Wet van 31 oktober 2002, houdende regels met betrekking tot het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen en met betrekking tot met de mijnbouw verwante activiteiten (Mijnbouwwet)

Mijnbouwwet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het bestaande samenstel van wettelijke regelingen inzake het onderzoek naar en het winnen van delfstoffen te vervangen door een nieuwe regeling, die aan de thans te stellen eisen voldoet, en enige regels te stellen met betrekking tot bepaalde met mijnbouw verwante activiteiten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

1

Definities en algemene bepalingen

Artikel

1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    delfstoffen: in de ondergrond aanwezige mineralen of substanties van organische oorsprong, in een aldaar langs natuurlijke weg ontstane concentratie of afzetting, in vaste, vloeibare of gasvormige toestand, met uitzondering van brongas, kalksteen, grind, zand, klei, schelpen en mengsels daarvan;

  • b.

    aardwarmte: in de ondergrond aanwezige warmte die aldaar langs natuurlijke weg is ontstaan;

  • c.

    continentaal plat: het onder de Noordzee gelegen deel van de zeebodem en de ondergrond daarvan, waarop het Koninkrijk mede overeenkomstig het op 10 december 1982 te Montego-Bay gesloten Verdrag inzake het recht van de zee (Trb. 1983, 83) soevereine rechten heeft en hetwelk is gelegen aan de zeezijde van de in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee bedoelde lijn;

  • d.

    verkenningsonderzoek: een onderzoek, zonder gebruikmaking van een boorgat, naar de aanwezigheid van delfstoffen of naar de aanwezigheid van aardwarmte, dan wel naar nadere gegevens omtrent delfstoffen of aardwarmte;

  • e.

    opsporen van delfstoffen: onderzoek doen naar de aanwezigheid van delfstoffen, dan wel naar nadere gegevens daaromtrent, met gebruikmaking van een boorgat;

  • f.

    winnen van delfstoffen: het met gebruikmaking van een boorgat, tunnel, schacht of ander ondergronds werk onttrekken van delfstoffen aan de ondergrond anders dan in de vorm van monsters of formatiebeproevingen;

  • g.

    opsporen van aardwarmte: onderzoek doen naar de aanwezigheid van aardwarmte, dan wel naar nadere gegevens daaromtrent, met gebruikmaking van een boorgat;

  • h.

    winnen van aardwarmte: met gebruikmaking van boorgaten onttrekken van aardwarmte aan de ondergrond door het oppompen van formatiewater en het terugvoeren van dat formatiewater in het oorspronkelijke reservoirinterval, of door het uitwisselen van warmte met de ondergrond zonder het oppompen en terugvoeren van formatiewater;

  • i.

    opslaan van stoffen: het brengen of houden van stoffen op een diepte van meer dan 100 meter beneden de oppervlakte van de aardbodem, dan wel het terughalen van die stoffen, anders dan het in de ondergrond brengen of houden of daaruit terughalen van stoffen gericht op het onttrekken van aardwarmte aan de ondergrond;

  • j.

    opsporingsvergunning: een vergunning voor het opsporen van delfstoffen;

  • k.

    winningsvergunning: een vergunning voor het winnen van delfstoffen, alsmede voor het opsporen van delfstoffen;

  • l.

    opslagvergunning: een vergunning voor het opslaan van stoffen;

  • m.

    vervallen;

  • n.

    mijnbouwwerk: een werk dat behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie van werken:

    • 1°.

      ten behoeve van het opsporen of het winnen van delfstoffen of aardwarmte;

    • 2°.

      ten behoeve van het opslaan van stoffen;

    • 3°.

      die samenhangen met de in de onderdelen 1° en 2° bedoelde werken;

  • o.

    mijnbouwinstallatie: een mijnbouwwerk dat verankerd is in of aanwezig is boven de bodem van een oppervlaktewater;

  • p.

    Onze Minister: Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • q.

    opsporen van CO2-opslagcomplexen: onderzoek naar opslagcomplexen met gebruikmaking van een boorgat of door het verrichten van proeven met injectie van CO2 om het opslagvoorkomen te karakteriseren;

  • r.

    opsporingsvergunning van CO2-opslagcomplexen: een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen;

  • s.

    CO2-opslagcomplex: opslagvoorkomen voor CO2 en de omringende geologische gebieden die een weerslag kunnen hebben op de algehele integriteit van de opslag en de veiligheid ervan;

  • t.

    opslagvoorkomen: een voorkomen dat gebruikt wordt voor opslag;

  • u.

    permanent opslaan van CO2: permanent opslaan van CO2 en stoffen die daarmee in directe samenhang worden opgeslagen met uitzondering van opslag van CO2 voor onderzoeks- of ontwikkelingsdoeleinden of voor het beproeven van nieuwe producten en procedés indien de geplande opslagcapaciteit minder is dan 100 kiloton;

  • v.

    zwaar ongeval:

    • 1°.

      een incident met daarbij een explosie, brand of verlies van controle over de boorput of lekkage van olie, gas of gevaarlijke stoffen, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel,

    • 2°.

      een incident dat tot ernstige schade aan het mijnbouwwerk of de verbonden infrastructuur leidt, waarbij sprake is van of een aanzienlijke kans bestaat op slachtoffers of ernstig lichamelijk letsel,

    • 3°.

      een incident leidend tot de dood of tot ernstige verwondingen van vijf of meer personen, die aanwezig zijn op het mijnbouwwerk waar het gevaar zijn oorsprong vindt of die betrokken zijn bij een olie- of gasactiviteit in verband met het mijnbouwwerk of de verbonden infrastructuur of

    • 4°.

      een zwaar milieuincident dat voortvloeit uit de incidenten als bedoeld onder a, b en c en dat leidt of naar verwachting zal leiden tot aanzienlijke negatieve gevolgen voor het milieu, als bedoeld in richtlijn 2004/35/EG;

  • w.

    kennisgeving: een schriftelijke aankondiging van een voorgenomen activiteit;

  • x.

    exploitant: een houder van een vergunning voor het opsporen of winnen van koolwaterstoffen of indien er meerdere houders van de vergunning zijn, één van de vergunninghouders die overeenkomstig artikel 22, vijfde lid, is aangewezen om de feitelijke werkzaamheden te verrichten of daartoe opdracht te verlenen;

  • y.

