Wet van 29 juni 2000, houdende intrekking van de Wet op de studiefinanciering en vervanging door de Wet studiefinanciering 2000 (Wet studiefinanciering 2000)

Wet studiefinanciering 2000

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet op de studiefinanciering te wijzigen als uitvloeisel van het regeerakkoord 1998 en van de nota «Flexibele studiefinanciering; een stelsel dat past»; dat het voorts wenselijk is de leesbaarheid van de Wet op de studiefinanciering te vergroten; dat het in verband met het grote aantal wijzigingen wenselijk is de Wet op de studiefinanciering in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Algemene bepalingen

Artikel

1.1

Begripsbepalingen

Artikel

1.2

Peildatum

Voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet is bepalend de toestand op de eerste dag van de maand, tenzij anders is bepaald.

Artikel

1.3

Voorwaarden omtrent aanvraag

Aan welke voorwaarden een aanvraag moet voldoen, kan bij ministeriële regeling worden bepaald. In ieder geval wordt daarbij bepaald dat de aanvrager zijn sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer verstrekt.

Artikel

1.4

Minderjarigheid

Een minderjarige is bekwaam de rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn om toekenning van studiefinanciering te verkrijgen. Hij is voorts bekwaam de rechtshandelingen te verrichten die noodzakelijk zijn met betrekking tot de uitoefening, onderscheidenlijk de nakoming van de voor hem uit de toekenning van studiefinanciering voortvloeiende rechten en verplichtingen.

Artikel

1.5

Woonplaats

Artikel

1.6

Inspecteur der rijksbelastingen bepaalt inkomen of loon

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen van de debiteur, partner van de debiteur of ouder, bepaalt op verzoek van de IB-Groep het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon van de desbetreffende debiteur, partner van de debiteur of ouder.

Artikel

1.7

Gebruik sociaal-fiscaalnummer of onderwijsnummer

Hoofdstuk

2

Werkingssfeer

Paragraaf

2.1

Algemeen

Artikel

2.1

Reikwijdte en voorwaarden studiefinanciering

Deze wet regelt de studiefinanciering en is van toepassing op studerenden die voldoen aan de voorwaarden inzake:

Artikel

2.2

Nationaliteit

Voor studiefinanciering kan een studerende in aanmerking komen die:

  • a.

    de Nederlandse nationaliteit bezit,

  • b.

    niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel in Nederland woont en ingevolge een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie op het terrein van de studiefinanciering met een Nederlander wordt gelijkgesteld, of

  • c.

    niet de Nederlandse nationaliteit bezit maar wel in Nederland woont en behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen groep van personen die voor het terrein van de studiefinanciering met Nederlanders worden gelijkgesteld.

Artikel

2.3

Leeftijd

Paragraaf

2.2

Beroepsonderwijs

Artikel

2.4

Beroepsonderwijs

Voor studiefinanciering kan een deelnemer in aanmerking komen die is ingeschreven aan:

  • a.

    een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1 van de WEB, voor zover het een uit 's Rijks kas bekostigde beroepsopleiding betreft, of

  • b.

    een instelling die ten aanzien van de beroepsopleiding het in artikel 1.4.1 van de WEB bedoelde recht heeft verkregen.

Artikel

2.5

Aanspraak

Artikel

2.6

Bekendmaking bij niet voldoen aan artikel 2.5, derde lid, en aanspraak op studiefinanciering

Artikel

2.7

Aanspraak bij einde studie beroepsonderwijs

Paragraaf

2.3

Hoger onderwijs

Artikel

2.8

Bekostigde voltijdse opleidingen hoger onderwijs

Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse opleiding aan een bekostigde instelling:

Artikel

2.9

Aangewezen voltijdse opleidingen hoger onderwijs

Artikel

2.10

Bekostigde voltijdse kerkelijke opleidingen hoger onderwijs

Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van een voltijdse wetenschappelijk theologische opleiding ten behoeve waarvan aan het desbetreffende kerkgenootschap vanwege het Rijk een bijdrage wordt verleend.

Artikel

2.11

Bij amvb aangewezen hoger onderwijs

Voor studiefinanciering kan een student in aanmerking komen die is ingeschreven voor het volgen van bij algemene maatregel van bestuur aangewezen hoger onderwijs dat anders dan op grond van de WHW, volledig en rechtstreeks uit de openbare kas wordt bekostigd.

