Artikel
1
Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Het auteursrecht is het uitsluitend recht van den maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of van diens rechtverkrijgenden, om dit openbaar te maken en te verveelvoudigen, behoudens de beperkingen, bij de wet gesteld.
Het auteursrecht gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor gehele of gedeeltelijke overdracht.
De maker, of zijn rechtverkrijgende, kan aan een derde een licentie verlenen voor het geheel of een gedeelte van het auteursrecht.
De levering vereist voor gehele of gedeeltelijke overdracht, alsmede de verlening van een exclusieve licentie, geschiedt bij een daartoe bestemde akte. De overdracht of de verlening van een exclusieve licentie omvat alleen die bevoegdheden die in de akte staan vermeld of die uit de aard en de strekking van de titel of licentieverlening noodzakelijkerwijs voortvloeien.
Wanneer een maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst het auteursrecht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, dan vormt deze overdracht of licentie voor de uitgever een afdoende rechtsgrondslag om aanspraak te maken op een deel van de vergoedingen voor het gebruik van het werk in het kader van de beperkingen op het overgedragen of in licentie gegeven recht.
Van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, hetwelk bestaat uit afzonderlijke werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder wiens leiding en toezicht het gansche werk is tot stand gebracht, of bij gebreke van dien, degene, die de verschillende werken verzameld heeft.
Als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht bestaat, door een ander dan den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden.
Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar gemaakt, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van dat afzonderlijk werk door den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld wordt, waarvan het deel uitmaakt.
Indien een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt.
Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens dienst de werken zijn vervaardigd.
Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.
Indien op of in eenig in druk verschenen exemplaar van het werk de maker niet, of niet met zijn waren naam, is vermeld, kan tegenover derden het auteursrecht ten behoeve van den rechthebbende worden uitgeoefend door dengene, die op of in dat exemplaar van het werk als de uitgever ervan is aangeduid, of bij gebreke van zoodanige aanduiding, door dengene, die op of in het exemplaar van het werk als de drukker ervan is vermeld.
Onder werken van letterkunde, wetenschap of kunst verstaat deze wet:
boeken, brochures, nieuwsbladen, tijdschriften en andere geschriften;
tooneelwerken en dramatisch-muzikale werken;
mondelinge voordrachten;
choreografische werken en pantomimes;
muziekwerken met of zonder woorden;
teeken-, schilder-, bouw- en beeldhouwwerken, lithografieën, graveer- en andere plaatwerken;
aardrijkskundige kaarten;
ontwerpen, schetsen en plastische werken, betrekkelijk tot de bouwkunde, de aardrijkskunde, de plaatsbeschrijving of andere wetenschappen;
fotografische werken;
filmwerken;
werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid;
computerprogramma’s en het voorbereidend materiaal;
en in het algemeen ieder voortbrengsel op het gebied van letterkunde, wetenschap of kunst, op welke wijze of in welken vorm het ook tot uitdrukking zij gebracht.
Verveelvoudigingen in gewijzigde vorm van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, zoals vertalingen, muziekschikkingen, verfilmingen en andere bewerkingen, zomede verzamelingen van verschillende werken, worden, onverminderd het auteursrecht op het oorspronkelijke werk, als zelfstandige werken beschermd.
Verzamelingen van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk, worden, onverminderd andere rechten op de verzameling en onverminderd het auteursrecht of andere rechten op de in de verzameling opgenomen werken, gegevens of andere elementen, als zelfstandige werken beschermd.
Er bestaat geen auteursrecht op wetten, besluiten en verordeningen, door de openbare macht uitgevaardigd, noch op rechterlijke uitspraken en administratieve beslissingen.
Onder de openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan:
de openbaarmaking van eene verveelvoudiging van het geheel of een gedeelte van het werk;
de verbreiding van het geheel of een gedeelte van het werk of van eene verveelvoudiging daarvan, zoolang het niet in druk verschenen is;
het verhuren of uitlenen van het geheel of een gedeelte van een exemplaar van het werk met uitzondering van bouwwerken en werken van toegepaste kunst, of van een verveelvoudiging daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht;
de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar van het geheel of een gedeelte van het werk of van eene verveelvoudiging daarvan;
het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet of een andere zender of een omroepnetwerk als bedoeld in artikel 1.1 van de Mediawet 2008;
de openbaarmaking door middel van doorgifte van een werk via de kabel of langs andere weg.
Onder verhuren als bedoeld in het eerste lid, onder 3°, wordt verstaan het voor een beperkte tijd en tegen een direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen.
Onder uitlenen als bedoeld in het eerste lid, onder 3°, wordt verstaan het voor een beperkte tijd en zonder direct of indirect economisch of commercieel voordeel voor gebruik ter beschikking stellen door voor het publiek toegankelijke instellingen.
Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt mede begrepen die in besloten kring, tenzij deze zich beperkt tot de familie-, vrienden- of daaraan gelijk te stellen kring, en voor de toegang tot de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling geen betaling, in welke vorm ook, geschiedt. Hetzelfde geldt voor een tentoonstelling.
Onder een voordracht, op- of uitvoering of voorstelling in het openbaar wordt niet begrepen die welke uitsluitend dient tot het onderwijs dat vanwege de overheid of vanwege een rechtspersoon zonder winstoogmerk wordt gegeven, voor zover de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling deel uitmaakt van het schoolwerkplan of leerplan voor zover van toepassing, of tot een wetenschappelijk doel. De eerste volzin is mede van toepassing op het digitale gebruik ter toelichting bij het vorenbedoeld onderwijs dat plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling, mits:
het gebruik gelijktijdig met de voordracht, op- of uitvoering of voorstelling plaatsvindt;
het gebruik, met inbegrip van de handelingen tot reproductie die voor de openbaarmaking noodzakelijk zijn, wordt gerechtvaardigd voor het te bereiken niet-commerciële doel; en
de bron, waaronder de naam van de maker, wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Als afzonderlijke openbaarmaking wordt niet beschouwd de gelijktijdige uitzending van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door hetzelfde organisme dat dat programma oorspronkelijk uitzendt.
Onder het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet wordt verstaan de handeling waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde voert. Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet, indien de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.
Onder de doorgifte van een werk via de kabel wordt verstaan de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of microgolfsysteem, aan het publiek, van een oorspronkelijke uitzending, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk die voor ontvangst door het publiek bestemd is, ongeacht de wijze waarop degene die de doorgifte verzorgt de programmadragende signalen van de omroeporganisatie ten behoeve van de doorgifte verkrijgt.
Onder de doorgifte van een werk langs andere weg wordt verstaan de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, anders dan de doorgifte via de kabel, bedoeld in het achtste lid, van een oorspronkelijke uitzending, per draad of via de ether, met inbegrip van satellietuitzending, met uitzondering van een online uitzending, van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk, die voor het publiek bestemd is, ongeacht de wijze waarop degene die de doorgifte verzorgt de programmadragende signalen van de omroeporganisatie ten behoeve van de doorgifte verkrijgt. Indien een internettoegangsdienst als bedoeld in Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr. 531/2012 betreffende roaming op openbare mobiele communicatienetwerken binnen de Unie (PbEU 2015, L 310) de doorgifte verzorgt, is alleen sprake van de doorgifte van een werk langs andere weg als het een beveiligde doorgifte betreft die geschiedt aan daartoe geautoriseerde gebruikers.
Indien de maker het verhuurrecht, bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 3°, met betrekking tot een op een fonogram vastgelegd werk van letterkunde, wetenschap of kunst aan de producent daarvan heeft overgedragen, is de producent de maker een billijke vergoeding verschuldigd voor de verhuur.
Indien een exemplaar van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst door of met toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgende voor de eerste maal in een van de lidstaten van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte in het verkeer is gebracht door eigendomsoverdracht, dan vormt het anderszins in het verkeer brengen van dat exemplaar, met uitzondering van verhuur en uitlening, geen inbreuk op het auteursrecht.
Wanneer een omroeporganisatie de programmadragende signalen rechtstreeks aanlevert bij degene die de uitzending van een werk via de kabel of langs andere weg verzorgt zonder dat de omroeporganisatie de signalen zelf gelijktijdig uitzendt, is er sprake van een enkele openbaarmaking van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk waarvoor de omroeporganisatie en degene die de programmadragende signalen uitzendt ieder voor zijn eigen bijdrage aan die openbaarmaking verantwoordelijk is.
Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan de vertaling, de muziekschikking, de verfilming of tooneelbewerking en in het algemeen iedere geheele of gedeeltelijke bewerking of nabootsing in gewijzigden vorm, welke niet als een nieuw, oorspronkelijk werk moet worden aangemerkt.
Onder de verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet verstaan de tijdelijke reproductie die van voorbijgaande of incidentele aard is, en die een integraal en essentieel onderdeel vormt van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel
de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon of
een rechtmatig gebruik
van een werk mogelijk te maken, en die geen zelfstandige economische waarde bezit.
Onder het verveelvoudigen van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt mede verstaan het vastleggen van dat werk of een gedeelte daarvan op enig voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen of te vertonen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het overnemen van berichten of artikelen over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen alsmede van werken van dezelfde aard die in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift, radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar gemaakt, indien:
het overnemen geschiedt door een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift, in een radio- of televisieprogramma of ander medium dat een zelfde functie vervult;
artikel 25 in acht wordt genomen;
de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en
het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel mits:
het werk waaruit geciteerd wordt rechtmatig openbaar gemaakt is;
het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd;
artikel 25 in acht wordt genomen; en
voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld.
Als inbreuk op het auteursrecht op een door of vanwege de openbare macht openbaar gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarvan de openbare macht de maker of rechtverkrijgende is, wordt niet beschouwd verdere openbaarmaking of verveelvoudiging daarvan, tenzij het auteursrecht, hetzij in het algemeen bij wet, besluit of verordening, hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking daarvan uitdrukkelijk is voorbehouden. Ook als een zodanig voorbehoud niet is gemaakt, behoudt de maker echter het uitsluitend recht, zijn werken, die door of vanwege de openbare macht zijn openbaar gemaakt, in een bundel verenigd te doen verschijnen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het uitlenen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 3°, van het geheel of een gedeelte van een exemplaar van het werk of van een verveelvoudiging daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht, mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt. De eerste zin is niet van toepassing op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12° tenzij dat werk onderdeel uitmaakt van een van gegevens voorziene informatiedrager en uitsluitend dient om die gegevens toegankelijk te maken.
Instellingen van onderwijs en instellingen van onderzoek en de aan die instellingen verbonden bibliotheken en de Koninklijke Bibliotheek in haar hoedanigheid van onderzoeksinstelling zijn vrijgesteld van de betaling van een vergoeding voor uitlenen als bedoeld in het eerste lid.
Openbare bibliotheekvoorzieningen, die in overwegende mate door gemeenten, provincies, het rijk of het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba worden gesubsidieerd of in stand gehouden, zijn voor het uitlenen van op basis van de artikelen 15i of 15j, eerste lid, onder 1° of 2°, omgezette werken of een onder artikel 15k door een toegelaten entiteit ingevoerd omgezet werk aan bij die voorzieningen ingeschreven personen met een handicap, vrijgesteld van betaling van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid.
De in het eerste lid bedoelde vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de maker of diens rechtverkrijgende afstand heeft gedaan van het recht op een billijke vergoeding. De maker of diens rechtverkrijgende dient de afstand schriftelijk mee te delen aan de in de artikelen 15d en 15f bedoelde rechtspersonen.