    boorgatactiviteit: elke activiteit, met inbegrip van het opschorten daarvan, met betrekking tot een boorgat waarbij per ongeluk stoffen kunnen vrijkomen, wat mogelijk tot een zwaar ongeval kan leiden, waarbij het in ieder geval gaat om:

    • 1°.

      het boren van een boorgat ten behoeve van de opsporing of winning van koolwaterstoffen,

    • 2°.

      het herstellen of aanpassen van een boorgat of

    • 3°.

      het definitief verlaten van een boorgat;

  • z.

    gecombineerde activiteit:

    • 1°.

      een activiteit die wordt uitgevoerd vanaf een mijnbouwwerk samen met één of meerdere andere mijnbouwwerken ten behoeve van aan het andere mijnbouwwerk gerelateerde doeleinden, waarbij de risico’s voor de veiligheid van personen of de bescherming van het milieu op één of alle mijnbouwwerken aanzienlijk wordt beïnvloed of

    • 2°.

      het gelijktijdig uitvoeren van werkzaamheden;

  • aa.

    onafhankelijke verificatie: een beoordeling en bevestiging van de geldigheid van bepaalde schriftelijke verklaringen, door een entiteit of organisatorisch onderdeel van de vergunninghouder of eigenaar van een mijnbouwwerk die niet onder de controle of invloed valt van de entiteit die of het organisatorisch onderdeel dat de verklaringen gebruikt;

  • ab.

    productie-installatie: een mijnbouwwerk dat gebruikt wordt voor het winnen of bewerken van koolwaterstoffen, met uitzondering van installaties, die bij of krachtens de Omgevingswet, de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet veiligheidsregio’s zijn aangewezen voor de uitvoering van de Seveso-richtlijn en buisleidingen waarvoor bij of krachtens de Omgevingswet een veiligheidsbeheerssysteem verplicht is gesteld;

  • ac.

    niet-productie-installatie: een mijnbouwwerk niet zijnde een productie-installatie en niet zijnde een mijnbouwwerk bestemd voor:

    • 1°.

      het winnen van zout;

    • 2°.

      het winnen van aardwarmte;

    • 3°.

      het opslaan van stoffen;

    • 4°.

      een installatie, die bij of krachtens de Omgevingswet is aangewezen voor de uitvoering van de Seveso-richtlijn of

    • 5°.

      een buisleiding waarvoor bij of krachtens de Omgevingswet een veiligheidsbeheerssysteem verplicht is gesteld;

  • ad.

    richtlijn 2013/30/EU: richtlijn 2013/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU 2013, L 178);

  • ae.

    richtlijn 2008/56/EG: richtlijn 2008/56/EG van het Europees parlement en de Raad van 17 juni 2008 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie) (PbEU 2008, L 164);

  • af.

    essentiële wijziging: wezenlijke verandering die de kern betreffen;

  • ag.

    pijpleiding:

    • 1°.

      leiding die twee of meer mijnbouwwerken met elkaar verbindt ten behoeve van het vervoer van stoffen, te rekenen vanaf de eerste isolatieafsluiter van het mijnbouwwerk;

    • 2°.

      andere leiding dan bedoeld onder 1°, aan te wijzen door Onze Minister, die een mijnbouwwerk verbindt met een ander werk ten behoeve van het vervoer van stoffen te rekenen vanaf de eerste isolatieafsluiter van het mijnbouwwerk;

  • ah.

    risicobeoordeling: wetenschappelijke of anderszins geobjectiveerde beoordeling, die bestaat uit een gevareninventarisatie, gevarenkarakterisatie, blootstellingschatting en risicokarakterisatie;

  • ai.

    beheerder: natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico een pijpleiding of kabel wordt aangelegd, gebruikt dan wel in stand gehouden;

  • aj.

    buiten werking: een situatie, waarin een mijnbouwwerk, kabel of pijpleiding, bestemd voor het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte dan wel het opslaan van stoffen of het opsporen van CO2-opslagcomplexen niet meer als zodanig in werking is;

  • ak.

    buiten gebruik stellen van een boorgat: het permanent afsluiten van een boorgat;

  • al.

    kabel: leiding voor het vervoer van elektriciteit of elektronische signalen die:

    • 1°.

      twee of meer mijnbouwwerken verbindt of

    • 2°.

      tussen een mijnbouwwerk en een ander werk ligt en door Onze Minister is aangewezen;

  • am.

    toewijzing zoekgebied aardwarmte: het exclusieve recht om in een bepaald gebied een startvergunning aardwarmte aan te vragen;

  • an.

    startvergunning aardwarmte: een vergunning om aardwarmte op te sporen en gedurende de looptijd van de vergunning te winnen;

  • ao.

    vervolgvergunning aardwarmte: een vergunning om aardwarmte gedurende de looptijd van de vergunning te winnen;

  • ap.

    uitvoerder aardwarmte: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 24z, die in opdracht van de vergunninghouder de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot het opsporen en winnen van aardwarmte uitvoert of daartoe opdracht verleent;

  • aq.

    invloedssfeer: gebied in de ondergrond waar als gevolg van winning van aardwarmte een daling in temperatuur plaatsvindt.

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

De rechthebbende ten aanzien van de oppervlakte van de aardbodem, die een gedoogplicht heeft als bedoeld in artikel 10.9 van de Omgevingswet, heeft recht op een door Onze Minister vast te stellen vergoeding voor het gebruik van de oppervlakte van de houder van een vergunning voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen, het opsporen of winnen van delfstoffen of aardwarmte, dan wel het opslaan van stoffen, onverminderd het recht dat de rechthebbende ten aanzien van de oppervlakte heeft op vergoeding van de door deze activiteiten veroorzaakte schade, bedoeld in afdeling 15.2 van de Omgevingswet. De hoogte van de vergoeding voor het gebruik is afhankelijk van de impact van het mijnbouwwerk op de gebruiksrechten en waarde van de oppervlakte voor de rechthebbende ten aanzien van de oppervlakte.

Artikel

5

Vervallen

Artikel

5a

Onze Minister draagt zorg voor de instelling van een onafhankelijk wetenschappelijk kennisprogramma, waarin de inbreng van nationale en internationale wetenschappers en deskundigen is geborgd.

Hoofdstuk

2

Vergunningen voor opsporen en winnen van delfstoffen

§

2.1

Algemene bepalingen

Artikel

6

Het is verboden zonder vergunning van Onze Minister:

  • a.

    delfstoffen op te sporen;

  • b.

    delfstoffen te winnen.

