aanzien waarvan de surséance werkt, een akkoord aan te bieden.

Artikel

253

Artikel

254

Het ontwerp van akkoord vervalt, indien, voordat het vonnis van homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, eene rechterlijke beslissing houdende beëindiging der surséance in kracht van gewijsde gaat.

Artikel

255

Artikel

256

Artikel

257

Artikel

258

De bewindvoerders toetsen de ingezonden rekeningen aan de administratie en opgaven van den schuldenaar, treden, als zij tegen de toelating eener vordering bezwaar hebben, met den schuldeischer in overleg, en zijn bevoegd van dezen overlegging van ontbrekende stukken alsook raadpleging van zijn administratie en van de oorspronkelijke bewijsstukken te vorderen.

Artikel

259

De bewindvoerders brengen de bij hen ingediende vorderingen op eene lijst, vermeldende de namen en woonplaatsen der schuldeischers, het bedrag en de omschrijving der vorderingen, alsmede of en in hoever de bewindvoerders die vorderingen erkennen of betwisten.

Artikel

261

Artikel

262

Artikel

263

Artikel

264

Artikel

265

Artikel

266

Artikel

267

De rechter-commissaris zo die is benoemd of bij gebreke van dien de rechtbank bepaalt of en tot welk bedrag de schuldeisers, wier vorderingen betwist zijn, tot de stemming zullen worden toegelaten.

Artikel

268

Artikel

269

Artikel

269a

Indien ten overstaan van een rechter-commissaris is geraadpleegd en beslist en het akkoord verworpen is verklaard, stelt de rechter-commissaris de rechtbank onverwijld in kennis van deze verwerping door toezending van het ontwerp van akkoord en het in artikel 269 bedoelde proces-verbaal. Zowel de schuldeisers, die vóór gestemd hebben, als de schuldenaar kunnen gedurende acht dagen na afloop der vergadering aan de rechtbank verbetering van het proces-verbaal verzoeken, indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door de rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd.

Artikel

269b

Artikel

270

Artikel

271

Artikel

272

Artikel

273

Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle schuldeischers te wier aanzien de surséance werkt.

Artikel

274

Het in kracht van gewijsde gegane vonnis van homologatie levert, in verband met het in artikel 269 bedoelde proces-verbaal, ten behoeve der door den schuldenaar niet betwiste vorderingen een voor tenuitvoerlegging vatbaren titel op tegen den schuldenaar en de tot het akkoord als borgen toegetreden personen.

Artikel

275

Zoolang niet over het aangeboden akkoord uiteindelijk is beslist, eindigt de surséance niet door verloop van den termijn, waarvoor zij is verleend.

Artikel

276

De surséance neemt een einde zoodra de homologatie in kracht van gewijsde is gegaan. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging in de in artikel 216 bedoelde bladen.

Artikel

277

De rechtbank kan, wanneer het akkoord niet wordt aangenomen, den schuldenaar bij vonnis in staat van faillissement verklaren. Wordt het faillissement niet uitgesproken, dan eindigt de surséance zodra de termijn, in artikel 269a dan wel in artikel 270 bedoeld, ongebruikt verstreken is of verbetering van het proces-verbaal geweigerd is. Van deze beëindiging doen de bewindvoerders aankondiging in de in artikel 216 bedoelde bladen.

Artikel

278

Artikel

279

Artikel

280

Artikel

281

In een faillissement, uitgesproken krachtens de artikelen 272, 277 of 280 kan een akkoord niet worden aangeboden.

Tweede afdeling

A

Bijzondere bepalingen

Artikel

281a

Artikel

281b

Artikel

281c

De rechtbank kan bepalen dat de oproepingen van de schuldeisers, bedoeld in de artikelen 215, tweede lid, 256, tweede lid, en 264, tweede lid, niet bij brieven, doch door aankondigingen in de door de rechtbank aan te wijzen nieuwsbladen zullen plaatsvinden. In dat geval bepaalt de rechtbank tevens op welke datum uiterlijk deze aankondigingen moeten geschieden en welke punten in de aankondigingen moeten worden opgenomen.

