Besluit van 17 september 1944, houdende vaststelling van het Tribunaalbesluit

Tribunaalbesluit

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Ministers voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk, van Algemeene Zaken, van Buitenlandsche Zaken, van Justitie, van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Financiën, van Oorlog, van Marine, van Waterstaat, van Handel, Nijverheid en Landbouw, van Scheepvaart en Visscherij, van Sociale Zaken, van Koloniën en van Onzen Minister zonder Portefeuille van 15 September 1944, No. 1640/ G 92 (D);
Overwegende, dat de veiligheid van den Staat het dringend noodzakelijk maakt de mogelijkheid te scheppen om Nederlanders en Nederlandsche onderdanen uit anderen hoofde, die zich gedurende de vijandelijkheden in, of tijdens de vijandelijke bezetting van het Rijk in Europa hebben gedragen in strijd met de belangen van het Nederlandsche volk of afbreuk hebben gedaan aan het verzet tegen den vijand en diens handlangers, ten aanzien van hun persoon en hun vermogen aan bijzondere maatregelen te onderwerpen en tevens regelen te stellen omtrent de behandeling van verzoeken om invrijheidstelling van personen, die ingevolge het bepaalde in het Besluit op den bijzonderen staat van beleg of in het Buitengewoon Politiebesluit in bewaring worden gehouden;
Overwegende, dat zich hier dringende omstandigheden voordoen, waarin de Buitengewone Raad van Advies niet kan worden gehoord;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Titel

I

Van de oplegging van bijzondere maatregelen

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

3b

Artikel

3c

Artikel

3d

Artikel

3e

Het Tribunaal kan, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van den schuldige, gedurende den proeftijd bij schriftelijke beslissing in de gestelde bijzondere voorwaarden wijziging brengen, deze voorwaarden opheffen, alsnog bijzondere voorwaarden stellen, of den proeftijd verlengen voor ten hoogste anderhalf jaar.

Artikel

3f

Artikel

3g

Artikel

3h

De secretaris zendt een gewaarmerkt afschrift van de in artikel 3e en 3f bedoelde beslissingen aan den procureur-fiscaal, die deze onverwijld aan den schuldige doet beteekenen.

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Artikel

7

Artikel

8

Titel

II

Van de Tribunalen

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Omtrent de aan de leden der Tribunalen, de secretarissen, hunne adjuncten en de waarnemende secretarissen ter zake van hun werkzaamheden toe te kennen vergoedingen worden door Ons nadere regelen vastgesteld.

Artikel

14

Artikel

15

De president van het Tribunaal bepaalt de volgorde, waarin bij belet of ontstentenis van een voorzitter de plaatsvervangende voorzitters als zoodanig zullen fungeeren; zoo er meer dan een kamer is, bepaalt hij tevens, in welke kamer de gewone leden zitting zullen nemen, en regelt hij de verdeeling der werkzaamheden onder de kamers; hij treft voorts, met inachtneming van zoodanige regelen of aanwijzingen als te dien aanzien door Onze Minister van Veiligheid en Justitie mochten worden gesteld of gegeven, alle verdere beschikkingen, rakende den dienst van het Tribunaal, welke mochten worden noodig gevonden; een en ander zooveel mogelijk in overleg met de overige leden van zijn college.

Artikel

16a

Titel

III

Van de aangifte

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

19a

Titel

IV

Van de behandeling der zaak door het Tribunaal

Artikel

20

Artikel

21

Indien onder de behandeling der zaak tegen den beschuldigde verdenking rijst van een of meer andere gedragingen dan waarop een tegen hem gericht aangifte betrekking heeft, welke grond kunnen opleveren voor de oplegging van bijzondere maatregelen, kan het onderzoek zich mede tot deze gedraging of gedragingen uitstrekken en is het Tribunaal bevoegd zonder nadere aangifte daarvan kennis te nemen.

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Artikel

24

Artikel

25

Artikel

26

Artikel

27

Artikel

28

Van de instelling van een voorbereidend onderzoek en de benoeming van een commissaris wordt aan den beschuldigde onverwijld schriftelijk kennis gegeven. Bij deze kennisgeving wordt aan den beschuldigde, indien zijn dagvaarding ter zitting nog niet is bevolen, tevens mededeeling gedaan van de gedraging of gedragingen, waarvan hij voorloopig wordt beschuldigd.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31

Artikel

33

Artikel

34

Het Tribunaal en de commissaris zijn te allen tijde bevoegd, voor zoover het belang van het onderzoek dit vordert, tot kennisneming en tot het bekomen van kosteloos afschrift van alle processtukken, welke bij eenig Nederlandsch gerecht of openbaar ministerie dan wel bij een ander Tribunaal berusten.