Artikel

7

Artikel

7a

Vervallen

Artikel

8

Een winningsvergunning wordt slechts verleend, indien aannemelijk is dat de delfstoffen binnen het gebied waarvoor de vergunning zal gelden economisch winbaar zijn.

Artikel

9

Artikel

9a

Artikel

10

§

2.2

Beperkingen en voorschriften

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Een vergunning kan onder andere beperkingen dan die bedoeld in artikel 11 worden verleend of aan een vergunning kunnen andere voorschriften dan die bedoeld in de artikelen 12 en 98 worden verbonden uitsluitend in verband met:

  • a.

    de manier waarop de aanvrager voornemens is de activiteiten voor opsporing of winning te verrichten, waaronder de bij die activiteiten te gebruiken technieken, hulpmiddelen of stoffen,

  • b.

    bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2.24 van de Omgevingswet voor gebieden op land, respectievelijk in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, gestelde regels over de opsporing of winning van een delfstof door middel van een opsporings- of winningsinstallatie,

  • c.

    bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 49 gestelde regels over:

    • 1°.

      het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van een gebied van de opsporing of winning van een delfstof,

    • 2°.

      de diepte waarop een activiteit plaatsvindt,

    • 3°.

      de soort activiteit, of

    • 4°.

      de soort delfstof,

  • d.

    de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan,

  • e.

    het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot opslaan van stoffen,

  • f.

    de nadelige gevolgen die voor het milieu worden veroorzaakt,

  • g.

    de nadelige gevolgen die voor de natuur worden veroorzaakt, of

  • h.

    het belang van de landsverdediging.

§

2.3

Procedure

Artikel

14

Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent de wijze waarop de aanvraag om een vergunning dient te geschieden en omtrent de gegevens en de bescheiden, welke daarbij moeten worden overgelegd.

Artikel

15

Artikel

16

Artikel

17

§

2.4

Wijziging, overgang en intrekking

Artikel

18

Artikel

19

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over:

  • a.

    het splitsen van een vergunning, waardoor twee of meer vergunningen voor twee of meer gebieden ontstaan;

  • b.

    het samenvoegen van twee of meer vergunningen, waardoor een vergunning voor een gebied ontstaat.

Artikel

20

Artikel

21

§

2.5

Bijzondere bepalingen

Artikel

22

Artikel

23

Artikel

24

Dit hoofdstuk, met uitzondering van artikel 6, is niet van toepassing op het opsporen of het winnen van delfstoffen in het kader van het verkrijgen van gegevens voor zuiver wetenschappelijk onderzoek of voor het door de centrale overheid te voeren beleid. Bij het nemen van een besluit omtrent een vergunning voor deze activiteiten sluit Onze Minister aan bij de bepalingen van dit hoofdstuk, voorzover dit met het bijzondere karakter van de vergunning te verenigen is.

Artikel

24a

In aanvulling op artikel 17.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer, draagt ook de houder van een vergunning voor de opsporing of winning van koolwaterstoffen in het continentaal plat of onder de territoriale zee, de kosten voor de maatregelen genoemd in dat lid.

Hoofdstuk

2a

Toewijzing zoekgebied aardwarmte, startvergunning aardwarmte en vervolgvergunning aardwarmte

Paragraaf

1

Algemeen

Artikel

24b

Het is verboden zonder een startvergunning aardwarmte of een vervolgvergunning aardwarmte, aardwarmte op te sporen of te winnen.

Artikel

24c

Paragraaf

2

Toewijzing zoekgebied aardwarmte

Artikel

24d

Onze Minister verleent op aanvraag een toewijzing zoekgebied aardwarmte.

Artikel

24e

Artikel

24f

Artikel

24g

Artikel

24h

Artikel

24i

Artikel

24j

Artikel

24k

Artikel

24l

Artikel

24m

Indien meer dan één natuurlijke persoon of rechtspersoon een toewijzing zoekgebied aardwarmte houdt, worden zij gezamenlijk als houder van een toewijzing zoekgebied aardwarmte beschouwd.

Paragraaf

3

Startvergunning aardwarmte

Artikel

24n

Onze Minister verleent op aanvraag een startvergunning aardwarmte aan de houder van de toewijzing zoekgebied aardwarmte of aan de houder van de toewijzing zoekgebied aardwarmte en de uitvoerder aardwarmte.

Artikel

24o

Artikel

24p

Artikel

24q

Artikel

24s

Artikel

24t

Artikel

24u

Artikel

24v

Artikel

24w

Artikel

24x

Artikel

24y

Indien bij het opsporen of winnen van aardwarmte wordt geconstateerd dat de situatie van de ondergrond afwijkt van de aanvraag voor de startvergunning aardwarmte, meldt een houder van een startvergunning aardwarmte dit zo spoedig mogelijk aan Onze Minister.

Artikel

24z

Artikel

24aa

Indien meer dan één natuurlijke persoon of rechtspersoon een startvergunning aardwarmte houdt, worden zij gezamenlijk als houder van een startvergunning aardwarmte beschouwd.

Artikel

24ab

Artikel

24ac

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    het splitsen van een startvergunning aardwarmte, waardoor twee of meer startvergunningen aardwarmte voor twee of meer gebieden ontstaan;

  • b.

    het samenvoegen van delen van twee of meer startvergunningen aardwarmte, waardoor een startvergunning aardwarmte voor een gebied ontstaat.

Artikel

24ad

Paragraaf

4

Vervolgvergunning aardwarmte

Artikel

24ae

Onze Minister verleent op aanvraag een vervolgvergunning aardwarmte aan de houder van een startvergunning aardwarmte voor het gebied of een gedeelte daarvan waarop de startvergunning aardwarmte ziet.

Artikel

24af

Artikel

24ag

Artikel

24ah

Artikel

24ai

Artikel

24aj

Artikel

24ak

In een vervolgvergunning aardwarmte wordt bepaald voor welk tijdvak zij geldt en voor welke aardlaag en begrenzing daarvan zij geldt.

Artikel

24al

Artikel

24am

Artikel

24an

Indien meer dan één natuurlijke persoon of rechtspersoon een vervolgvergunning aardwarmte houden, worden zij gezamenlijk als houder van een vervolgvergunning aardwarmte beschouwd.

