Artikel
1
1
Voor de toepassing van deze rijkswet wordt verstaan onder:
buitengaats brengen, voor zover het betreft het verlaten van
-
a.
het Nederlandse en het Duitse gebied, gelegen aan de landszijde van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen lijn: het brengen van een schip aan de buitenzijde van deze lijn;
-
b.
de Nederlandse Antillen:
het verlaten van een der havens in de Nederlandse Antillen;
-
c.
Aruba: het verlaten van een der havens in Aruba;
-
d.
andere gebieden dan vermeld onder a, b en c: het brengen van een schip aan de buitenzijde van de lijn zoals deze door de overheid ter plaatse voor het buitengaats brengen is vastgesteld, dan wel volgens plaatselijke gewoonte wordt aangenomen.
het ondernemen van eene reis: het buitengaats brengen van een schip;
Onze Minister: Onze Minister van Verkeer en Waterstaat;
schepelingen: allen, die zich als scheepsofficieren of scheepsgezellen aan boord bevinden of zich als zoodanig hebben verbonden;
kapitein: elk gezagvoerder van een schip of die dezen vervangt;
passagiers: alle personen aan boord, met uitzondering van:
-
1°.
de kapitein en de schepelingen;
-
2°.
andere personen, die in welke hoedanigheid ook, aan boord ten behoeve van het schip in dienst of tewerkgesteld zijn;
-
3°.
kinderen, die op de dag van inscheping de leeftijd van een jaar nog niet hebben bereikt.
passagiersschip: elk schip, dat door den eigenaar bestemd is om meer dan twaalf passagiers te vervoeren, dan wel een schip, dat meer dan twaalf passagiers vervoert;
vissersvaartuig: elk vaartuig, dat gebezigd wordt voor het vangen van vis, walvissen, zeehonden, walrussen of andere levende rijkdommen van de zee;
scheepsramp: een voorval, overkomen aan een schip, ten gevolge waarvan schade van beteekenis aan dat schip of de zaken aan boord daarvan, of letsel aan een of meer van de opvarenden, of schade aan een ander schip of de zaken aan boord daarvan, dan wel letsel aan een of meer van de opvarenden daarvan is veroorzaakt. Voor de toepassing van Hoofdstuk IV wordt onder "scheepsramp" mede verstaan elk voorval, aan een schip overkomen, indien niet zoozeer met het oog op de omvangrijkheid der gevolgen als wel op grond van den aard van het voorval de waarschijnlijkheid bestaat, dat uit een onderzoek lessen kunnen worden geput, dan wel de wenschelijkheid kan blijken van het stellen van voorschriften, welke kunnen dienen ter voorkoming van scheepsrampen.