Artikel

281d

De rechtbank kan bepalen, dat bepaalde soorten van vorderingen of vorderingen beneden een bepaald bedrag - dat echter niet hoger zal mogen zijn dan € 450 - niet op de lijst bedoeld in artikel 259, zullen behoeven te worden geplaatst.

Artikel

281e

Artikel

281f

Indien te voorzien is dat er meer dan één uitkering aan de schuldeisers zal moeten geschieden, kan de rechtbank bij de homologatie van het akkoord bepalen, dat bij de eerste uitkering aan de schuldeisers een of meer papieren aan toonder zullen worden ter hand gesteld en dat betaling van de volgende uitkeringen uitsluitend door middel van aanbieding van zodanig papier zal kunnen worden gevorderd.

Tweede afdeling

B

Van de verlening van surséance van betaling aan een kredietinstelling, die niet wordt beschouwd als een kredietinstelling op grond van de Wet toezicht kredietwezen 1992, een financiële instelling, een effecteninstelling of een andere instelling, genoemd in artikel 281g

Artikel

281g

Deze afdeling is van toepassing op:

Derde

afdeeling

Slotbepalingen

Artikel

282

Tegen de beslissingen van den rechter, ingevolge de bepalingen van dezen titel gegeven, staat geen hoogere voorziening open, behalve in de gevallen, waarin het tegendeel is bepaald, en behoudens de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet.

Titel

III

Schuldsaneringsregeling natuurlijke personen

Eerste

afdeling

Het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

Artikel

284

Artikel

285

Artikel

286

Het verzoekschrift met bijbehorende stukken en die bedoeld in artikel 285, tweede lid, worden ter griffie van de rechtbank neergelegd en zijn vanaf de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ter kosteloze inzage van een ieder. De nederlegging geschiedt kosteloos.

Artikel

287

Artikel

288

Artikel

289

Artikel

290

Artikel

291

Artikel

292

Artikel

293

Artikel

294

Tweede

afdeling

De gevolgen van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

Artikel

295

Artikel

295a

Artikel

296

Artikel

297

Artikel

298

Voor verbintenissen van de schuldenaar die na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan, is de boedel niet aansprakelijk dan voor zover deze ten gevolge daarvan is gebaat.

Artikel

299

Artikel

299a

Artikel

299b

Artikel

300

De schuldsaneringsregeling werkt niet ten voordele van borgen en andere medeschuldenaren.

Artikel

301

Artikel

302

Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, is hij daaruit van rechtswege ontslagen door de uitspraak tot de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling, tenzij de gijzeling plaatsvindt anders dan wegens een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt.

Artikel

303

Artikel

304

Artikel

305

Artikel

306

Een betaling ten laste van niet tot de boedel behorende goederen van de schuldenaar verricht, op vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, is nietig.

Artikel

307

Artikel

308

Een betaling door de schuldenaar anders dan ten laste van de boedel verricht, wordt niet toegerekend op een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt.

Artikel

309

Artikel

310

Artikel

311

Artikel

312

DERDE

AFDELING

Het bestuur over de boedel

Artikel

314

Artikel

315

Artikel

316

Artikel

317

Artikel

318

Artikel

319

Artikel

320

Artikel

321

De artikelen 85 en 86 zijn van overeenkomstige toepassing.

VIERDE

AFDELING

De voorzieningen na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling en de taak van de bewindvoerder

Artikel

322

De bewindvoerder geeft van de dagen, uur en plaats bedoeld in artikel 289 onverwijld aan alle bekende schuldeisers bij brieven kennis. In de kennisgeving wordt melding gemaakt dat gedurende een termijn van veertien dagen voorafgaande aan de verificatievergadering een ontwerp van een saneringsplan op de griffie ter inzage ligt. Indien de schuldenaar een ontwerp van akkoord ter griffie heeft neergelegd, wordt daarvan eveneens melding gemaakt.

Artikel

323

De bewindvoerder zorgt, dadelijk na zijn benoeming, door alle nodige en gepaste middelen voor de bewaring van de boedel. Tenzij de rechtercommissaris anders bepaalt, neemt de bewindvoerder de tot de boedel behorende bescheiden en andere gegevensdragers, gelden, kleinodiën, effecten en andere papieren van waarde tegen ontvangstbewijs onder zich, behoudens voor zover het beheer daarover op grond van een beslissing als bedoeld in artikel 296, derde lid, toekomt aan de schuldenaar.