Artikel

24ao

Artikel

24ap

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:

  • a.

    het splitsen van een vervolgvergunning aardwarmte, waardoor twee of meer vervolgvergunningen aardwarmte voor twee of meer gebieden ontstaan;

  • b.

    het samenvoegen van delen van twee of meer vervolgvergunningen aardwarmte, waardoor een vervolgvergunning aardwarmte voor een gebied ontstaat.

Artikel

24aq

Hoofdstuk

3

Vergunningen voor het opslaan van stoffen en voor het opsporen van CO2-opslagcomplexen

§

3.1

Algemene bepalingen

Artikel

26

Artikel

26a

Artikel

26b

Artikel

27

Artikel

28

In een opslagvergunning anders dan een vergunning voor permanent opslaan van CO2 wordt bepaald voor welke stoffen, voor welk gebied en voor welk tijdvak zij geldt. Daarbij wordt bepaald dat:

  • a.

    de in de ondergrond gebrachte stoffen voor een in de vergunning geregeld tijdstip teruggehaald moeten worden, of

  • b.

    de stoffen definitief in de ondergrond achtergelaten moeten worden.

Artikel

29

Artikel

30

Artikel

31a

§

3.2

Aanvullende bepalingen omtrent het permanent opslaan van CO2

Artikel

31b

Een aanvraag om een vergunning voor permanent opslaan van CO2 omvat ten minste de volgende onderwerpen:

  • a.

    het tijdvak van injectie van CO2 en de omvang van het vergunningsgebied,

  • b.

    een karakterisering van het opslagvoorkomen en het opslagcomplex en een beoordeling van de verwachte veiligheid van de opslag,

  • c.

    de technische en financiële mogelijkheden van de aanvrager,

  • d.

    de totale hoeveelheid CO2 die zal worden opgeslagen,

  • e.

    de toekomstige bronnen van CO2 en transportmethoden,

  • f.

    de samenstelling van de CO2-stroom,

  • g.

    de maximum toelaatbare snelheid en druk bij injectie van CO2 en de maximaal toelaatbare druk van de opgeslagen CO2,

  • h.

    de ligging van het voorkomen waar CO2 zal worden opgeslagen,

  • i.

    risicobeheer,

  • j.

    monitoring,

  • k.

    afsluiting,

  • l.

    corrigerende maatregelen,

  • m.

    bodembeweging, en

  • n.

    een omschrijving van de financiële zekerheid of een gelijkwaardige voorziening die gesteld zal worden en een bewijs dat deze rechtsgeldig en daadwerkelijk wordt gesteld voordat met de opslag van CO2 wordt aangevangen.

Artikel

31c

Artikel

31d

Artikel

31e

Artikel

31f

Artikel

31g

Artikel

31h

Artikel

31i

Artikel

31j

Artikel

31k

Artikel

31l

Artikel

31m

Onze Minister houdt een register bij van de verleende vergunningen voor permanent opslaan van CO2 en het afgesloten opslagvoorkomen en omliggende opslagcomplexen inclusief informatie aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of de opgeslagen CO2 volledig en permanent ingesloten is.

Artikel

31o

Indien artikel 42, derde lid, van toepassing is, vangt de houder van een vergunning voor permanent opslaan van CO2 niet aan met het permanent opslaan van CO2 dan nadat een overeenkomst als bedoeld in artikel 42, derde lid, tot stand is gekomen.

Artikel

32

Hoofdstuk

3a

Gebiedsverkleining

Artikel

32a

Artikel

32b

Artikel

32c

Hoofdstuk

4

De zorg voor een goede uitvoering van activiteiten

§

4.1

Algemene verplichtingen

Artikel

33

Artikel

33a

Artikel

34

Artikel

35

Artikel

36

Artikel

37

Vervallen

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39a

Binnen een termijn van twaalf maanden, nadat een opslagvergunning onherroepelijk is geworden, dient de houder van de opslagvergunning of de krachtens artikel 22 aangewezen persoon een opslagplan als bedoeld in artikel 39 in bij Onze Minister.

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Artikel

42

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Artikel

44a

Artikel

44b

Artikel

44c

Artikel

45

§

4.1a

Verplichtingen bij de opsporing en winning van koolwaterstoffen

Artikel

45a

Deze paragraaf is van toepassing op de opsporing en winning van koolwaterstoffen.

§

4.1a.1.1

Rapport inzake grote gevaren voor een productie-installatie

Artikel

45b

Artikel

45c

Artikel

45d

Artikel

45e

§

4.1a.1.2

Rapport inzake grote gevaren voor een niet-productie-installatie

Artikel

45f

Artikel

45g

Artikel

45h

Artikel

45i

§

4.1a.1.3

Overige documenten

Artikel

45j

Artikel

45k

Artikel

45l

§

4.1a.2

Kennisgevingen

Artikel

45m

Artikel

45n

Artikel

45o

Artikel

45p

Artikel

45q

§

4.2

Financiële zekerheid

Artikel

46

Artikel

47

Artikel

48

§

4.3

Verdere regels

Artikel

49

Artikel

50

Onze Minister kan, in gevallen waarin ernstige aantasting van de in artikel 49, tweede of derde lid, genoemde belangen ontstaat of dreigt te ontstaan, maatregelen voorschrijven ten aanzien van de in artikel 49, eerste en vijfde lid, bedoelde activiteiten.

Artikel

51

Artikel

52

Hoofdstuk

4a

Bijzondere regels voor het Groningenveld

Artikel

52a

In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • gasopslag Norg: de ondergrondse gasopslag bij Norg waarvoor op basis van artikel 25 op 1 april 2003 vergunning is verleend;

  • netbeheerder: de vennootschap die op grond van artikel 2, eerste lid, van de Gaswet is aangewezen als beheerder van het landelijk gastransportnet, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel n, van de Gaswet;

  • veiligheidsbelang: de veiligheidsrisico’s voor omwonenden als gevolg van bodembeweging veroorzaakt door de winning van gas uit het Groningenveld en de veiligheidsrisico’s als gevolg van het niet kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas;

  • winningsvergunning Groningenveld: de op basis van het koninklijk besluit van 30 mei 1963, nr. 39 (Stcrt. 126) verleende winningsvergunning voor zover het het Groningenveld betreft.