Artikel

2.12

Hoger onderwijs in EER-landen

Voor een lening gedurende ten hoogste 36 maanden kan een student in aanmerking komen die:

  • a.

    het afsluitend examen met goed gevolg heeft behaald,

  • b.

    prestatiebeurs heeft genoten, en

  • c.

    onderwijs volgt aan een bij ministeriële regeling aangewezen opleiding voor hoger onderwijs in een staat buiten Nederland die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte.

Artikel

2.13

Geen aanspraak of geen aanspraak meer

Een student heeft geen aanspraak op studiefinanciering:

  • a.

    indien hij na het verstrijken van zijn aanspraak op de prestatiebeurs gedurende 36 maanden een lening heeft genoten,

  • b.

    indien er 10 jaren verstreken zijn met ingang van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs,

  • c.

    met ingang van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 34 jaren heeft bereikt, of

  • d.

    indien hij is ingeschreven aan een opleiding waarvan de duur, daaronder begrepen ten hoogste 12 vakantieweken, korter is dan 1 jaar.

Paragraaf

2.4

Overige bepalingen

Artikel

2.14

Buitenlandse opleidingen

Artikel

2.15

Geen aanspraak studiefinanciering als deelnemer bij samenloop beroepsonderwijs en hoger onderwijs

De studerende die lesgeld is verschuldigd op grond van artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet en tevens voor het volgen van hoger onderwijs aanspraak heeft op studiefinanciering, geldt voor de toekenning van studiefinanciering niet als deelnemer.

Artikel

2.16

Geen aanspraak voor beroepsonderwijs na hoger onderwijs

De studerende heeft geen aanspraak op studiefinanciering voor het volgen van een opleiding in het beroepsonderwijs, indien hij reeds 4 jaren studiefinanciering heeft genoten voor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs.

Hoofdstuk

3

Studiefinanciering

Paragraaf

3.1

Samenstelling studiefinanciering

Artikel

3.1

Studiefinanciering

Artikel

3.2

Samenstelling maandbudget

Artikel

3.3

Normbedrag ziektekostenverzekering

Artikel

3.4

Toeslag partner

Artikel

3.5

Toeslag één-oudergezin

Paragraaf

3.2

Bijdrage overheid

Artikel

3.6

Basisbeurs

Artikel

3.7

Vorm toekenning reisvoorziening

Paragraaf

3.3

Bijdrage ouders

Artikel

3.8

Aanvullende beurs

Artikel

3.9

Berekeningsgrondslag veronderstelde ouderlijke bijdrage

Artikel

3.10

Peiljaarverlegging bij terugval in inkomen

Artikel

3.11

Nog niet vastgesteld of nog niet bekend inkomen

Voor de toepassing van de artikelen 3.9 en 3.10 wordt zolang het gecorrigeerde verzamelinkomen over het peiljaar, het eerste of het tweede jaar na het peiljaar nog niet is vastgesteld of het gecorrigeerde belastbare loon over het desbetreffende jaar nog niet bekend is, door de IB-Groep daarvoor in de plaats gesteld een bedrag dat het vast te stellen gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon zo goed mogelijk benadert.

Artikel

3.12

Tariefgroepwijziging

Indien voor een ouder voor de inkomstenbelasting na het peiljaar – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting of de aanvullende alleenstaande-ouderkorting van toepassing wordt, wordt op aanvraag van die ouder of de studerende de hoogte van de vrije voet, bedoeld in artikel 3.9, derde lid, dienovereenkomstig aangepast.

Artikel

3.13

Veronderstelde ouderlijke bijdrage

Artikel

3.14

Weigerachtige of onvindbare ouders

Paragraaf

3.4

Bijdrage studerende

Artikel

3.15

Basislening

De basislening is een lening. De hoogte van de basislening is opgenomen in artikel 3.18.

Artikel

3.16

Aanvullende lening

Het verschil tussen het maximale bedrag van de aanvullende beurs en de voor een studerende berekende aanvullende beurs wordt aan hem op aanvraag als een aanvullende lening toegekend.

