Artikel
1
In de bij of krachtens deze wet vastgestelde voorschriften wordt verstaan onder:
toestellen: technische voortbrengselen, die worden gebruikt of zijn bestemd tot gebruik op een zodanige wijze, dat daarin aanwezig kan zijn damp onder een hogere druk dan die van de dampkring of vloeistof bij een temperatuur, waarbij de dampspanning van deze stof hoger is dan die van de dampkring;
stoomketels: toestellen, waarin water wordt verhit door toevoer van warmte, welke niet is onttrokken aan een ander toestel, waarop deze wet van toepassing is;
stoomtoestellen: stoomketels alsmede toestellen, welke met deze zodanig worden verbonden, dat tussen het toestel en de stoomketel overdracht van warmte door middel van damp of vloeistof plaats vindt;
dampketels: toestellen, waarin een andere vloeistof dan water wordt verhit door toevoer van warmte welke niet is onttrokken aan een ander toestel, waarop deze wet van toepassing is;
damptoestellen: dampketels alsmede toestellen, welke met deze zodanig worden verbonden, dat tussen het toestel en de dampketel overdracht van warmte door middel van damp of vloeistof plaats vindt;
toebehoren: technische voortbrengselen, strekkende om het veilig gebruik van stoomtoestellen of damptoestellen te bevorderen;
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.