Artikel

52c

Artikel

52d

Artikel

52e

Artikel

52f

De houder van de winningsvergunning Groningenveld is verplicht de winning van het Groningenveld uit te voeren overeenkomstig de door Onze Minister vastgestelde operationele strategie en indien die is opgelegd, een tijdelijke maatregel als bedoeld in artikel 52e, tweede lid.

Artikel

52g

Artikel

52h

Artikel

52i

Hoofdstuk

5

Financiële bepalingen

Afdeling

5.1.1

Afdrachten in verband met het opsporen en winnen van koolwaterstoffen

§

5.1.1.1

Algemeen

Artikel

53

Deze afdeling is van toepassing op de heffing en invordering van oppervlakterecht, cijns en winstaandeel van de houder of medehouder van een vergunning voor het opsporen of winnen van koolwaterstoffen.

Artikel

54

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    medehouderschap: geval waarin de vergunning wordt gehouden door meer dan één natuurlijke persoon of rechtspersoon;

  • b.

    medehouder: ieder van de in onderdeel a bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen;

  • c.

    de aangewezen medehouder: de in artikel 22 bedoelde aangewezen persoon;

  • d.

    de landzijde: het deel van het Nederlands territoir dat ligt aan de landzijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn;

  • e.

    de zeezijde: het continentaal plat en het deel van het Nederlands territoir dat ligt aan de zeezijde van de in de bijlage bij deze wet vastgelegde lijn;

  • f.

    de inspecteur: de door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling aangewezen functionaris van de rijksbelastingdienst;

  • g.

    de ontvanger: de door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling aangewezen functionaris van de rijksbelastingdienst.

Artikel

55

§

5.1.1.2

Oppervlakterecht

Artikel

56

Artikel

57

Artikel

58

Artikel

59

§

5.1.1.3

Cijns

Artikel

60

Cijns wordt geheven van de houder, of, ingeval van medehouderschap, van ieder van de medehouders, van een winningsvergunning.

Artikel

61

Indien in het vergunningsgebied zowel aardgas als aardolie zijn gewonnen, wordt over aardgas en aardolie afzonderlijk cijns geheven.

Artikel

62

Artikel

63

Artikel

64

§

5.1.1.4

Winstaandeel

Artikel

65

Winstaandeel wordt geheven van de houder, of, ingeval van medehouderschap, van ieder van de medehouders, van een winningsvergunning.

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Artikel

68a

Artikel

68b

Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van artikel 68a.

Artikel

69

Artikel

70

§

5.1.1.5

Heffing en invordering

Artikel

71

De afdrachten, bedoeld in deze afdeling, worden geheven door de inspecteur en ingevorderd door de ontvanger.

Artikel

74

Afdeling

5.1.2

Afdrachten aan de provincie

Artikel

75

Op deze afdeling zijn de onderdelen a tot en met e van artikel 54 van toepassing.

Artikel

76

Artikel

77

Artikel

78

Gedeputeerde staten stellen de afdracht vast en maken het verschuldigde bedrag aan de houder of de aangewezen medehouder bekend.

Artikel

80

Indien een afdracht aan de provincie op een later tijdstip op een ander bedrag wordt vastgesteld, wordt bij die latere vaststelling de rentederving in rekening gebracht die voor de betrokkene of voor de provincie uit die latere vaststelling voortvloeit. Daarbij wordt een enkelvoudige rente in rekening gebracht, waarvan het percentage gelijk is aan het percentage van de belastingrente, bedoeld in artikel 30hb van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Afdeling

5.2

Deelneming in opsporing en winning van koolwaterstoffen of aardwarmte en andere taken en activiteiten van de aangewezen vennootschap

§

5.2.1

Algemeen

Artikel

81

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    de vennootschap: de vennootschap, bedoeld in artikel 82, eerste lid;

  • b.

    opsporingswerkzaamheden: werkzaamheden die op grond van een opsporingsvergunning worden of kunnen worden verricht of werkzaamheden die voortvloeien uit het doen van verkenningsonderzoeken naar de aanwezigheid van koolwaterstoffen binnen het vergunningsgebied, dan wel naar nadere gegevens omtrent die koolwaterstoffen;

  • c.

    mijnbouwwerkzaamheden: winnings- en opsporingswerkzaamheden die op grond van een winningsvergunning worden of kunnen worden verricht of werkzaamheden die voortvloeien uit het doen van verkenningsonderzoeken naar de aanwezigheid van koolwaterstoffen binnen het vergunningsgebied, dan wel naar nadere gegevens omtrent die koolwaterstoffen;

  • d.

    opsporingsovereenkomst: een overeenkomst van samenwerking tussen de houder van een opsporingsvergunning en de vennootschap inzake het verrichten van opsporingswerkzaamheden;

  • e.

    mijnbouwovereenkomst: een overeenkomst van samenwerking tussen de houder van een winningsvergunning en de vennootschap inzake het verrichten van mijnbouwwerkzaamheden.

Artikel

82

Artikel

83

Artikel

84

De statuten van de vennootschap en elke wijziging van die statuten behoeven goedkeuring van Onze Minister. Hij onthoudt zijn goedkeuring slechts als door de statuten naar zijn oordeel een behoorlijke vervulling van de taken, genoemd in artikel 82, eerste, tweede en derde lid, onvoldoende is gewaarborgd.

Artikel

86

Artikel

86a

§

5.2.2

Deelneming in opsporingswerkzaamheden

Artikel

87

Artikel

88

In de opsporingsovereenkomst worden bepalingen opgenomen, die ertoe strekken dat ten behoeve van de opsporingswerkzaamheden wordt samengewerkt, waarbij:

  • a.

    de vergunninghouder voor 60% en de vennootschap voor 40% belang neemt;

  • b.

    de werken die door het doen van de in artikel 90, eerste lid, onderdeel a, bedoelde investeringen tot stand zijn gekomen voor 60% toebehoren aan de vergunninghouder en voor 40% aan de vennootschap;

  • c.

    de vergunninghouder en de vennootschap ten behoeve van de samenwerking, in verhouding tot ieders belang in de samenwerking, de middelen verstrekken die bestemd zijn voor het doen van de uitgaven, bedoeld in artikel 90, eerste lid, onderdeel a;

  • d.

    op de overeenkomst Nederlands recht van toepassing is.