Artikel

325

Een afschrift van de boedelbeschrijving en, indien toepassing is gegeven aan artikel 324, derde lid, van de staat in dat artikellid bedoeld, worden ter kosteloze inzage van een ieder nedergelegd ter griffie van de rechtbank die de schuldsaneringsregeling van toepassing heeft verklaard.

De nederlegging geschiedt kosteloos.

Artikel

326

VIJFDE

AFDELING

Verificatie van vorderingen, behandeling van ontwerp van akkoord en raadpleging over voortzetting van de toepassing van de schuldsaneringsregeling en het ontwerp van saneringsplan

Paragraaf

1

Verificatie van vorderingen

Artikel

328

Paragraaf

2

Het ontwerp van akkoord

Artikel

329

Artikel

330

Het ontwerp van een akkoord vervalt:

  • a.

    indien de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling niet wordt uitgesproken;

  • b.

    indien, voordat het vonnis van homologatie van het akkoord in kracht van gewijsde is gegaan, een rechterlijke uitspraak tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling in kracht van gewijsde gaat;

  • c.

    indien de toepassing van de schuldsaneringsregeling eindigt op grond van het bepaalde in artikel 312, tweede lid.

Artikel

331

Artikel

332

Paragraaf

3

Raadpleging over voortzetting van de schuldsaneringsregeling en het ontwerp van saneringsplan

Artikel

334

Artikel

335

Artikel

336

Zesde

afdeling

Behandeling door de rechtbank

Artikel

337

Artikel

338

Artikel

339

Artikel

340

Artikel

341

Artikel

342

Zevende

afdeling

Het saneringsplan

Artikel

343

Artikel

344

Een door de rechter vastgesteld saneringsplan is verbindend voor alle schuldeisers van vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, zonder uitzondering en onverschillig of zij in de schuldsaneringsregeling zijn opgekomen.

Artikel

345

Artikel

346

Het saneringsplan verliest van rechtswege zijn kracht door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling.

Achtste

afdeling

De vereffening van de boedel

Artikel

347

Artikel

348

De rechter-commissaris kan op een door hem te bepalen dag, uur en plaats een vergadering van schuldeisers beleggen, ten einde hen zo nodig te raadplegen over de wijze van vereffening van de boedel en zo nodig verificatie te doen plaatsvinden van de schuldvorderingen die na afloop van de ingevolge artikel 289, derde lid, bepaalde termijn zijn ingediend en niet reeds overeenkomstig artikel 127 geverifieerd zijn. De bewindvoerder handelt ten opzichte van deze vorderingen overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 111 tot en met 114. Hij roept de schuldeisers ten minste tien dagen vóór de vergadering, bij brieven op waarin het onderwerp van de vergadering wordt vermeld en hun tevens de bepaling van artikel 114 wordt herinnerd. Bovendien plaatst hij gelijke oproeping in de door de rechter-commissaris ingevolge artikel 293 aangewezen nieuwsbladen.

Artikel

349

Negende

afdeling

Beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling

Artikel

350

Artikel

351

Artikel

352

Artikel

353

Artikel

354

Artikel

356

Artikel

357

Indien na de slotuitdeling ingevolge artikel 189 gereserveerde uitdelingen aan de boedel terugvallen, of mocht blijken dat er nog baten van de boedel aanwezig zijn, welke ten tijde van de vereffening niet bekend waren, gaat de bewindvoerder, op bevel van de rechtbank, tot vereffening en verdeling daarvan over op de grondslag van de vroegere uitdelingslijsten.

Artikel

358

Tiende

afdeling

Bijzondere bepalingen

Artikel

358a

Artikel

359

Elfde

afdeling

Slotbepalingen

Artikel

360

Tegen de beslissingen van de rechter, ingevolge de bepalingen van deze titel gegeven, staat geen hogere voorziening open, behalve in de gevallen, waarin het tegendeel is bepaald, en behoudens de mogelijkheid van cassatie in het belang der wet.

Artikel

361

Algemene slotbepaling

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven op het Loo
EMMA.
De Minister van Justitie. SMIDT.
De Minister van Justitie, SMIDT.