Artikel

3.17

Vordering wegens eigen inkomsten studerende

Paragraaf

3.5

Normbedragen

Artikel

3.18

Overzicht normbedragen

De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand en zijn uitgedrukt in euro’s naar de maatstaf van 1 januari 2000:

Overzicht 1. Maandbedragen

Levensonderhoud

a. thuiswonend

€ 297,05

€ 297,05

b. uitwonend

€ 449,07

€ 449,07

Boeken en leermiddelen

€ 44,81

€ 39,20

Normbedrag ziektekostenverzekering

€ 32,42

€ 32,42

Overzicht 2. Financieringsbronnen

Basisbeurs (excl. toeslagen)

a. thuiswonend

€65,46

€49,33

b. uitwonend

€201,59

€185,46

Maximale aanvullende beurs / lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)

a. thuiswonend, particulier verzekerd

€191,56

€264,09

b. thuiswonend, ziekenfonds verzekerd

€159,15

€231,67

c. uitwonend, particulier verzekerd

€207,45

€279,97

d. uitwonend, ziekenfonds verzekerd

€175,03

€247,56

Basislening

€223,74

€122,37

Toeslag partner

€444,61

€444,61

Toeslag één-oudergezin

€355,79

€355,79

Paragraaf

3.6

Toekenning

Artikel

3.19

Toekenning studiefinanciering

Artikel

3.20

Gedeeltelijke toekenning

Indien het op basis van de verstrekte gegevens onmogelijk is het bedrag van de aanvullende beurs vast te stellen, kent de IB-Groep het gevraagde bedrag toe in de vorm van een lening.

Artikel

3.21

Toekenningsperiode

Artikel

3.22

Onderbreken opleiding wegens ziekte

Indien een studerende wegens ziekte zijn opleiding onderbreekt en op zijn aanvraag de studiefinanciering is onderbroken, geldt hij aansluitend aan het ogenblik van onderbreken uitsluitend nog als studiefinancieringsgerechtigde studerende om zich als studerende tegen ziektekosten te verzekeren tot het tijdstip waarop hij hetzij verzekerd of medeverzekerd is ingevolge de Ziekenfondswet, hetzij op hem een publiekrechtelijke ziektekostenregeling voor ambtenaren van toepassing is, doch uiterlijk 6 maanden nadat de studiefinanciering is onderbroken.

Paragraaf

3.7

Toekenning reisvoorziening

Artikel

3.23

Regels toekenning reisvoorziening als kaart

Wanneer de reisvoorziening geheel of gedeeltelijk wordt verstrekt in de vorm van een kaart, zijn de artikelen 3.24 tot en met 3.30 van toepassing.

Artikel

3.24

Rechtspersoon die de kaart verstrekt

Artikel

3.25

Opleiding buiten Nederland: geen kaart maar geld

Artikel

3.26

Periode van geldigheid; omvang van rechten

Artikel

3.27

Tijdige inleverplicht

Artikel

3.28

Duplicaten van de kaart

Artikel

3.29

Vergoeding bij geen kaart of duplicaat

Artikel

3.30

Nadere regels voor reizen van en naar Waddeneilanden

Ten behoeve van het reizen tussen Waddeneilanden en het vaste land kan Onze Minister met de gemeenten van deze eilanden een overeenkomst sluiten over een aanvullende voorziening die deze gemeenten aan bepaalde groepen studerenden verstrekken.

Hoofdstuk

4

Beroepsonderwijs

Artikel

4.1

Reikwijdte beroepsonderwijs

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op deelnemers die zijn ingeschreven aan een instelling als bedoeld in artikel 2.4.

Artikel

4.2

Vorm waarin studiefinanciering wordt verstrekt

Studiefinanciering wordt verstrekt in de vorm van een gift of een lening.

Artikel

4.3

Langdurige afwezigheid in het beroepsonderwijs

Artikel

4.4

Weer aanwezig binnen 8 weken

Artikel 4.3 is niet van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer weer aan het onderwijs is gaan deelnemen, voor zover die studiefinanciering niet reeds mede op grond van een andere bepaling dan dit artikel, de vorm van een lening had. Voorwaarde voor de toepassing van de vorige volzin is dat de deelnemer aan het onderwijs is gaan deelnemen binnen 8 weken na de aanvang van de periode van 5 weken. De periodes van 5 en 8 weken worden verlengd met de weken waarin vanwege vakantie geen onderwijs werd verzorgd.

Artikel

4.5

Langdurige afwezigheid in het niet bekostigd beroepsonderwijs

Hoofdstuk

5

Hoger onderwijs; prestatiebeurs

Paragraaf

5.1

Algemeen

Artikel

5.1

Reikwijdte hoger onderwijs

Dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op studenten die na 31 augustus 1996 voor het volgen van hoger onderwijs voor het eerst studiefinanciering ontvingen.