De hoogte van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van de makers of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 15c, eerste lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden van deze stichting dient oneven te zijn.
Geschillen met betrekking tot de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.
De betaling van de in artikel 15c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon de rechthebbenden in en buiten rechte.
De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, staat onder toezicht van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
De verdeling van de geïnde vergoedingen geschiedt overeenkomstig een reglement, dat is opgesteld door de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Degene die tot betaling van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15f, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld in artikel 15c. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Tenzij anders overeengekomen, wordt niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst beschouwd het door middel van een besloten netwerk beschikbaar stellen van een werk dat onderdeel uitmaakt van verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea of archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door middel van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen aan individuele leden van het publiek voor onderzoek of privé-studie.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking die uitsluitend bestemd is voor mensen met een handicap, mits deze direct met de handicap verband houdt, van niet commerciële aard is en wegens die handicap noodzakelijk is, onverminderd het bepaalde in artikel 15j.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, wordt niet beschouwd iedere handeling die noodzakelijk is voor:
het omzetten van een gepubliceerd geschrift in een voor een leesgehandicapte toegankelijke vorm door een leesgehandicapte of een namens hem optredende persoon, mits de leesgehandicapte rechtmatig toegang heeft tot het gepubliceerde geschrift, het omgezette werk uitsluitend bestemd is voor gebruik door de leesgehandicapte en de integriteit van het gepubliceerde geschrift zoveel mogelijk geëerbiedigd wordt;
het omzetten van een gepubliceerd geschrift in een voor een leesgehandicapte toegankelijke vorm door een toegelaten entiteit, mits de toegelaten entiteit rechtmatig toegang heeft tot het gepubliceerde geschrift, het omgezette werk uitsluitend bestemd is voor gebruik door een leesgehandicapte, en de integriteit van het gepubliceerde geschrift zoveel mogelijk geëerbiedigd wordt; en
het openbaar maken van een omgezet werk als bedoeld onder 2, door een toegelaten entiteit aan een leesgehandicapte woonachtig in of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij het Leesgehandicaptenverdrag, mits de openbaarmaking geschiedt met het oog op uitsluitend gebruik door de leesgehandicapte en plaatsvindt zonder winstoogmerk.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de in Nederland gevestigde toegelaten entiteit voor het omzetten of openbaar maken, bedoeld in het eerste lid, onder 2° en 3°, ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding is verschuldigd. Daarbij kunnen nadere regels worden gegeven en voorwaarden worden gesteld.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de invoer door een leesgehandicapte of een toegelaten entiteit van een omgezet werk door een toegelaten entiteit in een andere lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij het Leesgehandicaptenverdrag. Hier kan niet van worden afgeweken bij overeenkomst.
Een toegelaten entiteit die een omgezet werk grensoverschrijdend openbaar maakt op basis van artikel 15j, eerste lid, onder 3°, dan wel invoert op basis van artikel 15k, heeft beleid om te waarborgen dat zij:
omgezette werken uitsluitend openbaar maakt aan leesgehandicapten of andere toegelaten entiteiten;
passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde verveelvoudiging of openbaarmaking van omgezette werken te ontmoedigen;
getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met gepubliceerde geschriften en omgezette werken; en
op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder 1° tot en met 3°;
Een toegelaten entiteit die een omgezet werk grensoverschrijdend openbaar maakt op basis van artikel 15j, eerste lid, onder 3°, dan wel invoert op basis van artikel 15k, verstrekt desgevraagd aan een leesgehandicapte, een andere toegelaten entiteit of de maker of diens rechtverkrijgenden:
de lijst met omgezette werken, alsmede de beschikbare vormen; en
de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij omgezette werken heeft uitgewisseld.
Voor de toepassing van de artikelen 15j, 15k en 15l wordt verstaan onder:
leesgehandicapte: een persoon
die blind is;
met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en waardoor de persoon niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;
met een waarnemings- of andere leeshandicap waardoor de persoon niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen; of
die anderszins, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen noodzakelijk wordt geacht;
gepubliceerd geschrift: een werk van letterkunde, wetenschap of kunst in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht en dat is openbaar gemaakt;
omgezet werk: een werk dat in een alternatieve vorm is omgezet waarmee dat werk voor een leesgehandicapte toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die leesgehandicapte even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor personen zonder leeshandicap;
toegelaten entiteit: een entiteit die door een lidstaat is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan leesgehandicapten te bieden. Hieronder wordt mede verstaan openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die leesgehandicapten dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang;
Leesgehandicaptenverdrag: het op 27 juni 2013 te Marrakesh tot stand gekomen Verdrag van Marrakesh tot bevordering van de toegang tot gepubliceerde werken voor personen die blind zijn, visueel gehandicapt of anderszins een leeshandicap hebben.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de reproductie door onderzoeksorganisaties en cultureel erfgoedinstellingen om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op het werk waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
De reproductie bedoeld in het eerste lid wordt opgeslagen met een passend niveau van bescherming en mag worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek.
De makers van werken van letterkunde, wetenschap of kunst en hun rechtverkrijgenden kunnen maatregelen nemen met het oog op de veiligheid en de integriteit van de netwerken en databanken waar die werken zijn opgeslagen. Deze maatregelen gaan niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
Onverminderd het bepaalde in artikel 15n wordt een reproductie in het kader van tekst- en datamining niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst beschouwd mits degene die de tekst- en datamining verricht rechtmatig toegang heeft tot het werk en het auteursrecht door de maker of zijn rechtverkrijgenden niet uitdrukkelijk op passende wijze is voorbehouden, zoals door middel van machinaal leesbare middelen bij een online ter beschikking gesteld werk.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van gedeelten ervan uitsluitend ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet-commerciële doel wordt gerechtvaardigd, mits:
het werk waaruit is overgenomen rechtmatig openbaar gemaakt is;
het overnemen in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
artikel 25 in acht wordt genomen;
Voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en
aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald.
Waar het geldt een kort werk of een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder 6°., onder 9°. of onder 11°. mag voor hetzelfde doel en onder dezelfde voorwaarden het gehele werk worden overgenomen.
Waar het het overnemen in een compilatiewerk betreft, mag van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele korte werken of korte gedeelten van zijn werken, en waar het geldt werken als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder 6°., onder 9°. of onder 11°. niet meer dan enkele van die werken en in zodanige verveelvoudiging, dat deze door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertoont met het oorspronkelijke met dien verstande, dat wanneer van deze werken er twee of meer verenigd openbaar zijn gemaakt, die verveelvoudiging slechts ten aanzien van een daarvan geoorloofd is.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing ten aanzien van het overnemen in een andere taal dan de oorspronkelijke.
De bepalingen van dit artikel zijn mede van toepassing op digitaal gebruik dat plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, duidelijk wordt vermeld.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft.
Waar het geldt een dag-, nieuws- of weekblad of een tijdschrift of een boek of de partituur of de partijen van een muziekwerk en de in die werken opgenomen andere werken, blijft die verveelvoudiging bovendien beperkt tot een klein gedeelte van het werk, behalve indien het betreft:
werken, waarvan naar redelijkerwijs mag worden aangenomen geen nieuwe exemplaren tegen betaling, in welke vorm ook, aan derden ter beschikking zullen worden gesteld;
in een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift verschenen korte artikelen, berichten of andere stukken.
Waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 6°, moet de verveelvoudiging door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk verschil vertonen met het oorspronkelijke werk.
Indien een ingevolge dit artikel toegelaten verveelvoudiging heeft plaatsgevonden, mogen de vervaardigde exemplaren niet zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van een rechterlijke of bestuurlijke procedure.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de verveelvoudiging, bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding is verschuldigd. Daarbij kunnen nadere regelen worden gegeven en voorwaarden worden gesteld.
Dit artikel is niet van toepassing op het reproduceren, bedoeld in artikel 16c, noch op het nabouwen van bouwwerken.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan op een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of weer te geven, mits het reproduceren geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt.
Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding verschuldigd. De verplichting tot betaling van de vergoeding rust op de fabrikant of de importeur van de voorwerpen, bedoeld in het eerste lid.
Voor de fabrikant ontstaat de verplichting tot betaling van de vergoeding op het tijdstip dat de door hem vervaardigde voorwerpen in het verkeer kunnen worden gebracht. Voor de importeur ontstaat deze verplichting op het tijdstip van invoer.
De verplichting tot betaling van de vergoeding vervalt indien de ingevolge het tweede lid betalingsplichtige een voorwerp als bedoeld in het eerste lid uitvoert.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven met betrekking tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, verschuldigd is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regelen worden gegeven en voorwaarden worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel met betrekking tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm van de billijke vergoeding.
Indien een ingevolge dit artikel toegelaten reproductie heeft plaatsgevonden, mogen voorwerpen als bedoeld in het eerste lid niet zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van een rechterlijke of bestuurlijke procedure.
Dit artikel is niet van toepassing op het verveelvoudigen van een met elektronische middelen toegankelijke verzameling als bedoeld in artikel 10, derde lid.
De betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen, naar zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding overeenkomstig een reglement, dat is opgesteld door deze rechtspersoon, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. In aangelegenheden betreffende de inning en vergoeding vertegenwoordigt deze rechtspersoon de makers of hun rechtverkrijgenden in en buiten rechte.
De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, staat onder toezicht van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
De hoogte van de in artikel 16c bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van de makers of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 16c, tweede lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie.
Degene die tot betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden onverwijld of binnen een met de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon overeengekomen tijdvak opgave te doen aan deze rechtspersoon van het aantal van de door hem geïmporteerde of vervaardigde voorwerpen, bedoeld in artikel 16c, eerste lid. Hij is voorts gehouden aan deze rechtspersoon op diens aanvrage onverwijld die bescheiden ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Geschillen met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in de artikelen 15i, 15j, 16, 16b, 16c en 16h, worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank Den Haag.
De verkoper van de in artikel 16c, eerste lid bedoelde voorwerpen is gehouden aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon op diens aanvraag onverwijld die bescheiden ter inzage te geven waarvan de kennisneming noodzakelijk is om vast te stellen of de in artikel 16c, tweede lid, bedoelde vergoeding door de fabrikant of de importeur betaald is.
Indien de verkoper niet kan aantonen dat de vergoeding door de fabrikant of de importeur betaald is, is hij verplicht tot betaling daarvan aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, tenzij uit de in het eerste lid genoemde bescheiden blijkt wie de fabrikant of de importeur is.
Een reprografische verveelvoudiging van een artikel in een dag-, nieuws- of weekblad of een tijdschrift of van een klein gedeelte van een boek en van de in zo'n werk opgenomen andere werken wordt niet beschouwd als inbreuk op het auteursrecht, mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
Een reprografische verveelvoudiging van het gehele werk wordt niet beschouwd als inbreuk op het auteursrecht, indien van een boek naar redelijkerwijs mag worden aangenomen geen nieuwe exemplaren tegen betaling, in welke vorm dan ook, aan derden ter beschikking worden gesteld, mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van de verveelvoudiging van werken als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 1°, van het in een of meer der voorgaande leden bepaalde mag worden afgeweken ten behoeve van de uitoefening van de openbare dienst, alsmede ten behoeve van de vervulling van taken waarmee in het algemeen belang werkzame instellingen zijn belast. Daarbij kunnen nadere regelen worden gegeven en nadere voorwaarden worden gesteld.
De vergoeding, bedoeld in artikel 16h, wordt berekend over iedere pagina waarop een werk als bedoeld in het eerste en tweede lid van dat artikel reprografisch verveelvoudigd is.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld en kunnen nadere regelen en voorwaarden worden gesteld.