Artikel

89

In de opsporingsovereenkomst worden bepalingen opgenomen die de vergunninghouder ertoe verplichten:

  • a.

    de voor hem uit de vergunning voortvloeiende rechten uit te oefenen ten behoeve van de samenwerking en overeenkomstig de gezamenlijke besluiten die met inachtneming van artikel 91 zijn genomen door de vergunninghouder en de vennootschap;

  • b.

    het door hem aangaan, wijzigen of beëindigen van duurzame samenwerking met derden ter zake van verkenning en opsporing te onderwerpen aan goedkeuring door de vergunninghouder en de vennootschap gezamenlijk;

  • c.

    aan de samenwerking ten goede te doen komen zijn kennis en ervaring op het gebied van verkenning, opsporing, winning en afzet van koolwaterstoffen en daarmee samenhangende gebieden zoals het transport, de opslag en de behandeling daarvan.

Artikel

90

Artikel

91

In de opsporingsovereenkomst worden bepalingen opgenomen die ertoe strekken dat:

  • a.

    een gezamenlijk besluit van de vergunninghouder en de vennootschap wordt genomen in een vergadering, waarin de vergunninghouder en de vennootschap worden vertegenwoordigd door een aantal gevolmachtigde personen, in verhouding tot ieders belang in de samenwerking;

  • b.

    een gezamenlijk besluit van de vergunninghouder en de vennootschap, in afwijking van onderdeel a, buiten vergadering kan worden genomen, mits dit gebeurt bij een gezamenlijke schriftelijke verklaring of bij een gelijkluidende schriftelijke verklaring van de vergunninghouder en de vennootschap, door deze of hun gevolmachtigde vertegenwoordigers ondertekend;

  • c.

    een gezamenlijk besluit van de vergunninghouder en de vennootschap, waarbij de vennootschap en, als de vergunning door meerdere personen gehouden wordt, de persoon, bedoeld in artikel 22, vijfde lid, elk een beslissende stem hebben, vereist is voor:

    • 1°.

      het jaarlijkse investerings- en financieringsplan;

    • 2°.

      niet in het jaarlijkse investerings- en financieringsplan opgenomen activiteiten en aanschaffingen, die een bedrag van € 500 000 te boven gaan;

    • 3°.

      de meerjarenplanning ten aanzien van opsporingswerkzaamheden binnen het vergunningsgebied.

Artikel

92

De vergunninghouder neemt geen besluit, inhoudende bij wie opdrachten worden geplaatst voor leveringen, voor het uitvoeren van werken of voor het verrichten van diensten, indien aannemelijk is dat dit besluit leidt tot:

  • a.

    financieel nadeel voor de staat, voorzover het betreft hetgeen ingevolge dit hoofdstuk is verschuldigd, of

  • b.

    financieel nadeel voor de vennootschap.

§

5.2.3

Deelneming in mijnbouwwerkzaamheden

Artikel

93

Artikel

94

Artikel

95

Artikel

96

Artikel

97

Artikel

97a

Artikel 92 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel

97b

§

5.2.4

Financiële zekerheid verwijderen of hergebruiken mijnbouwwerken

Artikel

97c

Deze paragraaf heeft betrekking op personen die een vergunning houden voor het opsporen, winnen of opslaan van koolwaterstoffen.

Artikel

97d

Artikel

97e

Afdeling

5.3

Afdrachten in verband met andere vergunningen dan die tot het opsporen en het winnen van koolwaterstoffen of aardwarmte

Artikel

98

Artikel

99

Vervallen

Artikel

101

Afdeling

5.4

Het stellen van zekerheid

Artikel

102

Afdeling

5.5

Uitvoeringsregels

Artikel

103

Afdeling

5.6

Wetenschappelijk onderzoek

Artikel

104

Dit hoofdstuk is niet van toepassing ten aanzien van vergunningen als bedoeld in de artikelen 24 en 24c.

Hoofdstuk

6

Adviseurs

§

6.1

De Mijnraad

Artikel

105

Artikel

106

Artikel

107

Artikel

108

Leden van de Mijnraad onthouden zich van stemming over een advies, indien dit een zaak betreft waarbij zij persoonlijk belang hebben.

Artikel

109

Artikel

110

De Mijnraad stelt jaarlijks voor 1 juli een verslag op van de werkzaamheden en de doelmatigheid en doeltreffendheid van zijn werkzaamheden en werkwijze in het afgelopen kalenderjaar. Het verslag wordt aan Onze Minister toegezonden. Onze Minister zendt het verslag alsmede een schriftelijke reactie daarop aan de Staten-Generaal.

Artikel

111

De Mijnraad verstrekt desgevraagd aan Onze Minister de voor de uitoefening van zijn taak benodigde inlichtingen. Onze Minister kan inzage vorderen van zakelijke gegevens en bescheiden, voorzover dat voor de vervulling van zijn taak redelijkerwijs nodig is.

Artikel

112

Het beheer van de bescheiden betreffende de werkzaamheden van de Mijnraad geschiedt op overeenkomstige wijze als bij het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De bescheiden worden na beëindiging van de werkzaamheden van de raad opgeborgen in het archief van dat ministerie.

§

6.2

De Technische commissie bodembeweging

Artikel

113

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: Technische commissie bodembeweging;

  • b.

    mijnbouwactiviteiten: activiteiten als bedoeld in de artikelen 1, onderdeel d tot en met i, en 51;

  • c.

    mijnbouwondernemer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die mijnbouwactiviteiten verricht.

Artikel

114

Artikel

115

Artikel

116

Artikel

117

Artikel

118

Artikel

119

Artikel

120

Artikel

121

De artikelen 107 tot en met 112 zijn van overeenkomstige toepassing op de Technische commissie bodembeweging.

Artikel

122

Bij ministeriële regeling worden in elk geval nadere regels gesteld omtrent de bij de adviesaanvraag te verstrekken gegevens en kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de adviesprocedure, bedoeld in artikel 114, tweede lid, onderdeel d.

§

6.3

Overige adviseurs

Artikel

122a

Onze Minister vraagt TNO, genoemd in artikel 1, onderdeel c, van de TNO-wet, te adviseren of de voorgestelde operationele strategie of strategieën, bedoeld in artikel 52c, tweede lid, gelet op de winning van de hoeveelheid gas die ten hoogste uit het Groningenveld benodigd is om eindafnemers van de hoeveelheid laagcalorisch gas te voorzien, de gevolgen van de winning uit het Groningenveld voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan zoveel mogelijk beperkt.