Artikel

5.2

Vorm waarin studiefinanciering wordt verstrekt

Artikel

5.3

Vorm waarin reisvoorziening wordt verstrekt

Artikel

5.4

Lening in EER-landen

Artikel

5.5

Diplomatermijn

De diplomatermijn is een periode van 10 jaren. Deze periode vangt aan op de eerste dag van de maand waarover voor het eerst studiefinanciering is toegekend voor het volgen van hoger onderwijs.

Artikel

5.6

Duur van de prestatiebeurs

Paragraaf

5.2

Omzetting bij afsluitend examen of kandidaatsexamen

Artikel

5.7

Omzetting in gift bij afstuderen binnen diplomatermijn

Artikel

5.8

Omzetting in gift bij afsluiten kandidaatsexamen

Indien Onze Minister een opleiding heeft aangewezen waarvan het met goed gevolg afsluiten van het kandidaatsexamen, bedoeld in artikel 7.8a, tweede lid, van de WHW, kan leiden tot omzetting als bedoeld in artikel 5.7, en een student binnen de diplomatermijn dit kandidaatsexamen met goed gevolg heeft afgesloten, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.

Paragraaf

5.3

Omzettingsprocedure

Artikel

5.9

Berichtenstroom tussen instelling, IB-Groep en student

Paragraaf

5.4

Omzettingsprocedure bij stoppen of overstappen voor 1 februari in eerste studiejaar

Artikel

5.10

Stoppen voor 1 februari

Indien een student in het studiejaar waarvoor hij op enig moment voor het eerst prestatiebeurs geniet, ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en hij niet over datzelfde studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt op 1 januari van het kalenderjaar volgend op dat studiejaar de in dat studiejaar toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift.

Artikel

5.11

Overstappen voor 1 februari

Indien een student in het eerste studiejaar waarvoor hij op enig moment studiefinanciering geniet voor het volgen van een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.8, 2.9 of 2.10, vóór 1 februari een opleiding gaat volgen aan een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.11 en 2.14, wordt op zijn aanvraag, indien hij binnen de diplomatermijn het afsluitend examen van een opleiding met goed gevolg heeft afgesloten, de in het eerste studiejaar toegekende prestatiebeurs omgezet in een gift. Artikel 5.7, derde lid, is van toepassing.

Paragraaf

5.5

Omzettingsprocedure eerste 12 maanden

Artikel

5.12

Omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs

Artikel

5.13

Onvoldoende studieprestaties in eerste 12 maanden

Indien de student onvoldoende studieprestaties heeft behaald blijkens de mededeling aan de IB-Groep, bedoeld in artikel 9.5, vierde lid, of bedoeld in artikel 7.9b, tweede lid, van de WHW, wordt met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het eerste studiejaar de prestatiebeurs, bedoeld in artikel 5.12, eerste lid, met uitzondering van de aanvullende beurs, van rechtswege als een lening vastgesteld. In afwijking van de eerste volzin wordt voor de student die zich na 31 januari heeft ingeschreven de in dat studiejaar toegekende studiefinanciering met uitzondering van de aanvullende beurs van rechtswege als een lening vastgesteld.

Paragraaf

5.6

Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden

Artikel

5.14

Herkansing voor omzetting eerste 12 maanden prestatiebeurs

Paragraaf

5.7

Omzetting bij bijzondere omstandigheden

Artikel

5.16

Bijzondere omstandigheden

Paragraaf

5.8

Tenietgaan rente

Artikel

5.17

Tenietgaan rente

Bij omzetting van een prestatiebeurs of een deel daarvan in een gift gaat de over het om te zetten bedrag opgebouwde rente teniet.

Hoofdstuk

6

Opbouw en terugbetaling studieschuld

Artikel

6.1

Lening

In dit hoofdstuk wordt onder lening mede verstaan de prestatiebeurs.

