Wet van 27 januari 1950, tot toepassing ten aanzien van het bedrijfsleven van de artikelen 80 en 152 tot en met 154 van de Grondwet
Wet op de Sociaal-Economische Raad
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Eerste
hoofdstuk
Van de Sociaal-Economische Raad
Titel
I
Van de zetel en de taak
Artikel
2
De Raad heeft, onverminderd de hem bij de vijfde titel van dit hoofdstuk opgedragen adviserende functie, tot taak een het algemeen belang dienende werkzaamheid van het bedrijfsleven te bevorderen, alsmede het belang van het bedrijfsleven en de daartoe behorende personen te behartigen.
Titel
II
Van de samenstelling en inrichting
§
1
Algemene bepaling
Artikel
3
De Raad heeft een voorzitter, een dagelijks bestuur, een algemeen secretaris en, bij toepassing van artikel 19, een of meer commissies uit zijn midden.
§
2
Van de Raad
Artikel
4
2
Van de leden worden ten minste twee derden benoemd door de door Ons aan te wijzen organisaties van ondernemers en van werknemers en de overige door Ons. Voor aanwijzing komen slechts in aanmerking naar Ons oordeel algemeen erkende centrale en andere representatieve organisaties van ondernemers en naar Ons oordeel algemeen erkende centrale organisaties van werknemers.
4
Door organisaties van werknemers worden evenveel leden benoemd als door organisaties van ondernemers.
5
Door Ons wordt bepaald:
-
a.
het aantal leden van de Raad;
-
b.
het aantal leden, dat elke door Ons aangewezen organisatie kan benoemen.
Artikel
5
Artikel
6
Artikel
7
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter verzekering van de naleving van het bepaalde in artikel 5 en de krachtens artikel 6 gestelde regelen.
Artikel
8
1
De leden van de Raad en hun plaatsvervangers treden om de twee jaren tegelijk af en kunnen terstond opnieuw worden benoemd.
2
De leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen te allen tijde ontslag bekomen door een schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van de Raad.
Artikel
9
De leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen een vergoeding genieten volgens regelen, door de Raad bij verordening te stellen.
Artikel
10
De leden van de Raad en hun plaatsvervangers zijn verplicht tot geheimhouding van alle zaken- en bedrijfsgeheimen, welke zij in hun hoedanigheid vernemen, en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan de Raad of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd, of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moeten begrijpen.
§
3
Van de voorzitter
Artikel
11
1
De voorzitter wordt door Ons uit de leden van de Raad benoemd en kan door Ons worden geschorst en ontslagen. De Raad wordt gehoord, alvorens Ons een voordracht tot benoeming of ontslag wordt gedaan.
2
De voorzitter heeft twee plaatsvervangers, die door de Raad uit zijn midden worden benoemd en door deze kunnen worden geschorst en ontslagen.
3
De benoeming van de plaatsvervangende voorzitters geschiedt in dier voege, dat uit elk van de groepen: leden, benoemd door organisaties van ondernemers, leden, benoemd door organisaties van werknemers, en overige leden, met uitzondering van de groep, waaruit de voorzitter is benoemd, een hunner wordt benoemd.
Artikel
12
Artikel
13
De artikelen 9 en 10 zijn ten aanzien van de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van overeenkomstige toepassing.
§
4
Van het dagelijks bestuur
Artikel
14
1
Behoudens het bepaalde in het volgende lid benoemt de Raad uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur.
Artikel
15
De artikelen 9 en 10 zijn ten aanzien van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.
§
5
Van het secretariaat
Artikel
16
1
De Raad heeft een secretariaat, dat bestaat uit een algemeen secretaris, een of meer secretarissen en ander personeel.
Artikel
17
1
De algemeen secretaris en de secretarissen kunnen noch zelf een onderneming drijven, noch in dienst zijn van een natuurlijke of rechtspersoon, die een onderneming drijft, noch enige andere functie ten behoeve van zulk een natuurlijke of rechtspersoon vervullen, tenzij naar het oordeel van de Raad daardoor een goede vervulling van hun functie niet wordt belemmerd. Onder onderneming wordt mede verstaan een bedrijf, waarmede niet wordt beoogd het maken van winst.
Artikel
18
Artikel 10 is ten aanzien van het personeel van het secretariaat van overeenkomstige toepassing.