Hoofdstuk

7

Rapportage

Artikel

123

Artikel

124

Artikel

125

Hoofdstuk

8

Toezicht, handhaving en retributies

§

8.1

Het Staatstoezicht op de mijnen

Artikel

126

Artikel

127

Artikel

128

Artikel

128a

Artikel

129

Artikel

130

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen en op welke wijze de houder van een vergunning als bedoeld in artikel 6 of 25 dan wel degene die een verkenningsonderzoek uitvoert of voornemens is uit te voeren, wordt verplicht de in de artikelen 129 en 131 bedoelde ambtenaren bij de uitoefening van hun bevoegdheden:

  • a.

    met inbegrip van hun uitrusting, te vervoeren naar door deze ambtenaren aan te duiden plaatsen waar met gebruikmaking van de vergunning activiteiten worden of zullen worden uitgevoerd dan wel waar een verkenningsonderzoek wordt of zal worden uitgevoerd;

  • b.

    te voorzien van een verblijfplaats;

  • c.

    te voorzien in maaltijden en andere benodigdheden.

§

8.2

Toezicht in bepaalde gevallen

Artikel

131

Artikel

131a

§

8.3

Handhaving

Artikel

132

De inspecteur-generaal der mijnen is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen, met uitzondering van de verplichtingen die bij of krachtens de artikelen 47, eerste lid, 48, eerste lid, en 52 en de hoofdstukken 5, 6 en 9, zijn gesteld met uitzondering van artikel 111, artikel 120, tweede lid, en artikel 111 in samenhang met artikel 121, en is bevoegd tot uitoefening van de taken en bevoegdheden als bedoeld in artikel 18.5a van de Omgevingswet.

§

8.4

Retributie

Artikel

133

Hoofdstuk

9

Waarborgfonds mijnbouwschade

§

9.1

Algemene bepalingen

Artikel

134

Artikel

135

Artikel

136

§

9.2

Schadevergoeding bij insolventie

Artikel

137

Onze Minister kent een natuurlijke persoon bij wie zaakschade is opgetreden als gevolg van mijnbouwactiviteiten op diens verzoek een schadevergoeding toe ten laste van het waarborgfonds, indien:

  • a.

    de betrokken mijnbouwondernemer failliet is verklaard, surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, of

  • b.

    de betrokken mijnbouwondernemer heeft opgehouden te bestaan of is overleden, en

  • c.

    de schade niet reeds geheel of gedeeltelijk uit anderen hoofde is vergoed.

Artikel

138

Artikel

139

§

9.3

Voorschotten

Artikel

140

Artikel

141

Hoofdstuk

9a

Projectbesluit voor de aanleg of uitbreiding van mijnbouwwerken en pijpleidingen ten behoeve van de winning van koolwaterstoffen en de opslag van stoffen

Artikel

141a

Artikel

141b

Vervallen

Artikel

141c

Vervallen

Hoofdstuk

10

Rechtsbescherming

Artikel

142

Hoofdstuk

11

Overgangsbepalingen

Artikel

143

Artikel

144

Als winningsplan als bedoeld in artikel 34 geldt een door Onze Minister goedgekeurd winningsplan als bedoeld in artikel 5.2 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996.

Artikel

145

Artikel

146

Artikel

147

Artikel

148

Artikel

149

Artikel

150

Artikel

151

Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ten aanzien van opsporingsvergunningen, winningsvergunningen, milieuvergunningen of mijnbouwmilieuvergunningen als bedoeld in artikel 143 en ten aanzien van activiteiten die met gebruikmaking van die vergunningen worden verricht. De regels zijn gericht op een goede invoering van de wet ten aanzien van die vergunningen. De regels kunnen afwijken van de bij of krachtens de hoofdstukken 1 tot en met 5, 7 en 11 gestelde bepalingen, indien dit voor een goede invoering van de wet noodzakelijk is, gelet op de door die bepalingen beschermde belangen. Bij de maatregel worden in ieder geval regels gesteld omtrent het wijzigen of intrekken van beperkingen of voorschriften die op grond van artikel 143, derde of zevende lid, aan de vergunning zijn verbonden, voorzover over het onderwerp hiervan regels zijn gesteld ter bescherming van de door de beperkingen en voorschriften beschermde belangen.

Artikel

152

Artikel

153

Artikel

155

Artikel

156

Voor de toepassing van artikel 66, eerste lid, wordt tot het resultaat niet gerekend afschrijving op de koopsom ter zake van een voor de inwerkingtreding van deze wet overgenomen winningsvergunning, voorzover deze koopsom de door de overdrager van die vergunning nog niet reeds ten laste van een winst- en verliesrekening gebrachte kosten te boven gaat.

Artikel

157

Voorzover als gevolg van afschrijving op niet reeds ten laste van een andere winst- en verliesrekening gebrachte kosten, gemaakt voor de inwerkingtreding van deze wet en voordat de winningsvergunning is verleend, het resultaat van een geconsolideerde winst- en verliesrekening aan de zeezijde respectievelijk aan de landzijde negatief is, wordt voor de toepassing van artikel 66, tweede en derde lid, het resultaat van de geconsolideerde winst- en verliesrekening berekend alsof consolidatie slechts heeft plaatsgevonden van resultaten behaald aan de zeezijde respectievelijk aan de landzijde.

Artikel

158

Artikel

159

In afwijking van artikel 69, derde lid, wordt het op het eerste boekjaar na inwerkingtreding van deze wet betrekking hebbende verrekenbare bedrag verkregen door het voor het boekjaar geldende tarief van de vennootschapsbelasting toe te passen op het saldo van:

  • a.

    het resultaat van de winst- en verliesrekening, met dien verstande dat daarbij artikel 68, derde lid, buiten beschouwing wordt gelaten,

  • b.

    vermeerderd respectievelijk verminderd met:

    • 1°.

      de in voorafgaande boekjaren nog niet in een met inachtneming van de daarop toepasselijke voorschriften opgemaakte winst- en verliesrekening opgenomen kosten respectievelijk opbrengsten, welke bij de vaststelling van de met het voor de inwerkingtreding van deze wet verschuldigd winstaandeel verrekenbare belasting reeds in aanmerking zijn genomen;

    • 2°.

      de in voorafgaande boekjaren reeds in een met inachtneming van de daarop toepasselijke voorschriften opgemaakte winst- en verliesrekening opgenomen opbrengsten respectievelijk kosten, welke bij de vaststelling van de met het voor de inwerkingtreding van deze wet verschuldigd winstaandeel verrekenbare belasting nog niet in aanmerking zijn genomen;

    • 3°.

      de over voorafgaande boekjaren bij de vaststelling van de met het voor de inwerkingtreding van deze wet verschuldigd winstaandeel verrekenbare belasting reeds in aanmerking genomen bedragen aan winstaandeel, voorzover deze meer respectievelijk minder bedragen dan de over voorafgaande boekjaren te betalen bedragen aan winstaandeel;

  • c.

    verminderd met het over het boekjaar na toepassing van dit artikel te betalen bedrag aan winstaandeel.

