Wet van 5 april 1951, houdende nieuwe bepalingen tot wering en bestrijding van organismen, schadelijk voor de landbouw

Plantenziektenwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe bepalingen vast te stellen tot wering en bestrijding van organismen, welke schadelijk zijn voor de Landbouw;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

  • b.

    "directeur": directeur van de Plantenziektenkundige Dienst alsmede de ambtenaar die hem vervangt;

  • c.

    "instelling": privaatrechtelijke rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid, bedoeld in artikel 9;

  • d.

    "bedrijfslichaam": produktschap of bedrijfschap, bedoeld in artikel 66 van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (Stb. 1950, K22);

  • e.

    "schadelijke organismen": voor planten of plantaardige produkten schadelijke organismen van dierlijke of plantaardige aard, alsmede virussen, mycoplasma's, viroïden, rickettsia’s of andere ziekteverwekkers;

  • f.

    "planten": levende planten en levende delen van planten, met inbegrip van verse vruchten en zaden;

  • g.

    "plantaardige produkten": voortbrengselen van plantaardige oorsprong die niet verwerkt zijn of die slechts een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, voor zover het geen planten betreft;

  • h.

    "verhandelen": verkopen, te koop aanbieden of afleveren alsmede met het oog daarop voorhanden of in voorraad hebben;

  • i.

    "invoeren": brengen in Nederland;

  • j.

    "uitvoeren": brengen buiten Nederland;

  • k.

    "telen": brengen of houden van planten in grond of in een ander cultuurmedium.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

3a

Artikel

4

Onze Minister is bevoegd in gevallen waarin de schade, welke het gevolg is van het toepassen van krachtens artikel 3 gegeven voorschriften, onevenredig zwaar op een of meer personen zou drukken, uit ’s Rijks schatkist een tegemoetkoming te verlenen in de geleden schade.

Artikel

5

Onze Minister kan, wanneer de toepassing van artikel 3 tot onbillijkheden aanleiding zou geven door of vanwege de directeur op ’s Rijks kosten bepaalde maatregelen tot wering en bestrijding van schadelijke organismen doen nemen.

Artikel

6

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen voorschriften worden gegeven betreffende het invoeren of kweken van parasieten van schadelijke organismen.

Artikel

6a

Artikel

7

Onze Minister is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang ter handhaving van bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

8

Artikel

8a

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

12

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Tegen een op grond van deze wet genomen besluit kan een belanghebbende beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

Artikel

17

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

17a

De Bloembollenziektenwet 1937 (S. no. 639 L) wordt ingetrokken met ingang van een bij koninklijk besluit nader te bepalen tijdstip.

Artikel

18

Deze wet kan worden aangehaald onder de titel van Plantenziektenwet.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, MANSHOLT.
De Minister van Justitie, H. MULDERIJE.