Artikel

34a

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Artikel

38

Artikel

39

Artikel

40

Artikel

41

Artikel

42

Voor zoover het belang van het onderzoek dit niet verbiedt, wordt van een voorgenomen schouw aan den beschuldigde en diens raadsman mondeling of schriftelijk kennis gegeven en worden deze toegelaten de schouw geheel of gedeeltelijk bij te wonen. Zij kunnen verzoeken, dat zij aanwijzingen mogen doen of inlichtingen mogen geven of dat bepaalde opmerkingen in het proces-verbaal worden vermeld.

Artikel

43

Artikel

44

Artikel

45

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

Artikel

49

De termijn, welke tusschen den dag, waarop de dagvaarding aan den beschuldigde is beteekend en dien der zitting, waartoe hij is gedagvaard, moet verstrijken, bedraagt:

  • 1°.

    indien de beschuldigde in het Rijk in Europa een bekende woon- of verblijfplaats heeft, tenminste zeven dagen;

  • 2°.

    indien de beschuldigde in het Rijk in Europa geen bekende woon- of verblijfplaats noch een bijzonderen vertegenwoordiger heeft:

    • a.

      ingeval hij een bekende woonplaats heeft in België, Denemarken, Duitschland, Frankrijk, Groot-Brittannië en Ierland, Liechtenstein, Luxemburg, Monaco, Oostenrijk of Zwitserland, terminste één maand,

    • b.

      ingeval hij elders in Europa een bekende woonplaats heeft, tenminste twee maanden,

    • c.

      in alle andere gevallen tenminste drie maanden.

Artikel

50

Artikel

51

Artikel

52

Artikel

53

Artikel

54

Artikel

55

Artikel

56

Indien de beschuldigde of een der personen, in artikel 48 bedoeld, de Nederlandsche taal niet verstaat of niet of slechts zeer gebrekkig hooren of spreken kan, vindt artikel 191 van het Wetboek van Strafvordering overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat het daar ten aanzien van den rechter-commissaris bepaalde ten deze voor den voorzitter geldt.

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

Artikel

60

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

Artikel

65

Titel

V

Van het fiat executie

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

69

Artikel

70

Artikel

71

Nadat omtrent de verleening van het fiat executie is beslist, worden alle op de zaak betrekkelijke stukken onverwijld wederom toegezonden aan Onze Minister van Veiligheid en Justitie, die deze doet toekomen aan het Tribunaal, dat de uitspraak heeft gewezen.

Artikel

72

Titel

VI

Van verzoeken om invrijheidstelling

Artikel

73

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Vervallen

Artikel

76

Vervallen

Artikel

76a

Vervallen

Titel

VII

Slotbepalingen

Artikel

78

In alle gevallen, waarin ingevolge de bepalingen van dit besluit bij de behandeling van zaken door het Tribunaal de inachtneming van bepaalde vormen of termijnen is voorgeschreven, heeft verzuim van den voorgeschreven vorm of niet-inachtneming van den gestelden termijn, ook indien daarop bij eenig toepasselijk verklaard artikel van het Wetboek van Strafvordering nietigheid is gesteld, alleen dan nietigheid ten gevolge, indien het Tribunaal, gelet op de omstandigheden en de belangen van den ter zake betrokken persoon, tot de nietigverklaring termen aanwezig acht. Zooveel mogelijk draagt het Tribunaal zorg voor het herstel van het verzuim onder aanwijzing van de verrichtingen, welke daartoe opnieuw zullen geschieden.

Artikel

79

De bepalingen der wet van 18 April 1874 (Staatsblad, No. 66) tot vaststelling der tarieven van gerechtskosten in strafzaken, waarvan de gewone rechter kennis neemt, zooals deze wet sedert is gewijzigd, alsmede de bepalingen tot uitvoering dier wet zijn ten aanzien van de kosten in zaken, waarvan de Tribunalen kennis nemen, voor zooveel mogelijk en voor zoover door Ons niet anders mocht worden bepaaldt, van overeenkomstige toepassing.

Artikel

80

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Londen
WILHELMINA.
De Minister voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk, P. S. GERBRANDY.
De Minister van Algemeene Zaken, VAN BOEIJEN.
De Minister van Buitenlandsche Zaken, E. N. VAN KLEFFENS.
De Minister van Justitie, G. J. VAN HEUVEN GOEDHART.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, G. BOLKESTEIN.
De Minister van Financiën, J. VAN DEN BROEK.
De Minister van Oorlog, VAN LIDTH DE JEUDE.
De Minister van Marine, J. Th. FURSTNER.
De Minister van Waterstaat, J. W. ALBARDA.
De Minister van Handel, Nijverheid en Landbouw a.i., J. VAN DEN BROEK.
De Minister van Scheepvaart en Visscherij, DE BOOY.
De Minister van Sociale Zaken, J. VAN DEN TEMPEL.
De Minister van Koloniën, H. J. VAN MOOK.
De Minister zonder Portefeuille, E. MICHELS VAN VERDUIJNEN.
De Minister van Justitie, G. J. VAN HEUVEN GOEDHART.