Een met inachtneming van artikel 16h vervaardigde reprografische verveelvoudiging mag, zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgende, alleen worden afgegeven aan personen die in dezelfde onderneming, organisatie of instelling werkzaam zijn, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van een rechterlijke of administratieve procedure.
De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, vervalt door verloop van drie jaar na het tijdstip waarop de verveelvoudiging vervaardigd is.
De vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de maker of diens rechtverkrijgende afstand heeft gedaan van het recht op de vergoeding.
De betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen, naar zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast is met de inning en de verdeling van deze vergoeding.
In aangelegenheden betreffende de inning van de vergoeding vertegenwoordigt de rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, de makers of hun rechtverkrijgenden in en buiten rechte.
De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, hanteert voor de verdeling van de geïnde vergoedingen een reglement. Het reglement behoeft de goedkeuring van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
De rechtspersoon, bedoeld in het eerste lid, staat onder toezicht van het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Degene die de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te betalen aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, is gehouden aan deze opgave te doen van het totale aantal reprografische verveelvoudigingen dat hij per jaar maakt.
De opgave, bedoeld in het eerste lid, behoeft niet gedaan te worden, indien per jaar minder dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal reprografische verveelvoudigingen gemaakt wordt.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de reproductie ervan door een cultureel erfgoedinstelling indien:
de reproductie geschiedt met als doel het behoud van het werk en de reproductie daarvoor noodzakelijk is; en
het werk permanent deel uitmaakt van de collectie van de cultureel erfgoedinstelling.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 1, 5 of 10, wordt niet beschouwd de reproductie of beschikbaarstelling door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsmede archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed die niet het behalen van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, van een voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte openbaar gemaakt werk mits:
het werk deel uitmaakt van de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties;
de rechthebbende op het werk na een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16p niet is geïdentificeerd en opgespoord; en
de reproductie en beschikbaarstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken uit de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties.
Indien aan twee of meer personen het auteursrecht toekomt op het werk en na een zorgvuldige onderzoek niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd en opgespoord, kan het werk alleen worden gereproduceerd en beschikbaar gesteld indien de opgespoorde rechthebbende met betrekking tot de rechten waarover hij beschikt daarvoor toestemming verleent. De organisaties, genoemd in het eerste lid, vermelden bij de beschikbaarstelling de geïdentificeerde, maar niet opgespoorde rechthebbende(n).
Een werk dat niet eerder is openbaar gemaakt, kan worden gereproduceerd en beschikbaar gesteld, overeenkomstig het eerste lid, indien het werk met toestemming van de rechthebbende in de in het eerste lid onder a bedoelde verzameling is opgenomen en redelijkerwijs aannemelijk is dat de rechthebbende zich niet tegen de reproductie en beschikbaarstelling zou verzetten.
Het zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbende, als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, wordt uitgevoerd door voor ieder werk als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, en voor ieder daarin opgenomen werk van letterkunde, wetenschap of kunst de voor de desbetreffende categorie van werken geschikte bronnen voor het opsporen van rechthebbenden te raadplegen. Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij algemene maatregel van bestuur regels gegeven ten aanzien van de bij het onderzoek te raadplegen bronnen.
Het onderzoek vindt plaats in de lidstaat waarin het werk voor het eerst is openbaar gemaakt. Voor filmwerken vindt het onderzoek plaats in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone woonplaats heeft.
Voor een werk als bedoeld in artikel 16o, derde lid, vindt het onderzoek plaats in de lidstaat waar de organisatie die het werk met toestemming van de rechthebbende in de eigen verzameling heeft opgenomen, is gevestigd.
Indien er aanwijzingen zijn dat informatie over de rechthebbende aanwezig is in een andere lidstaat, worden ook de in die lidstaat voor een zorgvuldig onderzoek voorgeschreven bronnen geraadpleegd.
De organisaties, bedoeld in artikel 16o, eerste lid, houden bij welke bronnen in het kader van het onderzoek zijn geraadpleegd en welke informatie hieruit is voortgekomen. De organisaties verstrekken de volgende gegevens aan een op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aan te wijzen instantie, ten behoeve van doorgeleiding aan het Harmonisatiebureau voor de Interne Markt:
de resultaten van het zorgvuldig onderzoek dat door de organisaties is verricht en dat tot de conclusie heeft geleid dat het werk verweesd is;
de wijze waarop het werk zal worden gebruikt;
de contactgegevens van de organisaties; en
voor zover van toepassing, iedere wijziging in de status van het werk.
Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels gesteld over de aan te leveren gegevens en de wijze van aanleveren.
Voor verweesde werken opgenomen in de databank van het Harmonisatiebureau, genoemd in het vijfde lid, is voor de reproductie en beschikbaarstelling als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, niet noodzakelijk.
Het gebruik van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst overeenkomstig artikel 16o, eerste lid, wordt beëindigd indien een rechthebbende met betrekking tot de rechten waar hij over beschikt, gebruik maakt van de mogelijkheid om de status van verweesd werk te beëindigen. De organisaties bedoeld in artikel 16o, eerste lid, zijn aan de rechthebbende een billijke vergoeding verschuldigd voor het gebruik dat op grond van artikel 16o van het werk is gemaakt.
Voor de toepassing van de artikelen 16o, 16p, 16q en 17 wordt onder beschikbaarstelling verstaan het, per draad of draadloos, beschikbaar stellen van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst voor het publiek op zodanige wijze dat de leden van het publiek op een door hen gekozen individuele plaats en tijd toegang hebben tot het werk.
Als inbreuk op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 5 of 10, wordt niet beschouwd de reproductie of beschikbaarstelling door een publieke media-instelling als bedoeld in Hoofdstuk 2 van de Mediawet 2008 van een in een lidstaat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte openbaar gemaakt werk als bedoeld in artikel 16o, eerste lid, onder b, dat door de publieke media-instelling is geproduceerd vóór 1 januari 2003 en is gearchiveerd. De artikelen 16o tot en met 16r zijn van overeenkomstige toepassing.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen in het algemeen belang regelen worden gesteld nopens de uitoefening van het recht van de maker van een werk of zijn rechtverkrijgenden met betrekking tot de openbaarmaking van een werk door uitzending van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat eenzelfde functie vervult. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin, kan bepalen, dat zodanig werk in Nederland mag worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden, indien de uitzending plaats vindt vanuit Nederland dan wel vanuit een staat die geen partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte. Zij die bevoegd zijn een werk zonder voorafgaande toestemming openbaar te maken, zijn desalniettemin verplicht de rechten van de maker, bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen en aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding te betalen, welke bij gebreke van overeenstemming op vordering van de meest gerede partij door de rechter zal worden vastgesteld, die tevens het stellen van zekerheid kan bevelen. Het hiervoor bepaalde is niet van toepassing op het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet.
Tenzij anders is overeengekomen, sluit de bevoegdheid tot openbaarmaking door uitzending van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat eenzelfde functie vervult niet in de bevoegdheid het werk vast te leggen.
De omroeporganisatie die bevoegd is tot de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid, is echter gerechtigd met haar eigen middelen en uitsluitend voor uitzending van haar eigen radio- of televisieprogramma's het ter uitzending bestemde werk tijdelijk vast te leggen. De omroeporganisatie, die dientengevolge gerechtigd is tot vastlegging, is desalniettemin verplicht de rechten van de maker van het werk, bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde of kunst wordt niet beschouwd de gemeentezang en de instrumentale begeleiding daarvan tijdens een eredienst.
Een krachtens de artikelen 15j, derde lid, 16b, vijfde lid, 16c, zesde lid, 16h, derde lid, 16m, tweede lid, 17a, 29a, vierde en vijfde lid, 29c, zevende lid, 44, vierde lid, of 45, tweede lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur of een wijziging daarvan treedt niet eerder in werking dan acht weken na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers der Staten-Generaal.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6°, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8°, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals het zich aldaar bevindt. Waar het betreft het overnemen in een compilatiewerk, mag van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele van zijn werken.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de incidentele verwerking ervan als onderdeel van ondergeschikte betekenis in een ander werk.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd de openbaarmaking of verveelvoudiging ervan in het kader van een karikatuur, parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is.
Als inbreuk op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt niet beschouwd het voor niet-commerciële doeleinden beschikbaar stellen voor het publiek van het werk door een cultureel erfgoedinstelling mits:
het werk niet in de handel verkrijgbaar is;
het werk permanent deel uitmaakt van de collectie van de erfgoedinstelling;
het werk beschikbaar wordt gesteld op een niet-commerciële website; en
de naam van de maker wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Dit artikel is niet van toepassing op soorten werken waarvoor een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten bestaat die voldoet aan het in artikel 44, eerste lid, onder 1°. bepaalde.
Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging daarvan door, of ten behoeve van, den geportretteerde of, na diens overlijden, zijne nabestaanden.
Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen slechts vrij met toestemming van die andere personen of, gedurende tien jaren na hun overlijden, van hunne nabestaanden.
Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met toestemming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam des makers, voor zoover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt, niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van den geportretteerde of, gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden.
Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden zich tegen de openbaarmaking verzet.
Tenzij anders overeengekomen, is de eigenaar, bezitter of houder van een teken-, schilder-, bouw- of beeldhouwwerk of een werk van toegepaste kunst bevoegd dat werk te verveelvoudigen of openbaar te maken voor zover dat noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling of openbare verkopen van dat werk, een en ander met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik.
Tenzij anders is overeengekomen blijft de maker van eenig schilderwerk, niettegenstaande de overdracht van zijn auteursrecht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardigen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een verzameling als bedoeld in artikel 10, derde lid, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige gebruiker van de verzameling, die noodzakelijk is om toegang te verkrijgen tot en normaal gebruik te maken van de verzameling.
De maker van een werk heeft, zelfs nadat hij zijn auteursrecht heeft overgedragen, de volgende rechten:
het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van het werk zonder vermelding van zijn naam of andere aanduiding als maker, tenzij het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;
het recht zich te verzetten tegen de openbaarmaking van het werk onder een andere naam dan de zijne, alsmede tegen het aanbrengen van enige wijziging in de benaming van het werk of in de aanduiding van de maker, voor zover deze op of in het werk voorkomen, dan wel in verband daarmede zijn openbaar gemaakt;
het recht zich te verzetten tegen elke andere wijziging in het werk, tenzij deze wijziging van zodanige aard is, dat het verzet zou zijn in strijd met de redelijkheid;
het recht zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere aantasting van het werk, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid.
De in het eerste lid genoemde rechten komen, na het overlijden van de maker tot aan het vervallen van het auteursrecht, toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene.
Van het recht, in het eerste lid, onder a genoemd kan afstand worden gedaan. Van de rechten onder b en c genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de benaming daarvan betreft.
Heeft de maker van het werk het auteursrecht overgedragen dan blijft hij bevoegd in het werk zodanige wijzigingen aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk verkeer te goeder trouw vrijstaan. Zolang het auteursrecht voortduurt komt gelijke bevoegdheid toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, als redelijkerwijs aannemelijk is, dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
In deze paragraaf worden onder nabestaanden verstaan de ouders, de echtgenoot of de geregistreerde partner en de kinderen. De aan de nabestaanden toekomende bevoegdheden kunnen zelfstandig door ieder van hen worden uitgeoefend. Bij verschil van mening kan de rechter een voor hen bindende beslissing geven.