§
6
Van de commissies uit het midden van de Raad
Artikel
19
Titel
III
Van de werkwijze
Artikel
20
De Raad vergadert niet, indien blijkens de presentielijst niet meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen. Nadat tweemaal tot een vergadering is opgeroepen, zonder dat meer dan de helft van de zitting hebbende leden is opgekomen, wordt de daarna uitgeschreven vergadering gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.
Artikel
21
De leden van de Raad zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergaderingen hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.
Artikel
22
De leden van de Raad stemmen zonder last of ruggespraak.
Artikel
23
De leden van de Raad onthouden zich van medestemmen over zaken, die hun, hun echtgenoten of hun geregistreerde partners of hun bloed- of aanverwanten tot de derde graad ingesloten, persoonlijk aangaan.
Artikel
24
Artikel
25
1
Een stemming is nietig, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, die zich niet van medestemmen moeten onthouden, aan de stemming heeft deelgenomen.
2
Bij stemming over personen worden leden, die blanco briefjes hebben ingeleverd, voor de toepassing van dit artikel geacht aan de stemming te hebben deelgenomen.
Artikel
26
Artikel
27
Artikel
28
1
Onze Ministers zijn bevoegd de door de Raad en de commissies uit zijn midden te houden vergaderingen bij te wonen en zich daarin door een of meer door hen aan te wijzen personen te doen bijstaan, dan wel zich daarin door een of meer zodanige personen te doen vertegenwoordigen. Zowel zij als hun vertegenwoordigers hebben in deze vergaderingen een raadgevende stem.
Artikel
29
De artikelen 20 tot en met 27 zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het dagelijks bestuur.
Artikel
30
De Raad vraagt de adviezen, welke hij voor de vervulling van zijn taak nodig acht.
Artikel
31
De Raad kan bij verordening nadere regelen stellen betreffende zijn werkwijze.
Titel
IV
Van de vervulling van de taak
Artikel
32
1
De Raad maakt ten aanzien van de onderwerpen, waarvan de regeling of nadere regeling bij de wet aan hem is overgelaten, de verordeningen, die hij ter vervulling van zijn in artikel 2 omschreven taak nodig oordeelt.
Artikel
33
De wet bepaalt, voor wie de verordeningen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, bindende regelen kunnen inhouden.
Artikel
34
Vervallen
Artikel
35
De Raad kan met betrekking tot de vervulling van zijn in artikel 2 omschreven taak, bij verordening zijn bevoegdheden - met uitzondering van de bevoegdheid tot het maken van verordeningen en die tot het vaststellen ingevolge artikel 52, derde lid, van het bedrag der inkomsten en uitgaven -, delegeren aan de voorzitter, het dagelijks bestuur of een commissie uit zijn midden.
Artikel
36
De Raad verleent de bij of krachtens een wet tot uitvoering daarvan gevorderde medewerking. Tot de gevorderde medewerking kan mede behoren het stellen van nadere regelen bij verordening.
Artikel
37
Tenzij het voorschrift, waarbij de medewerking wordt ingeroepen, anders bepaalt, kan de Raad bij verordening zijn bevoegdheden, voortvloeiend uit de gevorderde medewerking, met uitzondering van het stellen van nadere regelen bij verordening, delegeren aan een commissie uit zijn midden.
Artikel
38
Artikel
38a
Vervallen
Artikel
39
De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in en buiten rechte.
Artikel
40
De Raad dient desgevraagd Onze Ministers van bericht over alle aangelegenheden de Raad betreffende.
Titel
V
Van de adviezen van de Raad
Artikel
41
De Raad adviseert op schriftelijk verzoek van Onze Ministers of van een van beide Kamers der Staten-Generaal en kan Onze Ministers uit eigen beweging adviseren over de uitvoering van deze wet en andere aangelegenheden van sociale of economische aard. Indien Onze Ministers de Raad advies vragen, geven zij daarbij aan binnen welke termijn het advies wordt verwacht. Artikel 20, tweede, vijfde en zesde lid, alsmede artikel 23, van de Kaderwet adviescolleges is voor de toepassing van deze titel niet van toepassing.
Artikel
42
Artikel
43
1
In afwijking van de Kaderwet adviescolleges stelt de Raad, op verzoek van Onze betrokken Ministers, commissies ter behandeling van bepaalde onderwerpen in. De samenstelling van deze commissies, waarin ook personen buiten de Raad zitting kunnen hebben, geschiedt in overleg met Onze Ministers.
2
De Raad legt desgevraagd bij zijn advies dat van een overeenkomstig het voorgaande lid ingestelde commissie over.