Artikel

6.2

Verplichting debiteur terugbetaling studieschuld

Artikel

6.3

Vaststelling rentepercentage

Artikel

6.4

Renteberekening

Artikel

6.5

Terugbetalingsperiode

Artikel

6.6

Aanloopfase

Artikel

6.7

Aflosfase

Artikel

6.8

Achterstallige schuld

Artikel

6.9

Vaststelling en betaling terugbetalingstermijnen

Artikel

6.10

Vaststelling draagkracht debiteur

Artikel

6.11

Draagkracht debiteur uit inkomen op jaarbasis

Artikel

6.12

Terugval in inkomen

Artikel

6.13

Andere aanpassing van draagkracht debiteur

Indien voor de debiteur voor de inkomstenbelasting na het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de draagkracht wordt vastgesteld – naast de algemene heffingskorting – de alleenstaande-ouderkorting, de aanvullende alleenstaande-ouderkorting of voor zijn partner de verhoging van de gecombineerde heffingskorting, bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing wordt, wordt op aanvraag van de debiteur de hoogte van zijn draagkracht dienovereenkomstig aangepast.

Artikel

6.14

Draagkracht partner van debiteur

Artikel

6.15

Op aanvraag draagkracht partner niet meetellen

Artikel

6.16

Partner van debiteur ook debiteur

Indien de partner van de debiteur ook een debiteur is, wordt zijn draagkracht eerst aangewend voor de eigen termijn. Ten aanzien van het bedrag dat aan draagkracht resteert is artikel 6.14, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

6.17

Wijziging maandelijkse termijn

Artikel

6.18

Garantiebepalingen

Artikel

6.19

Omzetting van niet meer verrekenbare schulden in lening

Hoofdstuk

7

Herziening

Artikel

7.1

Herziening door IB-Groep

Artikel

7.2

Herziening door verstrekker van de kaart

Artikel

7.4

Verrekening teveel toegekende en uitbetaalde studiefinanciering

Hoofdstuk

8

Uitbetaling, verrekening en invordering

Artikel

8.1

Uitbetaling en verrekening

Artikel

8.2

Onderwijsbijdrage

Artikel

8.3

Invordering

Hoofdstuk

9

Toezicht en sancties

Paragraaf

9.1

Toezicht

Paragraaf

9.2

Verstrekken van inlichtingen

Artikel

9.2

Verstrekken van inlichtingen door personen

Artikel

9.3

Verschoningsrecht studentendecaan

Een studentendecaan aan een op grond van de WHW uit 's Rijks kas bekostigde instelling voor hoger onderwijs kan zich verschonen betreffende hetgeen een studerende aan hem heeft toevertrouwd:

Artikel

9.4

Verstrekken van inlichtingen door de rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.24

De rechtspersoon, bedoeld in artikel 3.24, verstrekt desgevraagd aan Onze Minister of aan de IB-Groep de voor de uitoefening van haar taak benodigde inlichtingen. Onze Minister of de IB-Groep kunnen inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voor zover dat voor de vervulling van hun taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

9.5

Verstrekken van inlichtingen door instellingen

Artikel

9.6

Verstrekken van inlichtingen door organen met een publiekrechtelijke taak en door ziektekostenverzekeringsinstellingen als bedoeld in artikel 3.2, vierde lid

Organen met een publiekrechtelijke taak en ziektekostenverzekeringsinstellingen als bedoeld in artikel 3.2, vierde lid, zijn verplicht op een bij algemene maatregel van bestuur aan te geven wijze kosteloos inlichtingen te verstrekken, benodigd voor de uitvoering van deze wet.

Artikel

9.6a

Verstrekken van inlichtingen door inspecteur der rijksbelastingen

De inspecteur die ingevolge artikel 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bevoegd is tot heffing van belastingen, verstrekt de gegevens inzake het gecorrigeerde verzamelinkomen of het gecorrigeerde belastbare loon aan de IB-Groep volgens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels.

Paragraaf

9.3

Administratieve sanctie

Artikel

9.7

Niet verstrekken van inlichtingen over studievoortgang

Indien een instelling als bedoeld in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.11, niet uiterlijk 1 november volgend op het einde van het studiejaar aan de IB-Groep de gegevens, bedoeld in de artikelen 7.9a of 7.9b van de WHW, of in de artikelen 9.5, vijfde lid, of 10.6, vierde lid, heeft verstrekt, ontstaat er een vordering van de IB-Groep op de instelling ter grootte van 15% van het bedrag aan onvoorwaardelijk als gift vastgestelde studiefinanciering, bedoeld in de artikelen 5.12, vijfde lid, of 10.7, dat aan de studenten aan die instelling is toegekend.