In deze paragraaf wordt onder onderzoeksorganisatie verstaan een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
op grond van een door een staat die partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte, erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie.
Dit hoofdstuk is van toepassing op een overeenkomst die de verlening van exploitatiebevoegdheid ten aanzien van het auteursrecht van de maker aan een wederpartij tot doel heeft.
Artikel 25f, eerste en tweede lid, is van toepassing op een overeenkomst waarbij de maker het auteursrecht geheel of gedeeltelijk overdraagt of waarbij door de maker een exclusieve licentie is verleend.
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de maker als bedoeld in de artikelen 7 en 8. Met uitzondering van artikel 25f is dit hoofdstuk niet van toepassing op overeenkomsten die door een maker worden gesloten met een collectieve beheersorganisatie of onafhankelijke beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1 van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
De maker heeft recht op een in de overeenkomst te bepalen billijke vergoeding voor de verlening van exploitatiebevoegdheid.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan, een bij algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze voornoemde Minister, aan te wijzen adviesorgaan gehoord, de hoogte van een billijke vergoeding vaststellen voor een specifieke branche en voor een bepaalde periode na overleg met Onze Minister van Veiligheid en Justitie. De vaststelling van een billijke vergoeding geschiedt met inachtneming van het belang van het behoud van de culturele diversiteit, de toegankelijkheid van cultuur, een doelstelling van sociaal beleid en het belang van de consument.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gaat alleen over tot vaststelling als bedoeld in het tweede lid op gezamenlijk verzoek van een in de desbetreffende branche bestaande vereniging van makers en een exploitant of een vereniging van exploitanten. Het verzoek bevat een gezamenlijk gedragen advies inzake een billijke vergoeding, alsmede een duidelijke afbakening van de branche waarop het verzoek betrekking heeft.
Een vereniging als bedoeld in het derde lid is representatief en onafhankelijk. Uit de statuten van de vereniging blijkt dat zij tot doel heeft Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap een advies als bedoeld in het derde lid uit te brengen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld in verband met de indiening van het verzoek door verenigingen van makers en exploitanten en de vaststelling van een billijke vergoeding door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Indien de maker exploitatiebevoegdheden heeft verleend ten aanzien van een exploitatie op een ten tijde van sluiting van de overeenkomst nog onbekende wijze en de wederpartij gaat hiertoe over, is hij de maker hiervoor een aanvullende billijke vergoeding verschuldigd. Is de bevoegdheid door de wederpartij van de maker overgedragen aan een derde die tot de bedoelde exploitatie overgaat, dan kan de maker de aanvullende billijke vergoeding van de derde vorderen.
De maker die aan zijn wederpartij een exploitatiebevoegdheid heeft verleend, wordt door die wederpartij of zijn rechtsopvolger ten minste eens per jaar en rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector geïnformeerd over de exploitatie van het werk, met name wat betreft de exploitatiewijzen, de daarmee gegenereerde inkomsten en de verschuldigde vergoeding. De informatie dient actueel, relevant en volledig te zijn.
Indien de wederpartij of zijn rechtsopvolger ten behoeve van de exploitatie aan een derde een licentie heeft verleend en de wederpartij of zijn rechtsopvolger ten aanzien van onder de licentie vallende exploitatie niet over alle informatie bedoeld in het eerste lid beschikt, verstrekt de licentienemer aan de maker en de wederpartij of zijn rechtsopvolger, op verzoek van één van hen, de ontbrekende informatie. De maker ontvangt van de wederpartij of zijn rechtsopvolger desgevraagd informatie over de identiteit van de licentienemer.
De informatieverplichting geldt niet, indien het aandeel van de maker bij de totstandkoming van het gehele werk niet significant is, tenzij de maker aantoont dat hij de informatie nodig heeft om een beroep op artikel 25d te kunnen doen.
De maker kan in rechte een aanvullende billijke vergoeding vorderen van zijn wederpartij, indien de overeengekomen vergoeding gelet op de wederzijdse prestaties een onevenredigheid vertoont in verhouding tot de opbrengst van de exploitatie van het werk.
Indien de onevenredigheid tussen de vergoeding van de maker en de opbrengst van de exploitatie van het werk is ontstaan nadat het auteursrecht door de wederpartij van de maker aan een derde is overgedragen of gelicentieerd, kan de maker de vordering als bedoeld in het eerste lid tegen de derde instellen voor zover de opbrengst van de exploitatie van het werk aan deze derde toekomt.
De maker kan de overeenkomst geheel of gedeeltelijk ontbinden indien de wederpartij het auteursrecht op het werk niet binnen een redelijke termijn na het sluiten van de overeenkomst in voldoende mate exploiteert of, na het aanvankelijk verrichten van exploitatiehandelingen, het auteursrecht niet langer in voldoende mate exploiteert. De voorgaande zin is niet van toepassing indien het aan de maker is toe te rekenen dat het auteursrecht binnen de termijn niet in voldoende mate wordt geëxploiteerd.
Indien het auteursrecht aan meerdere makers toebehoort en de bijdrage van de maker geen scheidbaar werk vormt, kan de maker de overeenkomst alleen ontbinden met instemming van de andere makers. Indien een maker zijn instemming onthoudt en de overige makers hierdoor onevenredig worden benadeeld, kan de ontbinding van de overeenkomst uitsluitend in rechte geschieden.
Voorzover exploitatie door de wederpartij niet blijvend onmogelijk is, ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding van de overeenkomst pas nadat de maker aan de wederpartij schriftelijk een redelijke termijn heeft gegund het werk alsnog in voldoende mate te exploiteren en exploitatie binnen deze termijn uitblijft.
Op verzoek van de maker verstrekt de wederpartij voor het verstrijken van de termijn bedoeld in het derde lid hem een schriftelijke opgave van de omvang van de exploitatie.
In overeenstemming met artikel 6:267 BW vindt ontbinding van de overeenkomst plaats door een schriftelijke verklaring van de maker aan de wederpartij. Op vordering van de maker kan de ontbinding van de overeenkomst ook door de rechter worden uitgesproken.
Indien het auteursrecht door de wederpartij van de maker is overgedragen aan een derde, kan de maker zijn uit de ontbinding voortvloeiende rechten ook tegen deze derde geldend maken, nadat hij deze zo spoedig mogelijk schriftelijk van de ontbinding mededeling heeft gedaan.
Indien de wederpartij of de derde niet binnen een hem gestelde redelijke termijn tot teruglevering van het auteursrecht overgaat, kan de rechter op vordering van de maker een in de gegeven omstandigheden redelijk bedrag vaststellen dat de wederpartij dan wel de derde aan de maker dient te vergoeden, naast de mogelijk aan de maker verschuldigde schadevergoeding.
Een beding dat voor een onredelijk lange of onvoldoende bepaalde termijn aanspraken op de exploitatie van toekomstige werken van de maker inhoudt, is vernietigbaar.
De maker van een kort werk van wetenschap waarvoor het onderzoek geheel of gedeeltelijk met Nederlandse publieke middelen is bekostigd, heeft het recht om dat werk na verloop van een redelijke termijn na de eerste openbaarmaking ervan, om niet beschikbaar te stellen voor het publiek, mits de bron van de eerste openbaarmaking daarbij op duidelijke wijze wordt vermeld.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie kan een geschillencommissie aanwijzen voor de beslechting van geschillen tussen een maker en zijn wederpartij of een derde inzake de toepassing van artikel 25c, eerste en zesde lid, artikel 25ca, 25d, 25e of 25f.
Wordt het geschil niet binnen drie maanden nadat afschrift van de uitspraak van de geschillencommissie aan partijen werd verzonden bij de rechter aanhangig gemaakt, dan wordt hetgeen in de uitspraak is vastgesteld na het verstrijken van deze termijn geacht te zijn overeengekomen tussen partijen.
Ongeacht het recht dat de overeenkomst beheerst, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing indien:
de overeenkomst bij gebreke van een rechtskeuze zou worden beheerst door Nederlands recht, of;
de exploitatiehandelingen geheel of in overwegende mate in Nederland plaatsvinden of dienen plaats te vinden.
Indien aan twee of meer personen een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk toekomt, kan, tenzij anders is overeengekomen, de handhaving van dit recht door ieder hunner geschieden.
Het recht om toestemming te verlenen voor de openbaarmaking door middel van doorgifte van een werk via de kabel of langs andere weg kan uitsluitend worden uitgeoefend door een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten, ongeacht of de collectieve beheersorganisatie in Nederland of een andere lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte is gevestigd.
De in het eerste lid bedoelde collectieve beheersorganisaties zijn ook bevoegd de belangen te behartigen van rechthebbenden die daartoe geen opdracht hebben gegeven, indien het betreft de uitoefening van dezelfde rechten als in de statuten vermeld. Indien meerdere collectieve beheersorganisaties zich blijkens hun statuten de behartiging van de belangen van dezelfde categorie rechthebbenden ten doel stellen, kan de rechthebbende een van hen aanwijzen als bevoegd tot de behartiging van zijn belangen. Voor rechthebbenden die geen opdracht hebben gegeven als bedoeld in de tweede zin gelden de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit een overeenkomst die een tot de uitoefening van dezelfde rechten bevoegde collectieve beheersorganisatie heeft gesloten met betrekking tot de in het eerste lid bedoelde uitzending, onverkort.
Vorderingen jegens de in het eerste lid bedoelde collectieve beheersorganisatie terzake van de door deze geïnde gelden vervallen door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag volgende op die waarop de in het eerste lid bedoelde doorgifte heeft plaatsgevonden.
Dit artikel is niet van toepassing op de openbaarmaking door middel van doorgifte van een werk via de kabel of langs andere weg, indien die rechten door een omroeporganisatie worden uitgeoefend met betrekking tot haar eigen uitzendingen, ongeacht of het om de eigen rechten van die organisatie gaat, dan wel om rechten die haar door andere auteursrechthebbenden zijn overgedragen.
Partijen zijn verplicht de onderhandelingen over de toestemming voor de openbaarmaking door middel van doorgifte, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, te goeder trouw te voeren en niet zonder geldige reden te verhinderen of te belemmeren.
Indien over de openbaarmaking door middel van doorgifte, bedoeld in artikel 26a, eerste lid, geen overeenstemming kan worden bereikt, kan iedere partij een beroep doen op een of meer bemiddelaars. De bemiddelaars worden zodanig geselecteerd dat over hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid in redelijkheid geen twijfel kan bestaan.
De bemiddelaars verlenen bijstand bij het voeren van de onderhandelingen en zijn bevoegd aan de partijen voorstellen te betekenen. Tot drie maanden na de dag van ontvangst van de voorstellen van de bemiddelaars kan een partij zijn bezwaren tegen deze voorstellen betekenen aan de andere partij. De voorstellen van de bemiddelaars binden de partijen, tenzij binnen de in de vorige zin bedoelde termijn door een van hen bezwaren zijn betekend. De voorstellen en de bezwaren worden aan de partijen betekend overeenkomstig het bepaalde in de eerste titel, zesde afdeling, van het eerste boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De rechter kan op vordering van de maker, tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op het auteursrecht te maken, bevelen de diensten die worden gebruikt om die inbreuk te maken, te staken.
De voorzieningenrechter kan op vordering van de maker of zijn rechtverkrijgende tijdelijke voortzetting van de vermeende inbreuk toestaan onder de voorwaarde dat zekerheid wordt gesteld voor vergoeding van de door de maker of zijn rechtverkrijgende geleden schade. Onder dezelfde voorwaarden kan de rechter voortzetting van de dienstverlening door de tussenpersoon als bedoeld in artikel 26d toestaan.