Artikel
44
De Raad kan de commissies, bedoeld in de artikelen 42 en 43, machtigen namens hem van advies te dienen. Zodanige machtiging wordt niet verleend voor een op verzoek van een Onzer Ministers uit te brengen advies, waarvan deze bepaaldelijk heeft verzocht, dat het door de Raad zelf wordt uitgebracht.
Artikel
45
Titel
VI
Van de geldmiddelen
§
1
Van de begroting
Artikel
46
1
Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks voor 1 October aan de Raad een begroting der inkomsten en uitgaven in het komende kalenderjaar aan, vergezeld van de nodige toelichting en bescheiden.
Artikel
47
De begroting wordt vastgesteld door de Raad en behoeft de goedkeuring van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel
48
1
De door de Raad vastgestelde begroting wordt Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor 15 November ter goedkeuring aangeboden.
2
Indien zij niet voor de aanvang van het jaar, waarvoor zij moet dienen, is goedgekeurd, kan de Raad door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid worden gemachtigd uitgaven te doen uit die posten, alsmede die inkomsten te innen, waartegen bij Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geen bedenking bestaat.
Artikel
49
1
Indien de Raad weigert de hem bij de wet opgelegde uitgaven op de begroting te brengen, geschiedt dit door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
2
Indien in dat geval de geraamde inkomsten niet toereikend zijn en de Raad weigert nieuwe middelen tot dekking voor te dragen, worden de overige niet bij de wet aan de Raad opgelegde uitgaven door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zodanige reden verminderd, dat tussen de inkomsten en uitgaven evenwicht is.
Artikel
50
Vervallen
§
2
Van het beheer en de rekening en verantwoording
Artikel
51
Het dagelijks bestuur beheert het vermogen en de inkomsten en uitgaven van de Raad, met dien verstande, dat de Raad ter zake bij verordening regelen kan stellen.
Artikel
52
1
Het dagelijks bestuur doet aan de Raad rekening en verantwoording van het beheer over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de rekening der inkomsten en uitgaven.
2
De jaarrekening wordt, met alle daarbij behorende bescheiden en met vermelding van hetgeen het dagelijks bestuur tot zijn verantwoording dienstig acht, aan de Raad overgelegd voor 1 april van het jaar volgend op het jaar, waarop zij betrekking heeft. Zij wordt ten kantore van het secretariaat voor een ieder ter lezing nedergelegd en, tegen betaling der kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de nederlegging en verkrijgbaarstelling geschiedt openbare kennisgeving, welke ten minste twee weken voorafgaat aan de beraadslagingen, bedoeld in het vierde lid.
3
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de Raad aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verklaring heeft mede betrekking op de rechtmatige verkrijging en besteding van de middelen.
Artikel
53
De Raad is verplicht aan Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de door hem aangewezen deskundigen alle door hen met betrekking tot de inkomsten en uitgaven gevraagde inlichtingen te verstrekken en desgevraagd inzage in de boeken te geven.
§
3
Middelen
Artikel
54
1
De middelen ter dekking van uitgaven van de Raad, voor zover die niet door andere inkomsten worden gedekt, komen ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds, bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen.
2
De Raad stelt in de begroting het bedrag dat ten laste komt van het Algemeen Werkloosheidsfonds, vast.
Artikel
55
Titel
VII
Van het toezicht op de Raad
Artikel
56
Artikel
57
Vervallen
Artikel
58
De besluiten van de Raad, de voorzitter, het dagelijks bestuur en de commissies uit het midden van de Raad kunnen bij koninklijk besluit worden vernietigd.
Artikel
59
Het koninklijk besluit tot vernietiging of tot schorsing, dan wel tot verlenging of opheffing van een schorsing wordt in het Staatsblad geplaatst.
Artikel
60
Vervallen
Artikel
61
Vervallen
Artikel
62
Vervallen
Artikel
63
Vervallen
Artikel
64
Vervallen
Artikel
65
1
De Raad brengt jaarlijks voor 1 april aan Onze Ministers verslag uit omtrent zijn werkzaamheden en die van de commissies, bedoeld in de artikelen 19, 42 en 43, in het afgelopen kalenderjaar.
