Besluit van 20 januari 1947, tot vaststelling van een algemeenen maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de Mijnwet 1903 (Staatsblad 1904, N°. 73)

Groevenreglement 1947

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onzen Minister van Economische Zaken van 14 November 1946, N°. 87572, Afdeeling Mijnwezen;
Gelet op artikel 9, tweede lid, van de Mijnwet 1903 (Staatsblad 1904, N°. 73) zooals deze is gewijzigd laatstelijk bij de wet van 20 Juni 1938 (Staatsblad N°. 521);
Den Raad van State gehoord (advies van 17 December 1946, N°. 25);
Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 11 Januari 1947, N°. 99034, Afdeeling Mijnwezen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

Na het verstrijken van den in het vorig artikel bedoelden termijn zendt het gemeentebestuur de aanvraag met bijlagen en de ingebrachte bedenkingen, vergezeld van een verklaring, dat aan het bepaalde in de artikelen 4 en 5 is voldaan, aan den Inspecteur-Generaal der Mijnen.

Artikel

7

Bij de bekendmaking van de beschikking op de aanvraag om vergunning zendt Onze Minister van Economische Zaken de aanvrager een door hem gewaarmerkt exemplaar van de in artikel 3, tweede lid, onder a, bedoelde kaart. Aan Gedeputeerde Staten en aan de betrokken gemeentebesturen wordt mededeling van de beschikking gedaan door toezending van een afschrift.

Artikel

8

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

De vergunninghouder is verplicht zorg te dragen, dat op een door Onze Minister van Economische Zaken goed te keuren plaats een groevenboek aanwezig is, waarin de ambtenaren van het Staatstoezicht op de Mijnen hun bezoeken kunnen aanteekenen, zoomede de opmerkingen, waartoe die bezoeken hun aanleiding hebben gegeven.

Artikel

13

In de groeve mogen geen werkzaamheden worden verricht door andere personen, dan die daartoe aangewezen zijn door dengene, op wien ingevolge artikel 9 de zorg voor de naleving van de bij of krachtens dit Reglement gegeven voorschriften rust.

Artikel

14

Artikel

15

Onder gebouwen, land-, spoor- en waterwegen of binnen een afstand van vijf en twintig meters daarvan mogen geen ontginningswerkzaamheden of andere uitgravingen plaats vinden zonder schriftelijke toestemming van Onze Minister van Economische Zaken. Aan deze toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden.

Artikel

16

Artikel

17

Artikel

18

Artikel

19

Artikel

20

Artikel

21

Artikel

22

Zoodra een groeve gedurende een geheel jaar buiten gebruik is geweest, moet de vergunninghouder hiervan schriftelijk kennis geven aan Onze Minister van Economische Zaken; deze is bevoegd voor te schrijven, dat de toegangen tot de groeve op een door hem aan te geven wijze worden afgesloten.

Artikel

23

Artikel

24

Het is aan onbevoegden verboden een overeenkomstig artikel 22 of artikel 23 afgesloten groeve te betreden.

Artikel

25

De vergunning kan worden ingetrokken, indien:

  • a.

    de te harer verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken, dat de vergunning niet zou zijn verleend als bij de beslissing de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest;

  • b.

    de omstandigheden, op grond waarvan zij werd verleend, zich zodanig hebben gewijzigd, dat de vergunning niet zou zijn verleend als op het tijdstip van de beslissing de gewijzigde omstandigheden aanwezig waren geweest;

  • c.

    zij met het oog op gevaar voor lichamelijke schade niet gehandhaafd kan blijven;

  • d.

    blijkt, dat aan een of meer voorwaarden, waaronder zij is verleend, niet wordt voldaan.

Artikel

26

Onverminderd het in artikel 2, eerste lid, bepaalde, worden aanvragen om vergunning of tot het nemen van enige andere in dit reglement voorziene beslissing gericht tot Onze Minister van Economische Zaken, doch ingediend bij de Inspecteur-Generaal der Mijnen.

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Artikel

29

Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

Amsterdam
WILHELMINA.
De Minister van Economische Zaken, HUYSMANS.
De Minister van Justitie, J. H. VAN MAARSEVEEN.