Naast schadevergoeding kan de maker of zijn rechtverkrijgende vorderen dat degene die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt, wordt veroordeeld de door deze ten gevolge van de inbreuk genoten winst af te dragen en dienaangaande rekening en verantwoording af te leggen.
De maker of diens rechtverkrijgende kan de in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze ook namens of mede namens een licentienemer instellen, onverminderd de bevoegdheid van deze laatste in een al of niet namens hem of mede namens hem door de maker of diens rechtverkrijgende ingesteld geding tussen te komen om rechtstreeks de door hem geleden schade vergoed te krijgen of om zich een evenredig deel van de door de verweerder af te dragen winst te doen toewijzen. De in het eerste lid bedoelde vorderingen of een van deze kan een licentienemer slechts instellen als hij de bevoegdheid daartoe van de maker of diens rechtverkrijgende heeft bedongen.
Het auteursrecht geeft aan de gerechtigde de bevoegdheid om roerende zaken, die geen registergoederen zijn en die in strijd met dat recht zijn openbaar gemaakt of een niet geoorloofde verveelvoudiging vormen of die materialen of werktuigen zijn die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van deze zaken zijn gebruikt, als zijn eigendom op te eisen dan wel onttrekking aan het verkeer, vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te vorderen. Teneinde tot vernietiging of onbruikbaarmaking over te gaan, kan de gerechtigde de afgifte van deze zaken vorderen.
Gelijke bevoegdheid tot opeising bestaat:
ten aanzien van het bedrag van de toegangsgelden betaald voor het bijwonen van een voordracht, een op- of uitvoering of een tentoonstelling of voorstelling, waardoor inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt;
ten aanzien van andere gelden waarvan aannemelijk is dat zij zijn verkregen door of als gevolg van inbreuk op het auteursrecht.
De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering betreffende beslag en executie tot afgifte van roerende zaken die geen registergoederen zijn, zijn van toepassing. Bij samenloop met een ander beslag gaat degene die beslag heeft gelegd krachtens dit artikel voor.
De maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden op kosten van de verweerder uitgevoerd, tenzij bijzondere redenen dit beletten.
Ten aanzien van onroerende zaken, schepen of luchtvaartuigen, waardoor inbreuk op een auteursrecht wordt gemaakt, kan de rechter op vordering van de gerechtigde gelasten dat de verweerder daarin zodanige wijziging zal aanbrengen dat de inbreuk wordt opgeheven.
Tenzij anders is overeengekomen, heeft de licentienemer het recht de uit het eerste tot en met vijfde lid voortvloeiende bevoegdheden uit te oefenen, voor zover deze strekken tot bescherming van de rechten waarvan de uitoefening hem is toegestaan.
Gelijke bevoegdheid als bedoeld in het eerste lid bestaat ten aanzien van de inrichtingen, producten en onderdelen als bedoeld in artikel 29a alsmede de reproducties van werken als bedoeld in artikel 29b, die geen registergoederen zijn.
Bij de beoordeling van de maatregelen die de gerechtigde of diens licentienemer kan vorderen ingevolge de bevoegdheden, genoemd in het eerste, tweede en zevende lid, houdt de rechter rekening met de noodzakelijke evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gevorderde maatregelen en met de belangen van derden.
De rechter kan op vordering van de gerechtigde degene die inbreuk op diens recht heeft gemaakt, bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en distributiekanalen van de goederen of diensten die inbreuk maken, aan de gerechtigde mee te delen en alle daarop betrekking hebbende gegevens aan deze te verstrekken. Onder dezelfde voorwaarden kan dit bevel worden gegeven aan een derde die op commerciële schaal inbreukmakende goederen in zijn bezit heeft of gebruikt, die op commerciële schaal diensten verleent die bij de inbreuk worden gebruikt, of die door een van deze derden is aangewezen als zijnde betrokken bij de productie, fabricage of distributie van deze goederen of bij het verlenen van deze diensten. Deze derde kan zich verschonen van het verstrekken van informatie die bewijs zou vormen van deelname aan een inbreuk op een recht van intellectuele eigendom door hem zelf of door de andere in artikel 165, derde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde personen.
De in artikel 28, eerste lid, bedoelde bevoegdheid kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van zaken die onder personen berusten, die niet in soortgelijke zaken handeldrijven en deze uitsluitend voor eigen gebruik hebben verkregen, tenzij zij zelf inbreuk op het betreffende auteursrecht hebben gemaakt.
De vordering, bedoeld in artikel 28, vijfde lid, kan slechts worden ingesteld tegen de eigenaar of houder van de zaak, die schuld heeft aan de inbreuk op het betreffende auteursrecht.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder «technische voorzieningen» verstaan technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken, die door de maker of zijn rechtverkrijgenden niet zijn toegestaan. Technische voorzieningen worden geacht «doeltreffend» te zijn indien het gebruik van een beschermd werk door de maker of zijn rechtverkrijgenden wordt beheerst door middel van toegangscontrole of door toepassing van een beschermingsprocédé zoals encryptie, vervorming of andere transformatie van het werk of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.
Degene, die doeltreffende technische voorzieningen omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, handelt onrechtmatig.
Degene die diensten verricht of inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, distribueert, verkoopt, verhuurt, adverteert of voor commerciële doeleinden bezit die:
aangeboden, aangeprezen of in de handel gebracht worden met het doel om de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen te omzeilen, of
slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben anders dan het omzeilen van de beschermende werking van doeltreffende technische voorzieningen, of
vooral ontworpen, vervaardigd of aangepast worden met het doel het omzeilen van de doeltreffende technische voorzieningen mogelijk of gemakkelijker te maken,
handelt onrechtmatig.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden vastgesteld die de maker of zijn rechtverkrijgenden er toe verplichten aan de gebruiker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst voor doeleinden als omschreven in de artikelen 15i, 16b, 16c, 16h, 17b en 22 van deze wet de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang tot het door de technische voorziening beschermde werk heeft. Het bepaalde in de voorgaande zin geldt niet ten aanzien van werken die onder contractuele voorwaarden aan gebruikers beschikbaar worden gesteld op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden vastgesteld die de maker of zijn rechtverkrijgende er toe verplichten aan de gebruiker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst voor het gebruik als omschreven in de artikelen 15j, 15n, 15o, 16, 16n van deze wet de nodige middelen te verschaffen om van deze beperkingen te profiteren, mits de gebruiker rechtmatig toegang tot het werk heeft dat door de technische voorziening is beschermd.
Degene die opzettelijk en zonder daartoe gerechtigd te zijn elektronische informatie betreffende het beheer van rechten verwijdert of wijzigt, of werken van letterkunde, wetenschap of kunst waaruit op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, verspreidt, ter verspreiding invoert, uitzendt of anderszins openbaar maakt, en weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot inbreuk op het auteursrecht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, handelt onrechtmatig.
Onder «informatie betreffende het beheer van rechten» wordt in dit artikel verstaan alle door de maker of zijn rechtverkrijgenden verstrekte informatie welke verbonden is met een verveelvoudiging van een werk of bij de openbaarmaking van een werk bekend wordt gemaakt, die dient ter identificatie van het werk, dan wel van de maker of zijn rechtverkrijgenden, of informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk, alsmede de cijfers of codes waarin die informatie is vervat.
Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud maakt de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar, wanneer hij het publiek daartoe toegang verleent. Indien de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud daarvoor toestemming heeft verkregen van de makers, of hun rechtverkrijgenden, geldt die toestemming ook voor de openbaarmaking door gebruikers, tenzij die gebruikers op commerciële basis handelen of hun activiteit significante inkomsten genereert. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstrekt de makers, of hun rechtverkrijgenden, op hun verzoek adequate informatie over het gebruik van werken waarvoor hij toestemming heeft verkregen.
De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud die geen toestemming heeft verkregen, is aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, tenzij hij aantoont dat:
hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om, in overeenstemming met de hoge industriële normen van professionele toewijding, ervoor te zorgen dat bepaalde werken ten aanzien waarvan de makers of hun rechtverkrijgenden hem relevante en noodzakelijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn; en in ieder geval
hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van makers of hun rechtverkrijgenden, de gemelde werken snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt, en hij in overeenstemming met het onder 2°. bepaalde zich naar beste vermogen heeft ingespannen om te voorkomen dat de gemelde werken in de toekomst weer worden aangeboden.
Bij het bepalen of de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud zijn verplichtingen uit het tweede lid is nagekomen, wordt gelet op het proportionaliteitsbeginsel onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:
het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken die door de gebruikers van de onlinedienst voor het delen van inhoud zijn aangeboden; en
de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen om aan het in het tweede lid, onderdeel 2°., bepaalde gevolg te geven en de kosten daarvan voor de aanbieder van de onlinedienst voor het delen van inhoud.
De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstrekt de makers, of hun rechtverkrijgenden, op hun verzoek adequate informatie over de maatregelen die zijn getroffen en de wijze waarop die worden uitgevoerd om aan het in de onderdelen 2°. en 3°. van het tweede lid bepaalde te voldoen.
De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt de gebruikers van zijn dienst in de algemene voorwaarden op de hoogte van de beperkingen op het auteursrecht. De samenwerking tussen de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud en de makers, of hun rechtverkrijgenden, leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken die geen inbreuk maken op het auteursrecht, ook niet wanneer het gebruik van deze werken onder een beperking valt.
De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud stelt een klachtenprocedure in op grond waarvan gebruikers klachten kunnen indienen over de wijze waarop aan het in de onderdelen 2°. en 3°. van het tweede lid bepaalde gevolg wordt gegeven. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud geeft, gehoord de maker of zijn rechtverkrijgende van het werk in kwestie, een doeltreffend, snel en aan menselijke toetsing onderworpen oordeel. De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud regelt ook dat de makers, of hun rechtverkrijgenden, en gebruikers beroep kunnen instellen bij een onpartijdige geschillencommissie die een doeltreffend, snel en aan menselijke toetsing onderworpen oordeel geeft.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de toepassing van dit artikel.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud verstaan een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken ordent en promoot met een winstoogmerk. Aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers informatie kunnen opslaan voor eigen gebruik, zijn geen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van inhoud.
In afwijking van het in artikel 29c, tweede lid, bepaalde is een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud die zijn dienst minder dan drie jaar aanbiedt in de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte en een jaaromzet heeft van minder dan 10 miljoen euro, niet aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, indien hij aantoont dat:
hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van de maker of zijn rechtverkrijgende, het gemelde werk snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt.
De aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud, bedoeld in het eerste lid, waarvan het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers meer dan 5 miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorafgaande kalenderjaar, is niet aansprakelijk voor de inbreuk op het openbaarmakingsrecht, indien hij aantoont dat:
hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te verkrijgen; en
hij, na ontvangst van een voldoende onderbouwde kennisgeving van de maker of zijn rechtverkrijgende, de gemelde werken snel van zijn website heeft verwijderd of de toegang daartoe onmogelijk heeft gemaakt en hij zich naar beste vermogen heeft ingespannen om te voorkomen dat de gemelde werken in de toekomst weer worden aangeboden.
Bij het bepalen of de aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud zijn verplichtingen uit het eerste en tweede lid is nagekomen, wordt gelet op het proportionaliteitsbeginsel onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:
het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken die door de gebruikers van de onlinedienst voor het delen van inhoud zijn aangeboden; en
de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen om aan het in het tweede lid, onderdeel 2°., bepaalde gevolg te geven en de kosten daarvan voor de aanbieder van de onlinedienst voor het delen van inhoud.