Tweede
hoofdstuk
Van de bedrijfslichamen
Titel
I
Van de instelling en de taak
Artikel
66
Vervallen
Artikel
67
Vervallen
Artikel
68
Vervallen
Artikel
69
Vervallen
Artikel
70
Vervallen
Artikel
70A
Vervallen
Artikel
71
Vervallen
Titel
II
Van de samenstelling en inrichting
§
1
Algemene bepaling
Artikel
72
Vervallen
§
2
Van het bestuur
Artikel
73
Vervallen
Artikel
74
Vervallen
Artikel
75
Vervallen
Artikel
76
Vervallen
Artikel
77
Vervallen
§
3
Van de voorzitter
Artikel
78
Vervallen
Artikel
79
Vervallen
Artikel
80
Vervallen
Artikel
81
Vervallen
Artikel
82
Vervallen
Artikel
83
Vervallen
§
4
Van het dagelijks bestuur
Artikel
84
Vervallen
Artikel
85
Vervallen
§
5
Van het secretariaat
Artikel
86
Vervallen
Artikel
87
Vervallen
§
6
Van de commissies uit het midden van het bestuur en van de andere organen, bedoeld in artikel 72, eerste lid
Artikel
88
Vervallen
Artikel
88a
Vervallen
Titel
III
Van de werkwijze der organen
Artikel
89
Vervallen
Artikel
90
Vervallen
Artikel
91
Vervallen
Artikel
92
Vervallen
Artikel
92a
Vervallen
Titel
IV
Van de vervulling van de taak
Artikel
93
Vervallen
Artikel
94
Vervallen
Artikel
95
Vervallen
Artikel
96
Vervallen
Artikel
97
Vervallen
Artikel
98
Vervallen
Artikel
99
Vervallen
Artikel
100
Vervallen
Artikel
101
Vervallen
Artikel
102
Vervallen
Artikel
103
Vervallen
Artikel
104
Vervallen
Artikel
105
Vervallen
Artikel
106
Vervallen
Artikel
106a
Vervallen
Artikel
107
Vervallen
Artikel
108
Vervallen
Titel
V
Van de voorzieningen tot gemeenschappelijke behartiging van belangen van bedrijfslichamen
Artikel
109
Vervallen
Artikel
110
Vervallen
Artikel
111
Vervallen
Artikel
112
Vervallen
Artikel
113
Vervallen
Artikel
114
Vervallen
Artikel
115
Vervallen
Artikel
116
Vervallen
Artikel
117
Vervallen
Titel
VI
Van de geldmiddelen
§
1
Van de begroting
Artikel
118
Vervallen
Artikel
119
Vervallen
Artikel
120
Vervallen
Artikel
121
Vervallen
Artikel
122
Vervallen
Artikel
122a
Vervallen
§
2
Van het beheer en de rekening en verantwoording
Artikel
123
Vervallen
Artikel
124
Vervallen
Artikel
125
Vervallen
Artikel
125a
Vervallen
§
3
Van de inkomsten
Artikel
126
Vervallen
Artikel
127
Vervallen
Artikel
127a
Vervallen
Titel
VII
Van het toezicht op de bedrijfslichamen
Artikel
128
Vervallen
Artikel
128a
Vervallen
Artikel
129
Vervallen
Artikel
130
Vervallen
Artikel
131
Vervallen
Artikel
132
Vervallen
Artikel
133
Vervallen
Artikel
134
Vervallen
Artikel
135
Vervallen
Artikel
136
Vervallen
Artikel
137
Vervallen
Artikel
137a
Vervallen
Derde
hoofdstuk
Slotbepalingen
Artikel
138
Voor oprichting van of deelneming in andere rechtspersonen behoeft de Raad de toestemming van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Artikel
139
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor de elektronische toegankelijkheid van de teksten van verordeningen die op grond van artikel 106a van deze wet, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop het is vervallen, in geconsolideerde vorm voor een ieder beschikbaar zijn gesteld door middel van plaatsing op internet.
Artikel
140
Het beroep tegen besluiten en handelingen van de Raad wordt door de wet geregeld.
Artikel
142
Vervallen
Artikel
143
Vervallen
Artikel
144
Vervallen
Artikel
145
Vervallen
Artikel
146
Vervallen
Artikel
147
Vervallen
Artikel
148
Vervallen
Artikel
149
Vervallen
Artikel
150
Vervallen
Artikel
151
Vervallen
Artikel
152
Vervallen
Artikel
153
Vervallen
Artikel
154
Vervallen
Artikel
155
Vervallen
Artikel
156
Vervallen
Artikel
157
Vervallen
Artikel
158
Vervallen
Artikel
159
Vervallen
Artikel
160
Vervallen
Artikel
161
Vervallen
Artikel
162
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld ter bevordering van een goede uitvoering van deze wet.
Artikel
163
Deze wet wordt aangehaald als: Wet op de Sociaal-Economische Raad.
Artikel
164
Vervallen
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.