Artikel

9.8

Niet verstrekken van inlichtingen over langdurige afwezigheid van deelnemers

Indien een instelling als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel b, op enig moment in een studiejaar niet een administratie als bedoeld in artikel 4.5, eerste lid, voert of niet na afloop van de in de artikelen 4.3, 4.4 en 4.5 bedoelde periodes van onafgebroken afwezigheid zonder geldige reden aan de IB-Groep de vereiste gegevens verstrekt, ontstaat er een vordering van de IB-Groep op de instelling ter grootte van 15% van het bedrag van als gift vastgestelde studiefinanciering dat aan de deelnemers aan die instelling in het studiejaar waarin deze in gebreke was, is toegekend.

Artikel

9.9

Niet verstrekken van inlichtingen over studielast

Paragraaf

9.4

Strafbepalingen

Artikel

9.10

Niet verstrekken van inlichtingen

Hij die niet voldoet aan een van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 9.3 tot en met 9.5, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 maanden of geldboete van de derde categorie.

Artikel

9.11

Overtreding van een bepaling krachtens deze wet

Overtreding van bepalingen van een krachtens deze wet uitgevaardigde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 1 maand of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

9.12

Overtreding

De in de artikelen 9.10 en 9.11 strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Hoofdstuk

10

Hoger onderwijs; tempobeurs

Artikel

10.1

Tempobeurs

In dit hoofdstuk wordt onder tempobeurs verstaan een voorwaardelijke gift die onder voorwaarden kan worden omgezet in een lening. De tempobeurs omvat niet de reisvoorziening.

Artikel

10.2

Reikwijdte; hoofdstuk uitsluitend van toepassing op cohorten 1991–1996

Artikel

10.3

Vorm waarin studiefinanciering wordt verstrekt

Artikel

10.4

Afwijking van de artikelen 2.13 (voorheen artikel 9, zevende lid) en 2.16 (voorheen artikel 9, tiende lid); geen aanspraak of geen aanspraak meer

In afwijking van de artikelen 2.13 en 2.16 geldt dat:

  • a.

    een student geen aanspraak op studiefinanciering heeft:

    • 1°.

      indien hij na het verstrijken van zijn aanspraak op de tempobeurs gedurende 24 maanden een lening heeft genoten,

    • 2°.

      indien hij na het verstrijken van zijn aanspraak op de tempobeurs ingevolge artikel 10.8, tweede lid, gedurende 36 maanden een lening heeft genoten,

    • 3°.

      met ingang van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 34 jaren heeft bereikt, of

    • 4°.

      indien hij is ingeschreven aan een opleiding waarvan de duur, daaronder begrepen ten hoogste 12 vakantieweken, korter is dan 1 jaar, en

  • b.

    de studerende geen aanspraak op studiefinanciering heeft voor het volgen van een opleiding in het beroepsonderwijs, indien hij reeds 5 jaren studiefinanciering heeft genoten voor het volgen van een opleiding in het hoger onderwijs.

Artikel

10.5

Duur van de tempobeurs (voorheen artikel 17a, tweede, derde, vierde en achtste lid)

Artikel

10.6

Toelage na korting wegens gebrek aan studievoortgang uitsluitend lening (voorheen artikel 17b)

Artikel

10.7

Voorwaardelijke toekenning studiefinanciering en latere vaststelling onvoorwaardelijke vorm (voorheen artikel 31a)

Artikel

10.8

Omzetting van integrale lening in gemengde toelage (voorheen artikel 31b)

Hoofdstuk

11

Overige bepalingen

Artikel

11.1

Aanpassing van bedragen

Per 1 januari van ieder kalenderjaar past Onze Minister de bedragen, genoemd in de artikelen 3.9, derde lid, 3.17, eerste lid, 3.18, met uitzondering van de maximale aanvullende beurs, 5.2, 5.4 en 10.3, aan op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te geven wijze aan de hand van de loon- of prijsontwikkelingen in het tweede daaraan voorafgaande kalenderjaar. De aangepaste bedragen treden in de plaats van de in de eerste volzin bedoelde bedragen.

Artikel

11.3

Vervreemding, verpanding, belening en beslag

Artikel

11.4

Inlichtingen aan particuliere ziektekostenverzekeraars

De IB-Groep geeft op een bij ministeriële regeling vast te stellen wijze desgevraagd en kosteloos aan een verzekeraar als bedoeld in artikel 3.2, vierde lid, te kennen of een studerende recht op studiefinanciering heeft en of deze studerende tevens recht heeft op een van de toeslagen, bedoeld in de artikelen 3.4 en 3.5.

