Wet van 1 juli 1909, houdende bepalingen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van kapiteins, stuurlieden of machinisten

Schepenwet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is bepalingen vast te stellen ter voorkoming van scheepsrampen, tot het instellen van een onderzoek omtrent voorgekomen scheepsrampen en omtrent maatregelen van tucht ten opzichte van schippers, stuurlieden of machinisten;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Inleidende bepalingen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

2bis

Hoofdstuk

II

Voorkoming van scheepsrampen

§

1

Veiligheidsvoorschriften

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Artikel

4a

Bij algemene maatregel van rijksbestuur worden voorschriften vastgesteld omtrent routering van schepen.

Artikel

4bis

Vervallen

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Artikel

9

§

2

Toezicht

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De in artikel 10 bedoelde ambtenaren hebben ter uitoefening van het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze rijkswet gestelde voorschriften toegang tot de in deze rijkswet genoemde schepen met inbegrip van de woongedeelten van deze schepen, tot de ligplaatsen daarvan, alsmede tot de plaatsen, waar deze schepen of hun werktuiglijke inrichtingen worden gebouwd of hersteld, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel

13

De ambtenaren van de Scheepvaartinspectie in de Nederlandse Antillen en in Aruba zijn bevoegd inlichtingen te vorderen, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

Artikel

14

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

3

Beroep

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

De verdere regelen, bij de behandeling van beroepen in acht te nemen, worden bij algemene maatregel van rijksbestuur vastgesteld.

Hoofdstuk

III

De Raad voor de Scheepvaart en de Commissies van Onderzoek in de Nederlandse Antillen en in Aruba

Artikel

23

Artikel

24

Het bij de artikelen 12 en 13 ten aanzien van de ambtenaren bepaalde is ook van toepassing ten aanzien van den voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, den secretaris, den plaatsvervangenden secretaris, de gewone en de buitengewone leden en de plaatsvervangende leden van den Raad voor de scheepvaart.

Artikel

25

De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters, de gewone en de buitengewone leden en de plaatsvervangende leden van den Raad onthouden zich van deelneming aan de behandeling van zaken, welke hen of hunne bloed- en aanverwanten tot en met den vierden graad, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gemachtigden zijn betrokken.

Artikel

26

Artikel

26bis

Hoofdstuk

III A

De veiligheidscommissies

§

1

De Algemene veiligheidscommissie

Artikel

26a

Artikel

26b

Artikel

26c

Artikel

26d

§

2

De veiligheidscommissie aan boord van schepen

Artikel

26e

Artikel

26f

De samenstelling van de veiligheidscommissie wordt door Onze Minister bepaald.

Artikel

26g

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 f benoemt de kapitein de leden van de veiligheidscommissie.

Artikel

26h

Onze Minister kan nadere regels stellen omtrent de werkwijze van de veiligheidscommissie en omtrent de wijze waarop met de door de veiligheidscommissie uitgebrachte adviezen moet worden gehandeld.

Hoofdstuk

IV

Onderzoek van scheepsrampen

§

1

Het onderzoek

Artikel

27

Artikel

28

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Aan getuigen en deskundigen, voor zooverre hunne dienstverhouding tot het Rijk of tot de Nederlandse Antillen of tot Aruba niet medebrengt, dat zij hunne medewerking verleenen zonder eene schadeloosstelling, wordt, zoo zij dit verlangen, eene schadeloosstelling toegelegd naar den maatstaf der tarieven van justitiekosten en salarissen in burgerlijke zaken.

Artikel

32

Artikel

33

§

2

Ongeschiktheid van kapiteins, stuurlieden, machinisten, radiotelegrafisten of radiotelefonisten

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Wanneer, nadat door den Raad voor de scheepvaart krachtens artikel 36 eene bevoegdheid is ontnomen, nieuwe feiten aan het licht komen, welke tijdens het eerste onderzoek nog niet bekend waren en welke op de beslissing invloed zouden kunnen hebben gehad, wordt door den Raad opnieuw een onderzoek ingesteld en wordt de zaak voor zooveel noodig opnieuw behandeld.

Artikel

41

Door den Raad voor de scheepvaart kan de ontnomen bevoegdheid aan den belanghebbende geheel of gedeeltelijk worden teruggegeven, wanneer mag worden aangenomen, dat hij geschikt is zijne beroepsplichten te vervullen.

§

3

Algemeene bepalingen

Artikel

42

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

De kosten van het onderzoek volgens de bepalingen van dit hoofdstuk worden gedragen door het Rijk voorzover het gedaan wordt door de Raad voor de Scheepvaart en door de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk Aruba, voorzover het gedaan wordt door de in het betreffende land werkzame Commissie van Onderzoek, bedoeld in artikel 26bis .