Artikel 196c, vierde lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing, voor zover een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van inhoud de door de gebruikers van zijn dienst aangeboden werken van letterkunde, wetenschap of kunst openbaar maakt onder de in de artikelen 29c en 29d gestelde voorwaarden.
Indien iemand zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt gelden ten aanzien van het recht van den geportretteerde dezelfde bepalingen als in de artikelen 28 en 29 met betrekking tot het auteursrecht zijn gesteld.
Voor het als bedrijf verleenen van bemiddeling in zake muziekauteursrecht, al of niet met het oogmerk om winst te maken, is de toestemming vereischt van Onzen Minister van Justitie.
Onder het verleenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht wordt verstaan het, al of niet op eigen naam, ten behoeve van de makers van muziekwerken of hunne rechtverkrijgenden, sluiten of ten uitvoer leggen van overeenkomsten betreffende de uitvoering in het openbaar of de uitzending in een radio- of televisieprogramma, door tekens, geluid of beelden, van die werken, of hunne verveelvoudigingen, in hun geheel of gedeeltelijk.
Met de uitvoering of de uitzending in een radio- of televisieprogramma van muziekwerken wordt gelijkgesteld de uitvoering of de uitzending in een radio- of televisieprogramma van dramatisch-muzikale werken, choreografische werken en pantomimes en hunne verveelvoudigingen, indien deze ten gehoore worden gebracht zonder te worden vertoond.
Overeenkomsten als bedoeld bij het tweede lid, welke worden aangegaan zonder dat de ingevolge het eerste lid vereischte ministerieele toestemming is verkregen, zijn nietig.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere voorschriften gegeven omtrent de toestemming bedoeld in het eerste lid.
Het toezicht op degene die de ministeriële toestemming heeft verkregen wordt uitgeoefend door het College van Toezicht, bedoeld in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Op verzoek van een of meer naar het oordeel van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Economische Zaken representatieve organisaties van bedrijfs- of beroepsgenoten die rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid zijn en die ten doel hebben de behartiging van belangen van personen die beroeps- of bedrijfsmatig werken van letterkunde, wetenschap of kunst invoeren in Nederland, openbaar maken of verveelvoudigen, kunnen voornoemde ministers gezamenlijk bepalen dat door hen aangewezen beroeps- of bedrijfsgenoten verplicht zijn hun administratie te voeren op een nader door hen aan te geven wijze.
Hij, die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteursrecht, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
Hij die opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat,
openlijk ter verspreiding aanbiedt,
ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft,
invoert, doorvoert, uitvoert of
bewaart uit winstbejag
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste één jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die van het plegen van de misdrijven, als bedoeld in de artikelen 31 en 31a, zijn beroep maakt of het plegen van deze misdrijven als bedrijf uitoefent, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Hij die een voorwerp waarvan hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat,
openlijk ter verspreiding aanbiedt;
ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft;
invoert, doorvoert, uitvoert of
bewaart uit winstbejag
wordt gestraft met geldboete van de derde categorie.
Hij die opzettelijk middelen die uitsluitend bestemd zijn om het zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgende verwijderen van of het ontwijken van een technische voorziening ter bescherming van een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, te vergemakkelijken
openlijk ter verspreiding aanbiedt,
ter verspreiding voorhanden heeft,
invoert, doorvoert, uitvoert of
bewaart uit winstbejag
wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
De feiten strafbaar gesteld in de artikelen 31, 31a, 31b, 32 en 32a zijn misdrijven.
Hij die opzettelijk in enig werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarop auteursrecht bestaat, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de maker wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt of wel met betrekking tot een zodanig werk op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, het werk aantast, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie.
Hij die, zonder dat de vereischte toestemming van Onzen Minister van Justitie is verkregen, handelingen verricht, die behooren tot een bedrijf als bedoeld bij artikel 30a, wordt gestraft met geldboete van de vierde categorie.
Hij die in een schriftelijke aanvrage of opgave, dienende om in het bedrijf van degene, die met toestemming van Onze Minister van Justitie bemiddeling verleent inzake muziekauteursrecht, te worden gebezigd bij de vaststelling van het wegens auteursrecht verschuldigde, opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of of geldboete van de derde categorie.
Degene die een schriftelijke opgave aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, dienende voor de vaststelling van het op grond van artikel 16c verschuldigde, opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste of onvolledige mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
Degene die een opgave als bedoeld in artikel 15g opzettelijk nalaat dan wel in een dergelijke opgave opzettelijk een onjuiste mededeling doet, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de derde categorie. Het feit wordt beschouwd als een overtreding.
De door den strafrechter verbeurd verklaarde verveelvoudigingen worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan dengene, wien het auteursrecht toekomt, zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen eene maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
De opsporingsambtenaren kunnen te allen tijde tot het opsporen van bij deze wet strafbaar gestelde feiten inzage vorderen van alle bescheiden of andere gegevensdragers waarvan inzage voor de vervulling van hun taak redelijkerwijze nodig is, bij hen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf werken van letterkunde, wetenschap of kunst invoeren, doorvoeren, uitvoeren, openbaar maken of verveelvoudigen.
De opsporingsambtenaren zijn bevoegd, tot het opsporen van de bij deze wet strafbaar gestelde feiten en ter inbeslagneming van hetgeen daarvoor vatbaar is, elke plaats te betreden.
Vervallen
Het auteursrecht op een werk, ten aanzien waarvan de maker niet is aangeduid of niet op zodanige wijze dat zijn identiteit buiten twijfel staat, vervalt door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op dat, waarin de eerste openbaarmaking van het werk rechtmatig heeft plaatsgehad.
Hetzelfde geldt ten aanzien van werken, waarvan een openbare instelling, een vereniging, stichting of vennootschap als maker wordt aangemerkt, tenzij de natuurlijke persoon, die het werk heeft gemaakt, als zodanig is aangeduid op of in exemplaren van het werk, die zijn openbaar gemaakt.
Indien de maker vóór het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn zijn identiteit openbaart, zal de duur van het auteursrecht op dat werk worden berekend naar de bepalingen van artikel 37.
Voor werken, waarvan de duur van het auteursrecht niet wordt berekend naar de bepalingen van artikel 37 en die niet binnen 70 jaren na hun totstandkoming op rechtmatige wijze zijn openbaar gemaakt, vervalt het auteursrecht.
Het auteursrecht op een filmwerk vervalt door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar, volgende op het sterfjaar van de langstlevende van de volgende personen: de hoofdregisseur, de scenarioschrijver, de schrijver van de dialogen en degene die ten behoeve van het filmwerk de muziek heeft gemaakt.
Indien in het geval van een muziekwerk met woorden het auteursrecht op de muziek en het auteursrecht op de woorden berusten bij verschillende personen, vervalt het auteursrecht door verloop van 70 jaren, te rekenen van de 1e januari van het jaar volgende op het sterfjaar van de langstlevende van hen.
Ten aanzien van werken, in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen verschenen, wordt voor de toepassing van artikel 38 iedere band, deel, nummer of aflevering als een afzonderlijk werk aangemerkt.
In afwijking voor zooverre van de bepalingen van dit hoofdstuk kan in Nederland geenerlei beroep worden gedaan op auteursrecht, waarvan de duur in het land van oorsprong van het werk reeds verstreken is. Het in de eerste zin bepaalde geldt niet voor werken waarvan de maker onderdaan is van een lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.
In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
originelen van kunstwerken:
een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerken, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto’s, voor zover dit door de maker zelf is vervaardigd, of het een exemplaar betreft dat anderszins als origineel van een kunstwerk wordt beschouwd.
exemplaren van werken als bedoeld in onder 1°, die door de maker zelf of op zijn gezag in een beperkte oplage zijn vervaardigd.
professionele kunsthandelaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn beroep of bedrijf maakt van de koop of verkoop van originelen van kunstwerken of van het als tussenpersoon tot stand brengen van koopovereenkomsten met betrekking tot originelen van kunstwerken.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, vastgesteld en kunnen regelen worden gesteld omtrent de verschuldigdheid van de vergoeding.
De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, rust op de bij de verkoop betrokken professionele kunsthandelaar. Indien meer dan één professionele kunsthandelaar bij een verkoop is betrokken, zijn zij hoofdelijk voor deze vergoeding aansprakelijk.
Een rechtsvordering tot betaling van de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de rechthebbende zowel met de opeisbaarheid van de vergoeding als met de tot de betaling van de vergoeding verplichte persoon bekend is geworden, en in ieder geval door verloop van twintig jaren na het tijdtip waarop de vergoeding opeisbaar is geworden.
De gerechtigde op het volgrecht kan gedurende drie jaar na het tijdstip waarop de vergoeding bedoeld in artikel 43a, eerste lid, opeisbaar is geworden, van degene die verplicht is tot betaling van de vergoeding alle inlichtingen verlangen die noodzakelijk zijn om de betaling van de vergoeding veilig te stellen.
In afwijking van het eerste lid is bij een verkoop van een origineel van een kunstwerk tot 1 januari 2010 de vergoeding, bedoeld in artikel 43a, eerste lid, niet verschuldigd aan de rechtverkrijgenden van de maker krachtens erfopvolging.
Onverminderd het bepaalde in artikel 43g is dit hoofdstuk van toepassing op originelen van kunstwerken die op 1 januari 2006 in ten minste één lidstaat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht.
Dit hoofdstuk is van toepassing op makers van originelen van kunstwerken die:
onderdaan zijn van één van de lidstaten van de Europese Unie en hun rechtverkrijgenden;
onderdaan zijn van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden; of
hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben en hun rechtverkrijgenden.
Dit hoofdstuk is voorts van toepassing op makers van originelen van kunstwerken en hun rechtverkrijgenden die onderdaan zijn van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie of van een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992, in de mate waarin en de duur waarvoor die staat het volgrecht erkent ten behoeve van makers van originelen van kunstwerken uit de lidstaten van de Europese Unie en de staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 en hun rechtverkrijgenden.
Een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie voor niet-commerciële doeleinden verleent aan een cultureel erfgoedinstelling als bedoeld in artikel 25a, vierde lid, voor het reproduceren en openbaar maken van niet in de handel verkrijgbare werken van letterkunde, wetenschap of kunst die permanent deel uitmaken van de collectie van die erfgoedinstelling, is bevoegd om ook de belangen te behartigen van makers of hun rechtverkrijgenden die de collectieve beheersorganisatie niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst hebben gemachtigd om de rechten ten behoeve van hen te beheren als het de uitoefening van dezelfde rechten betreft als in haar statuten vermeld, mits:
de collectieve beheerorganisatie, op basis van haar machtigingen, voldoende representatief is voor de makers in het soort werken in kwestie en voor de rechten die het onderwerp uitmaken van de licentie; en
alle makers of hun rechtverkrijgenden gelijk worden behandeld met betrekking tot de voorwaarden van de licentie.
Bevoegd tot het verlenen van een licentie als bedoeld in het eerste lid is de collectieve beheersorganisatie die representatief is voor het Rijk binnen Europa.
Een maker of zijn rechtverkrijgende kan zijn werk van letterkunde, wetenschap of kunst te allen tijde in het algemeen of voor specifieke gevallen uitsluiten van een door een collectieve beheersorganisatie aan een cultureel erfgoedinstelling te verlenen of verleende licentie, ook na het sluiten van de licentie of na het begin van het gebruik van het werk.