Artikel

11.5

Hardheidsclausule

De IB-Groep kan voor bepaalde gevallen de wet buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat deze wet beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel

11.6

Bewaartermijn

Vervallen

Artikel

11.7

Bescherming persoonlijke levenssfeer

Vervallen

Hoofdstuk

12

Overgangsbepalingen

Artikel

12.1

Afwijking van artikel 1.1

Artikel

12.1a

Afwijking van artikel 1.5

Voor studerenden die voor 1 september volgend op het tijdstip van inwerkingtreding van artikel XII van de wet van 13 december 2000 tot wijziging van enige wetten teneinde de aanspraak jegens bestuursorganen op verstrekkingen, voorzieningen en uitkeringen afhankelijk te maken van het in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens opgenomen gegeven omtrent het adres van een ingezetene, Stb. 2001, 67, studiefinanciering op grond van de Wet op de studiefinanciering of van deze wet ontvingen, geldt in afwijking van artikel 1.5 dat waar de studerende woont naar de omstandigheden wordt beoordeeld.

Artikel

12.1b

Afwijking van de artikelen 3.9, 3.10, 3.11. 3.12, 3.17, 6.2, 6.11, 6.12 en 6.13 in verband met de Wet inkomstenbelasting 2001

Artikel

12.2

Afwijking van artikel 3.9

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.3

Afwijking van artikel 3.10

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.4

Afwijking van artikel 3.11

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.5

Afwijking van artikel 3.17

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.6

Afwijking van artikel 3.18

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.7

Afwijking van artikel 3.27

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.8

Afwijking van de artikelen 5.2, eerste lid, en 5.12

In afwijking van de artikelen 5.2, eerste lid, en 5.12 wordt de aanvullende beurs in de eerste 12 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat in het hoger onderwijs gedurende het studiejaar 2000–2001 en die niet over een eerder studiejaar voor het volgen van hoger onderwijs is toegekend, verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, en uiterlijk in het jaar 2002 van rechtswege omgezet in een gift.

Artikel

12.9

Afwijking van de artikelen 5.2, derde lid, 5.4, tweede lid, en 10.3, derde lid

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.10

Afwijking van artikel 6.9

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.11

Afwijking van artikel 8.1

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.12

Vervallen van de artikelen 11.6 en 11.7

Wijzigt deze wet.

Artikel

12.13

Aanspraken en verplichtingen op grond van de Wet op de studiefinanciering

Artikel

12.14

Overgangsbepaling bezwaar en beroep

Op bezwaar en beroep ingevolge de Wet op de studiefinanciering, ingesteld voor 1 september 2000, of tegen een besluit van voor deze datum ingesteld op of na deze datum, blijven de op 31 augustus 2000 geldende voorschriften van toepassing.

Hoofdstuk

13

Wijzigingen in andere wetten

Artikel

13.12

Wet op de inkomstenbelasting 1964

Wijzigt de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

Artikel

13.16

Wet tegemoetkoming studiekosten

Wijzigt de Wet tegemoetkoming studiekosten.

Artikel

13.17

Wet van 28 maart 1996, Stb. 227

Wijzigt de Wijzigingswet Wet op de studiefinanciering, enz. (invoering prestatiebeurs en aanspraak studiefinanciering).

Artikel

13.18

Wet van 2 april 1998, Stb. 216

Wijzigt de Wijzigingswet Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en Wet op de studiefinanciering (uitvoering van in het hoger onderwijs- en onderzoekplan 1996 aangekondigde maatregelen).

Hoofdstuk

14

Slotbepalingen

Artikel

14.2

Inwerkingtreding

Deze wet treedt in werking op 1 september 2000, met uitzondering van:

  • a.

    artikel 13.6 dat voor wat betreft de onderdelen B en C in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 augustus 2000,

  • b.

    artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel A in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en terugwerkt tot en met 1 september 1996, en

  • c.

    artikel 13.13 dat voor wat betreft onderdeel B in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel

14.3

Citeertitel

Deze wet wordt aangehaald als: Wet studiefinanciering 2000.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, L. M. L. H. A. Hermans
De Minister van Justitie, A. H. Korthals