Artikel

46

Aan belanghebbenden wordt kosteloos inzage en voor hunne kosten uittreksel of afschrift van de uitspraken van den Raad door den secretaris verstrekt, berekend volgens het tarief voor uittreksels of afschriften van vonnissen in strafzaken.

Artikel

47

Blijkt bij het onderzoek, dat door iemand een strafbaar feit is gepleegd, dan wordt de bevoegde ambtenaar van het openbaar ministerie daarmede door den leider van het onderzoek in kennis gesteld.

Hoofdstuk

V

Maatregelen van tucht

Artikel

48

Artikel

49

Artikel

50

Ten aanzien van de maatregelen van tucht, van het onderzoek en van de uitspraken van den Raad voor de scheepvaart, gelden de bepalingen van hoofdstuk IV, voor zoover deze voor toepassing vatbaar zijn, met uitzondering van artikel 37, derde lid.

Artikel

51

Door Ons kan, den Raad voor de scheepvaart gehoord, de ontnomen bevoegdheid aan den belanghebbende geheel of gedeeltelijk worden teruggegeven, of de duur der onbevoegdheid worden bekort.

Hoofdstuk

VI

Verplichtingen en strafbepalingen

§

1

Gebods- en verbodsbepalingen

Artikel

52

Artikel

53

De eigenaar of de kapitein is verplicht de vereiste geldige certificaten of - in het geval bedoeld in artikel 2bis - de vereiste geldige verklaring op eerste aanvraag te tonen aan de in artikel 63 bedoelde ambtenaren.

Artikel

54

Het is de kapitein verboden met een schip een reis te ondernemen of voort te zetten, indien en zolang het op grond van artikel 16, eerste, tweede of vierde lid, door een ambtenaar van de scheepvaartinspectie is aangehouden of zolang door de betrokken ambtenaren der invoerrechten en accijnzen geen expeditie is verleend.

Artikel

54bis

Vervallen

Artikel

55

Het is de eigenaar van een schip verboden de kapitein van dat schip door een der in artikel 47, eerste lid, 2°, van het Wetboek van Strafrecht vermelde middelen of - indien het een schip betreft, varende met een zeebrief van de Nederlandse Antillen of van Aruba - door een der middelen, vermeld in artikel 49, eerste lid, 2°, van het Wetboek van Strafrecht voor de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk door een der middelen, vermeld in artikel 49, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafrecht voor Aruba, opzettelijk te bewegen ten aanzien van dat schip in strijd te handelen met het bepaalde in artikel 9, derde lid, 52 of 54.

§

2

Strafbare feiten

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur wordt, voor zover die overtreding uitdrukkelijk als strafbaar feit is aangemerkt, gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van ten hoogste € 4 500, dan wel indien de geldboete wordt opgelegd door de strafrechter in de Nederlandse Antillen of Aruba, een geldboete van ten hoogste ANG 10 000 onderscheidenlijk AWG 10 000.

Artikel

59

Vervallen

Artikel

60

Vervallen

Artikel

61

Vervallen

§

3

Algemeene bepalingen

Artikel

62

Indien de eigendom van een schip behoort aan een rechtspersoon, worden voor toepassing van artikel 55 als eigenaren aangemerkt alle leden van het bestuur, die het strafbare feit hebben gepleegd.

Artikel

63

Artikel

64

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze rijkswet en daarbij de beschikkinjg krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

Artikel

65

De bij en krachtens deze rijkswet gestelde strafbepalingen zijn toepasselijk op ieder, die zich hetzij binnen, hetzij buiten het rijk in Europa schuldig maakt aan eenig bij of krachtens deze rijkswet strafbaar gesteld feit.

Artikel

66

Vervallen

Artikel 66bis

Vervallen

Artikel

66ter

Vervallen

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

67

Artikel

68

Wanneer een schip krachtens het bepaalde in het vorige artikel is aangehouden, wordt van de aanhouding en van de opheffing daarvan ook ten spoedigste kennis gegeven aan den dichtstbij gevestigden consulairen ambtenaar van het land, waartoe het schip door zijne nationaliteit behoort.

Artikel

69

Artikel

69a

De toepasselijkheid van de artikelen 67 tot en met 69 op schepen van vreemde nationaliteit die in eigendom of in dienst zijn van een staat, en die worden gebruikt voor andere dan handelsdoeleinden, wordt beperkt door de regels van het volkenrecht.

Artikel

70

Artikel

71

Vervallen

Artikel

72

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Deze rijkswet kan worden aangehaald onder den titel "Schepenwet".

Artikel

76

Vervallen

Artikel

77

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten paleize het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, A. S. TALMA.
De Minister van Justitie, NELISSEN.