Besluit van 9 juni 1936, houdende vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de artikelen 2, 5, en 17 der Marinescheepsongevallenwet

Besluit ex artikel 2 Marinescheepsongevallenwet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Staat, Minister van Defensie ad interim van 14 Mei 1936, IIIe Afdeeling A, n°. 36 en van Onzen Minister van Waterstaat, van 28 Mei 1936, La. F.F., Afd. Vervoer- en Mijnwezen en voor zooveel betreft het bepaalde in artikel 18 mede op voordracht van Onzen Minister van Financiën van 4 Juni 1936, n°. 204, Generale Thesaurie, Afdeeling Algemeene Zaken;
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 5 en 17, zesde lid, der Marinescheepsongevallenwet (Staatsblad 1935 n°. 531);

Hebben goedgevonden en verstaan:

A

Artikel

1

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • "de wet": de Marinescheepsongevallenwet (Staatblad 1935, n°. 531);

  • "de Minister": de Minister van Defensie;

  • "de Raad": de Marineraad.

Artikel

2

De Raad is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Wanneer de voorzitter in kennis is gesteld met de uitkomsten van een ingesteld voorloopig onderzoek naar een aan een oorlogsvaartuig overkomen ramp of ongeval, bepaalt hij de plaats waar, en het tijdstip, waarop de Raad zal worden bijeengeroepen ter beslissing, of met het oog op den aard en den omvang van de ramp of het ongeval, door den Raad al dan niet een onderzoek zal worden ingesteld.

Artikel

6

Vóór den aanvang van elke vergadering wordt door den voorzitter, de aanwezige leden en de eventueel toegevoegde deskundige raadgevers de presentielijst geteekend.

Artikel

7

Artikel

8

Wanneer de Raad het wenschelijk acht voorlichting te ontvangen van deskundige raadgevers, wendt de voorzitter zich tot den Minister, met verzoek zoodanige raadgevers aan den Raad toe te voegen. Indien in het verzoekschrift geen bepaalde personen worden genoemd, zal het een duidelijke omschrijving moeten bevatten van het terrein, waarop de raadgevers deskundig moeten zijn.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Indien de Raad of de betrokken Commandant der Marine inzage of afschrift van administratieve bescheiden of inlichtingen van eenig openbaar gezag wenscht te verkrijgen, wendt hij zich daartoe tot den Minister.

Artikel

12

Artikel

13

De leden, de deskundige raadgevers en de Commandant der Marine of de hem vervangende zeeofficier kunnen ter zitting van den Raad vragen stellen aan getuigen, deskundigen en voorts aan allen, die als bij de zaak betrokken, ter zitting aanwezig zijn. De voorzitter geeft hun op hun verlangen daartoe het woord. De beslissing, of een vraag zal worden gesteld, is aan den voorzitter.

Artikel

14

Artikel

15

De uitspraken van den Raad, welke door den voorzitter in het openbaar zijn uitgesproken, worden mede openbaar gemaakt door plaatsing in de Staatscourant.

Artikel

16

Artikel

17

Alle brieven van den Raad uitgaande, worden door den voorzitter en den secretaris onderteekend.

Artikel

18

Artikel

19

De in artikel 18 genoemde functionarissen genieten vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig de bepalingen van het "Reisbesluit 1916" wegens door hen ten behoeve van den Raad gemaakte reizen.

Artikel

20

De deurwaarders zullen voor het beteekenen van oproepingen en beslissingen en voor vergoeding van reis- en verblijfkosten eene belooning ontvangen, berekend volgens het "tarief van geregtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt".

Deze belooning wordt door den secretaris uitbetaald uit de hem ingevolge artikel 16, eerste lid, verstrekte gelden.

B

In te trekken Ons besluit van 1 Augustus 1928 (Staatsblad n°. 316), laatstelijk gewijzigd bij Ons besluit van 21 October 1932 (Staatsblad n°. 510).

Onze Ministers van Defensie en van Waterstaat zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Het Loo
WILHELMINA.
De Minister van Staat, Minister van Defensie a.i., H. COLIJN.
De Minister van Waterstaat, VAN LIDTH DE JEUDE.
De Minister van Financiën, OUD.
De Minister van Justitie, VAN SCHAIK.