Voor de toepassing van dit artikel wordt een werk van letterkunde, wetenschap of kunst geacht niet in de handel verkrijgbaar te zijn indien na een redelijke inspanning te goeder trouw kan worden aangenomen dat het werk niet of niet meer via gebruikelijke handelskanalen beschikbaar is voor het publiek. Op voordracht van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden geven over wanneer een werk of een verzameling van werken wordt geacht niet in de handel verkrijgbaar te zijn.
Dit artikel is niet van toepassing op verzamelingen van werken van letterkunde, wetenschap of kunst die niet in de handel verkrijgbaar zijn, indien er aanwijzingen zijn dat de verzamelingen voornamelijk bestaan uit:
werken die voor het eerst zijn gepubliceerd of, bij gebreke van publicatie, voor het eerst zijn uitgezonden in een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, met uitzondering van cinematografische of audiovisuele werken;
cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun hoofdkantoor of hun gewone verblijfplaats hebben in een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte; of
werken van onderdanen van een staat die geen partij is bij de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, waarvan na een redelijke inspanning de plaats van eerste publicatie of uitzending overeenkomstig onderdeel 1°. dan wel hoofdkantoor of gewone verblijfplaats overeenkomstig onderdeel 2°. niet kon worden vastgesteld;
tenzij de collectieve beheersorganisatie op basis van haar machtigingen voldoende representatief is voor de makers of zijn rechtverkrijgenden van de staat die geen partij is bij de Europese Unie of Europese Economische Ruimte als bedoeld in onderdeel 1°. van het eerste lid.
Een overeenkomstig artikel 44 verleende licentie kan betrekking hebben op het gebruik door een cultureel erfgoedinstelling van niet in de handel verkrijgbare werken van letterkunde, wetenschap of kunst in alle lidstaten van de Europese Unie en Europese Economische Ruimte.
Een collectieve beheersorganisatie die licenties verstrekt als bedoeld in dit hoofdstuk, zorgt ervoor dat informatie met het oog op:
de identificatie van de werken;
de mogelijkheden van de makers of zijn rechtverkrijgenden als bedoeld in artikel 44, derde lid; en
de partijen bij de verleende licenties, de gedekte grondgebieden en de toegestane gebruikswijzen;
ten minste zes maanden voordat de werken openbaar worden gemaakt door de cultureel erfgoedinstelling, te raadplegen is in het portaal dat is ingesteld en wordt beheerd door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie als bedoeld in Verordening (EU) nr. 386/2012.
Een collectieve beheersorganisaties die licenties verstrekt als bedoeld in dit hoofdstuk, treft aanvullende passende publicitaire maatregelen in het Rijk in Europa als dat noodzakelijk is om de algemene bekendheid van de makers of zijn rechtverkrijgenden met de regeling te vergroten. Indien er aanwijzingen zijn, zoals de oorsprong van de werken van letterkunde, wetenschap of kunst, om aan te nemen dat het bewustzijn van de makers of zijn rechtverkrijgenden doeltreffender elders zou kunnen worden verhoogd, dan strekken de in de eerste volzin bedoelde maatregelen zich ook daartoe uit.
Een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten die een niet-exclusieve licentie verleent voor het gebruik van werken van letterkunde, wetenschap of kunst, is bevoegd om binnen het Rijk in Europa op het overeenkomstig het tweede lid bepaalde toepassingsgebied ook de belangen te behartigen van makers of hun rechtverkrijgenden die de collectieve beheersorganisatie niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere overeenkomst hebben gemachtigd om de rechten ten behoeve van hen te beheren als het de uitoefening van dezelfde rechten betreft als in haar statuten vermeld, mits:
de collectieve beheerorganisatie, op basis van haar machtigingen, voldoende representatief is voor de makers in het soort werken in kwestie, en voor de rechten die het onderwerp uitmaken van de licentie, binnen het Rijk in Europa;
alle makers of hun rechtverkrijgenden gelijk worden behandeld inclusief met betrekking tot de voorwaarden van de licentie;
de makers of hun rechtverkrijgenden die geen machtigingen hebben verleend te allen tijde in het algemeen of voor specifieke gevallen het gebruik van hun werken kunnen verbieden, ook na het sluiten van de licentie of na het begin van het gebruik van het werk; en
de collectieve beheersorganisatie ervoor zorgt dat informatie betreffende de mogelijkheid om licenties te verlenen ingevolge dit artikel, de ingevolge dit artikel verleende licenties en de mogelijkheden van makers of hun rechtverkrijgenden als bedoeld in het eerste lid, onder 3°., ten minste zes maanden voordat de werken worden gebruikt, op een passende en doeltreffende wijze is te raadplegen.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt het toepassingsgebied van de licenties met een verruimde werking vastgesteld. Het toepassingsgebied wordt vastgesteld op basis van een verzoek van de collectieve beheersorganisatie. Het verzoek bevat de gronden voor de vaststelling van het toepassingsgebied. Alvorens het toepassingsgebied vast te stellen wordt advies gevraagd aan het College van Toezicht als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten.
Onder filmwerk wordt verstaan een werk dat bestaat uit een reeks beelden met of zonder geluid, ongeacht de wijze van vastlegging van het werk, indien het is vastgelegd.
Onverminderd het in de artikelen 7 en 8 bepaalde worden als de makers van een filmwerk aangemerkt de natuurlijke personen die tot het ontstaan van het filmwerk een daartoe bestemde bijdrage van scheppend karakter hebben geleverd.
Indien een van de makers zijn bijdrage tot het filmwerk niet geheel tot stand wil of kan brengen, kan hij zich, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, niet verzetten tegen het gebruik door de producent van die bijdrage, voor zover deze reeds tot stand is gebracht, ten behoeve van de voltooiing van het filmwerk. Voor de door hem tot stand gebrachte bijdrage geldt hij als maker in de zin van artikel 45a.
Het filmwerk geldt als voltooid op het tijdstip waarop het vertoningsgereed is. Tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, beslist de producent wanneer het filmwerk vertoningsgereed is.
Tenzij de makers en de producent van een filmwerk schriftelijk anders zijn overeengekomen, worden de makers geacht aan de producent het recht overgedragen te hebben om vanaf het in artikel 45c bedoelde tijdstip het filmwerk te verhuren en anderszins openbaar te maken, dit te verveelvoudigen in de zin van artikel 14, er ondertitels bij aan te brengen en de teksten ervan na te synchroniseren. Het vorenstaande geldt niet ten aanzien van degene die ten behoeve van het filmwerk de muziek heeft gemaakt en degene die de bij de muziek behorende tekst heeft gemaakt. Ongeacht de wijze van overdracht is de producent aan de makers voor de overdracht van rechten en de exploitatie van het filmwerk een billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
Onverminderd het in artikel 26a bepaalde is eenieder die het filmwerk openbaar maakt als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 6°, aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Bij een openbaarmaking als bedoeld in artikel 12c is enkel degene die het filmwerk uitzendt aan de makers van het filmwerk die deze rechten aan de producent hebben overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Eenieder die het filmwerk op andere wijze dan vorenbedoeld mededeelt aan het publiek, met uitzondering van de beschikbaarstelling van het filmwerk op zodanige wijze dat het filmwerk voor de leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is, is aan de hoofdregisseur en de scenarioschrijver van het filmwerk die deze rechten aan de producent heeft overgedragen, een proportionele billijke vergoeding verschuldigd. Van het recht op een proportionele billijke vergoeding kan geen afstand worden gedaan.
Het recht op de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt uitgeoefend door een collectieve beheersorganisatie als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet toezicht en geschillenbeslechting collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. Artikel 26a, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
Degene die de in het tweede lid bedoelde vergoeding verschuldigd is, is gehouden aan de collectieve beheersorganisaties bedoeld in het derde lid de bescheiden of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan de kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van de verschuldigdheid, de hoogte en de verdeling van de vergoeding.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gegeven over de uitoefening van het recht bedoeld in het tweede lid.
Het recht op een proportionele billijke vergoeding bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing op een filmwerk waarvan de exploitatie als zodanig niet het doel is.
De artikelen 25ca, 25d en 25e zijn van overeenkomstige toepassing. Artikel 25c, tweede tot en met zesde lid, en artikel 25g zijn van overeenkomstige toepassing op de billijke vergoeding bedoeld in het eerste lid.
Iedere maker heeft met betrekking tot het filmwerk naast de rechten, bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b, c en d, het recht
zijn naam op de daarvoor gebruikelijke plaats in het filmwerk te doen vermelden met vermelding van zijn hoedanigheid of zijn bijdrage aan het filmwerk;
te vorderen dat het onder a bedoelde gedeelte van het filmwerk mede wordt vertoond;
zich te verzetten tegen vermelding van zijn naam op het filmwerk, tenzij dit verzet in strijd met de redelijkheid zou zijn.
De maker wordt, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, verondersteld tegenover de producent afstand gedaan te hebben van het recht zich te verzetten tegen wijzigingen als bedoeld in artikel 25, eerste lid onder c, in zijn bijdrage.
Iedere maker behoudt, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, het auteursrecht op zijn bijdrage, indien deze een van het filmwerk scheidbaar werk vormt. Na het in artikel 45c bedoelde tijdstip mag iedere maker, tenzij schriftelijk anders overeengekomen is, zijn bijdrage afzonderlijk openbaar maken en verveelvoudigen, mits hij daardoor geen schade toebrengt aan de exploitatie van het filmwerk.
Indien partijen over de beschikbaarstelling voor het publiek van een filmwerk op een video-on-demanddienst geen overeenstemming kunnen bereiken, kunnen zij beroep doen op één of meer bemiddelaars. De bemiddelaars helpen de partijen bij de onderhandelingen en het sluiten van overeenkomsten. In voorkomend geval kunnen de bemiddelaars daartoe voorstellen aan partijen doen.
Voor het openbaar maken door middel van verhuren van het geheel of een gedeelte van een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, of van een verveelvoudiging daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht, is de toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgende vereist.
Onverminderd het bepaalde in artikel 13 wordt onder het verveelvoudigen van een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, mede verstaan het laden, het in beeld brengen, de uitvoering, de transmissie of de opslag, voor zover voor deze handelingen het verveelvoudigen van dat werk noodzakelijk is.
Tenzij anders is overeengekomen, wordt niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige verkrijger van een exemplaar van eerder genoemd werk, die noodzakelijk is voor het met dat werk beoogde gebruik. De verveelvoudiging, als bedoeld in de eerste zin, die geschiedt in het kader van het laden, het in beeld brengen of het verbeteren van fouten, kan niet bij overeenkomst worden verboden.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige gebruiker van eerder genoemd werk, die dient als reservekopie indien zulks voor het met dat werk beoogde gebruik noodzakelijk is.
Hij die bevoegd is tot het verrichten van de in artikel 45i bedoelde handelingen, is mede bevoegd tijdens deze handelingen de werking van dat werk waar te nemen, te bestuderen en te testen teneinde de daaraan ten grondslag liggende ideeën en beginselen te achterhalen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°, worden niet beschouwd het vervaardigen van een kopie van dat werk en het vertalen van de codevorm daarvan, indien deze handelingen onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk vervaardigd computerprogramma met andere computerprogramma’s tot stand te brengen, mits:
deze handelingen worden verricht door een persoon die op rechtmatige wijze de beschikking heeft gekregen over een exemplaar van het computerprogramma of door een door hem daartoe gemachtigde derde;
de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen niet reeds snel en gemakkelijk beschikbaar zijn voor de onder a bedoelde personen;
deze handelingen beperkt blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn.
