Wet van 24 Juni 1939, houdende regelen teneinde de Regeering te machtigen tot het aangaan in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden van verzekeringsovereenkomsten op het terrein van de scheepvaart en de luchtvaart

Zee- en luchtvaartverzekeringswet 1939

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is regelen te stellen, teneinde de Regeering te machtigen in geval van oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden maatregelen te nemen betreffende de verzekering van zeeschepen en daarmede gelijk te stellen schepen, luchtvaartuigen of andere middelen van vervoer en de daarmede te vervoeren goederen, van goederen met bestemming naar een der gebiedsdeelen van het Koninkrijk, welke zich buiten dat gebiedsdeel bevinden alsmede van de belangen, welke samenhangen met de exploitatie van Nederlandse zeeschepen of luchtvaartuigen of met het vervoer van de hiervoor genoemde goederen;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Bij de in het voorgaande artikel bedoelde herverzekering zullen gelden de volgende bijzondere bepalingen:

  • 1°.

    de vordering van de oorspronkelijke verzekeraar op de Staat der Nederlanden zal ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde bij voorrecht zijn verbonden. De oorspronkelijke verzekerde heeft het recht de vordering, waarop het voorrecht rust, te innen tot een bedrag, gelijk aan het bedrag van zijn vordering tegen de oorspronkelijke verzekeraar, voorzover deze nog niet is voldaan;

  • 2°.

    tot het door de Staat der Nederlanden verzekerde bedrag zal een schaderegeling in der minne alleen kunnen geschieden onder de goedkeuring van Onze Ministers;

  • 3°.

    ten behoeve van de Staat der Nederlanden zijn, tot zekerheid van het recht van de Staat der Nederlanden tegenover de oorspronkelijke verzekeraar tot vergoeding en uitkering aan de Staat der Nederlanden van diens aandeel in de provenuen, voortvloeiende uit geabandonneerde voorwerpen of het geldend maken van rechten tegenover derden, verkregen door de oorspronkelijke verzekeraar, hetzij krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, hetzij door het abandonnement met betrekking tot de geabandonneerde voorwerpen, bij voorrecht verbonden:

    • a.

      alle rechten tegen derden, waarin de oorspronkelijke verzekeraar, krachtens het bepaalde in artikel 962 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zal zijn getreden;

    • b.

      alle rechten, welke op de oorspronkelijke verzekeraar door het abandonnement overgaan;

    • c.

      de verzekerde voorwerpen, welke de oorspronkelijke verzekeraar door abandonnement verkrijgt;

    • d.

      alle rechten, welke de oorspronkelijke verzekeraar met betrekking tot de geabandonneerde goederen na het abandonnement tegen derden verkrijgt.

    De Staat der Nederlanden zal de rechten, waarop het voorrecht rust, op eigen naam geldend kunnen maken;

  • 4°.

    de voorrechten, onder 1° en onder 3°, gaan in rang boven pandrecht en alle andere voorrechten, met dien verstande, dat het voorrecht onder 3° met betrekking tot zeeschepen rang neemt na de voorrechten, vermeld in artikel 211 van boek 8 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, en de voor het abandonnement gevestigde hypotheken en met betrekking tot lading na de voorrechten, vermeld in artikel 222 van boek 8 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek. De Staat der Nederlanden vervolgt zijn recht op een zeeschip, in wiens handen zich dit ook bevindt.

    De voorrechten, onder 1° en 3°, omvatten interessen en kosten;

  • 5°.

    op straffe van nietigheid kunnen de hierboven onder 1° en onder 3° bedoelde, bij voorrecht ten behoeve van de oorspronkelijke verzekerde of van de Staat der Nederlanden verbonden vorderingen, voorwerpen en rechten niet zonder medewerking van deze worden vervreemd of met zakelijke rechten worden belast.

Artikel

4

Artikel

5

Onze Ministers worden voorts gemachtigd de ingevolge deze wet voor den Staat der Nederlanden aangenomen risico’s door herverzekering te dekken.

Artikel

6

De uit deze wet voortvloeiende baten en lasten zullen over Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden verdeeld volgens regelen door Ons te stellen.

Artikel

7

Vervallen

Artikel

9

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
WILHELMINA.
De Minister van Economische Zaken, STEENBERGHE.
De Minister van Justitie, C. GOSELING.