Het is niet toegestaan de op grond van het eerste lid verkregen informatie:
te gebruiken voor een ander doel dan het tot stand brengen van de interoperabiliteit van het onafhankelijk vervaardigde computerprogramma;
aan derden mede te delen, tenzij dit noodzakelijk is voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit van het onafhankelijk vervaardigde computerprogramma;
te gebruiken voor de ontwikkeling, de produktie of het in de handel brengen van een computerprogramma, dat niet als een nieuw, oorspronkelijk werk kan worden aangemerkt of voor andere, op het auteursrecht inbreuk makende handelingen.
De artikelen 15n, 16b en 16c en hoofdstuk IA zijn niet van toepassing op werken als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12°.
Hij die een niet eerder uitgegeven werk voor de eerste maal rechtmatig openbaar maakt na het verstrijken van de duur van het auteursrecht, geniet het in artikel 1 genoemde uitsluitende recht.
Deze wet is van toepassing op alle werken van letterkunde, wetenschap of kunst, welke hetzij vóór, hetzij na haar in werking treden voor de eerste maal, of binnen dertig dagen na de eerste uitgave in een ander land, zijn uitgegeven in Nederland, alsmede op alle zodanige niet of niet aldus uitgegeven werken, welker makers zijn Nederlanders.
Voor de toepassing van het voorgaande lid worden met Nederlanders gelijkgesteld de makers die geen Nederlander zijn maar die hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, voor zover het betreft niet uitgegeven werken of werken die zijn uitgegeven nadat de maker zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft verkregen.
Een werk is uitgegeven in de zin van dit artikel wanneer het met toestemming van de maker in druk is verschenen of in het algemeen wanneer met toestemming van de maker een zodanig aanbod van exemplaren daarvan, van welke aard ook, heeft plaatsgevonden dat daardoor, gelet op de aard van het werk, wordt voorzien in de redelijke behoeften van het publiek.
De opvoering van een toneelwerk of muziek-dramatisch werk, de uitvoering van een muziekwerk, de vertoning van een filmwerk, de voordracht of de uitzending in een radio- of televisieprogramma van een werk en de tentoonstelling van een kunstwerk worden niet als een uitgave aangemerkt.
Deze wet blijft van toepassing op alle werken van letterkunde, wetenschap of kunst, welke voor de eerste maal vóór 27 december 1949 in Nederlandsch-Indië of vóór 1 oktober 1962 in Nederlands-Nieuw-Guinea door of vanwege de maker zijn uitgegeven.
Deze wet is van toepassing op het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet, indien de handeling, bedoeld in artikel 12, zevende lid, in Nederland plaatsvindt.
Deze wet is voorts van toepassing op het uitzenden van een in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet, indien:
de handeling, bedoeld in artikel 12, zevende lid, plaatsvindt in een land dat niet tot de Europese Unie behoort of dat niet partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992;
het land waar de handeling, bedoeld in artikel 12, zevende lid, plaatsvindt niet het niveau van bescherming biedt, voorzien in hoofdstuk II van richtlijn nr. 93/83/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 27 september 1993 tot coördinatie van bepaalde voorschriften betreffende het auteursrecht en naburige rechten op het gebied van de satellietomroep en de doorgifte via de kabel (PbEG L 248); en
hetzij de programmadragende signalen naar de satelliet worden doorgezonden vanuit een grondstation in Nederland, hetzij een omroeporganisatie, die in Nederland haar hoofdvestiging heeft, opdracht heeft gegeven tot de uitzending en geen gebruik wordt gemaakt van een grondstation in een lid-staat van de Europese Unie of in een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992.
Iedere openbaarmaking van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst in:
radioprogramma’s;
televisieprogramma’s die:
nieuws- en actualiteitenprogramma’s betreffen; of
volledig door de omroeporganisatie, bedoeld in artikel 1.1. van de Mediawet, gefinancierd zijn;
door middel van een ondersteunende onlinedienst die door of onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie wordt uitgevoerd, alsmede de reproductie die noodzakelijk is voor het aanbieden van deze dienst of voor de toegang tot of het gebruik van deze dienst, wordt geacht enkel plaats te vinden in Nederland, indien de omroeporganisatie hier haar hoofdvestiging heeft. Het vorenstaande is niet van toepassing op televisie-uitzendingen van sportevenementen en de daarin vervatte werken van letterkunde, wetenschap of kunst.
Bij het vaststellen van de hoogte van de verschuldigde vergoeding voor een in het eerste lid bedoelde openbaarmaking van een werk wordt rekening gehouden met alle aspecten van de ondersteunende onlinedienst, zoals kenmerken van die dienst, waaronder de duur van de online beschikbaarheid van de programma's, het luisteraars- of kijkerspubliek en de aangeboden taalversies. Het vorenstaande staat er niet aan de in de weg dat de vergoeding wordt gebaseerd op de inkomsten van de omroeporganisatie.
Het in het eerste lid bedoelde vermoeden doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van de maker van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, of zijn rechtverkrijgenden, en omroeporganisaties om, in overeenstemming met het Unierecht, de exploitatie van het auteursrecht te beperken.
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder een ondersteunende onlinedienst verstaan het online aanbieden van radio- of televisieprogramma’s gelijktijdig met of voor een bepaalde periode na de uitzending ervan door de omroeporganisatie, alsmede van materiaal dat een ondersteuning vormt van die uitzending.
Het gebruik van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst dat uitsluitend dient ter toelichting bij het onderwijs op grond van de artikelen 12, vijfde lid, en 16 door middel van een beveiligde elektronische omgeving wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
Het gebruik van een werk dat niet in de handel verkrijgbaar is door een cultureel erfgoedinstelling overeenkomstig het in artikel 18c bepaalde wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat van de Europese Unie en de Europese Economische Ruimte waar die cultureel erfgoedinstelling is gevestigd.
Deze wet erkent geen auteursrecht op werken, waarop het auteursrecht op het tijdstip van haar in werking treden krachtens een der artikelen 13 of 14 der wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad nr. 124), tot regeling van het auteursrecht, was vervallen, noch op werken, waarvan op bedoeld tijdstip het kopijrecht vervallen was krachtens artikel 3 der wet van den 25sten Januari 1817 (Staatsblad nr. 5), de rechten bepalende die in de Nederlanden, ten opzichte van het drukken en uitgeven van letter- en kunstwerken, kunnen worden uitgeoefend.
Het auteursrecht, verkregen krachtens de wet van 28 Juni 1881 (Staatsblad nr. 124), tot regeling van het auteursrecht, zoomede het kopijrecht of eenig recht van dezen aard, onder eene vroegere wetgeving verkregen en door genoemde wet gehandhaafd, blijft na het in werking treden van deze wet gehandhaafd.
Vervallen
Vervallen
Vervallen
Hij die vóór 1 september 1912, niet in strijd met de bepalingen van de wet van 28 juni 1881 (Stb. 124) tot regeling van het auteursrecht, noch met die van enig tractaat in Nederland of Nederlandsch-Indië enige verveelvoudiging van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, niet zijnde een nadruk van het geheel of een gedeelte van een zodanig werk, als bedoeld bij artikel 10, 1°, 2°, 5° of 7°, heeft uitgegeven, verliest door het in werking treden van deze wet niet de bevoegdheid om de vóór dat tijdstip uitgegeven verveelvoudiging, ook wat betreft later vervaardigde exemplaren, te verspreiden en te verkopen. Deze bevoegdheid gaat over bij erfopvolging en is vatbaar voor geheele of gedeeltelijke overdracht. Het tweede lid van artikel 47 vindt overeenkomstige toepassing.
Niettemin kan de rechter, op het schriftelijk verzoek van dengene wien het auteursrecht op het oorspronkelijk werk toekomt, hetzij de in het eerste lid genoemde bevoegdheid geheel of gedeeltelijk opheffen, hetzij den verzoeker ter zake van de uitoefening dier bevoegdheid eene schadeloosstelling toekennen, een en ander volgens de bepalingen der beide volgende artikelen.
Het verzoek tot gehele of gedeeltelijke opheffing van de in artikel 50c genoemde bevoegdheid kan slechts worden gedaan, indien na 1 november 1915 een nieuwe uitgave der verveelvoudiging heeft plaatsgehad. Het tweede lid van artikel 47 vindt overeenkomstige toepassing.
Het verzoekschrift wordt vóór het verstrijken van het kalenderjaar, volgende op dat, waarin die uitgave heeft plaatsgehad, ingediend bij de rechtbank Amsterdam. De griffier roept partijen op tegen een door de rechter te bepalen bekwame termijn. De zaak wordt in raadkamer behandeld.
Het verzoek tot opheffing der bevoegdheid wordt slechts ingewilligd, indien en voor zoover de rechter van oordeel is, dat het zedelijk belang des verzoekers door de verspreiding en den verkoop der verveelvoudiging wordt gekrenkt. Geschiedt het verzoek niet door den maker van het oorspronkelijk werk, dan wijst de rechter het af, indien het hem aannemelijk voorkomt, dat de maker die uitgave der verveelvoudiging heeft goedgevonden. De rechter wijst het verzoek ook af, indien de verzoeker pogingen heeft aangewend tot het bekomen eener schadeloosstelling van dengene die de bevoegdheid uitoefent. De rechter kan het verzoek afwijzen, indien door de opheffing degene die de bevoegdheid uitoefent, in verhouding tot het te beschermen belang des verzoekers, te zeer zou worden benadeeld. Indien de rechter de bevoegdheid geheel of gedeeltelijk opheft, bepaalt hij het tijdstip waarop die opheffing in werking treedt.
Bij zijne beslissing maakt de rechter zoodanige bepalingen als hij met het oog op de belangen van beide partijen en van derde belanghebbenden billijk oordeelt. Hij begroot de kosten van beide partijen en bepaalt in welke verhouding zij deze zullen dragen. Tegen de rechterlijke beslissingen, ingevolge dit artikel gegeven, staat geene hoogere voorziening open. Griffierechten zijn ter zake van de toepassing van dit artikel niet verschuldigd.
Een schadeloosstelling ter zake van de uitoefening van de in artikel 50c genoemde bevoegdheid kan slechts worden toegekend, indien na 1 mei 1915 een nieuwe uitgave van de verveelvoudiging heeft plaatsgehad. Het tweede lid van artikel 47 vindt overeenkomstige toepassing.
Vervallen
De in deze wet voorziene beschermingstermijnen zijn met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel van toepassing op werken die op 1 juli 1995 in ten minste één lid-staat van de Europese Unie of een staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van 2 mei 1992 beschermd worden door de nationale wetgeving op het gebied van het auteursrecht.
Deze wet kan een op de dag vóór de dag van inwerkingtreding van dit artikel lopende beschermingstermijn niet verkorten.
Deze wet laat vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel rechtmatig verrichte exploitatiehandelingen alsmede vóór dat tijdstip verworven rechten onverlet.
Hij die met betrekking tot een werk, waarvan de beschermingstermijn vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel was verstreken en waarop met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel deze wet weer van toepassing is, vóór 24 november 1993 rechtmatig exploitatiehandelingen heeft verricht, is bevoegd deze exploitatiehandelingen met ingang van het tijdstip van inwerking van dit artikel voort te zetten.
Deze wet kan worden aangehaald onder den titel "Auteurswet".
Deze wet treedt in het Rijk in Europa in werking op den eersten dag der maand volgende op die, waarin zij afgekondigd wordt.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.