Artikel

160

Artikel

161

Overeenkomsten die voor de inwerkingtreding van deze wet zijn gesloten tussen de door Onze Minister aangewezen naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid en de houder van een opsporingsvergunning voor het voor hun gezamenlijke rekening verrichten van opsporingswerkzaamheden zijn overeenkomsten als bedoeld in artikel 81, onderdeel d.

Artikel

162

Artikel

163

Bepalingen in een voor de inwerkingtreding van deze wet gesloten overeenkomst, waarbij een partij zich jegens de staat verbindt om borg te staan voor de betaling van een oppervlakterecht, een cijns of een aandeel in de winst door de houder van een opsporingsvergunning of een winningsvergunning als bedoeld in artikel 143 of diens rechtsvoorganger, blijven buiten toepassing voorzover zij betrekking hebben op verplichtingen die zijn ontstaan op grond van deze wet.

Artikel

164

Artikel

167

Artikel

167a

Artikel

167c

Bij de instemming met het winningsplan voor het Groningenveld in 2018 op grond van artikel 34, neemt Onze Minister, in aanvulling op artikel 36, de bijzondere functie van het Groningenveld voor het kunnen voorzien van eindafnemers van de benodigde hoeveelheid laagcalorisch gas in acht.

Artikel

167d

Betalingen gedaan op grond van de tussen de Staat en de houder van de winningsvergunning Groningen op 28 september 2018 gesloten overeenkomst, die gelijk zijn aan de heffingen die de houder van de winningsvergunning Groningen verschuldigd is op grond van paragrafen 5.1.1.2 tot en met 5.1.1.4 van deze wet worden gezien als betalingen gedaan op grond van deze paragrafen. Afdeling 5.1.1. van deze wet is van overeenkomstige toepassing op deze betalingen.

Artikel

167e

Artikel

167f

Een aanvraag voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a beschouwd als een aanvraag voor een toewijzing zoekgebied aardwarmte. Indien over een aanvraag voor een opsporingsvergunning voor aardwarmte al adviezen zijn ingewonnen, worden niet opnieuw adviezen ingewonnen.

Artikel

167g

Een opsporingsvergunning voor aardwarmte wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a beschouwd als een toewijzing zoekgebied aardwarmte. De resterende looptijd van de opsporingsvergunning aardwarmte wordt geacht de looptijd van de toewijzing zoekgebied aardwarmte te zijn.

Artikel

167h

Artikel

167i

Artikel

167j

Een winningsvergunning aardwarmte afgegeven voor 1 januari 2020 waarvoor een instemming met een winningsplan aardwarmte is verleend, wordt met inbegrip van de instemming met het winningsplan en de daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a beschouwd als een vervolgvergunning aardwarmte. De resterende looptijd van de winningsvergunning aardwarmte, of, indien dat korter is, de resterende looptijd van de instemming met het winningsplan, wordt geacht de looptijd van de vervolgvergunning aardwarmte te zijn.

Artikel

167k

Een winningsvergunning aardwarmte afgegeven na 1 januari 2020 waarvoor een instemming met een winningsplan aardwarmte is verleend, wordt met inbegrip van de instemming met het winningsplan en de daaraan verbonden voorwaarden en beperkingen met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a beschouwd als een startvergunning aardwarmte. De resterende looptijd van de winningsvergunning aardwarmte of, indien dat korter is, de resterende looptijd van de instemming met het winningsplan, wordt geacht de looptijd van de startvergunning aardwarmte te zijn.

Artikel

167l

Een aanvraag voor het nemen van een besluit omtrent een vergunning voor het opsporen of winnen van aardwarmte in het kader van het verkrijgen van gegevens voor zuiver wetenschappelijk onderzoek of voor het door de centrale overheid te voeren beleid als bedoeld in artikel 24, wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van hoofdstuk 2a beschouwd als een aanvraag voor het nemen van een besluit omtrent een vergunning als bedoeld in artikel 24c.

Artikel

167m

De Mijnbouwwet zoals die luidde onmiddellijk voor inwerkingtreding van dit hoofdstuk 2a, blijft van toepassing op besluiten die zijn genomen voor inwerkingtreding van hoofdstuk 2a en die nog niet onherroepelijk zijn.

Artikel

167n

Artikel 86a geldt uitsluitend voor een houder van een toewijzing zoekgebied aardwarmte, die is verleend op basis van artikel 24d.

Artikel

167o

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Artikel

167p

Dit onderdeel is nog niet inwerking getreden

Hoofdstuk

12

Intrekking en wijziging van enige wetten

§

12.2

Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Artikel

172

Wijzigt de Grondwaterwet.

Artikel

173

Wijzigt de Ontgrondingenwet.

Artikel

174

Wijzigt de Telecommunicatiewet.

Artikel

175

Wijzigt de Wet luchtvaart.

§

12.3

Ministerie van Justitie

Artikel

176

Wijzigt Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

177

Wijzigt Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel

178

Wijzigt de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek.

Artikel

179

Wijzigt de Wet op de economische delicten.

§

12.4

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Artikel

180

Wijzigt de Wet bodembescherming.

Artikel

181

Wijzigt de Kernenergiewet.

Artikel

182

Wijzigt de Wet explosieven voor civiel gebruik.

Artikel

183

Wijzigt de Wet milieubeheer.

§

12.5

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Artikel

184

Wijzigt de Arbeidsomstandighedenwet 1998.

Artikel

185

Wijzigt de Arbeidstijdenwet.

Artikel

186

Wijzigt de Stoomwet.

Artikel

187

Wijzigt de Wet arbeid mijnbouw Noordzee.

Artikel

188

Wijzigt de Wet op de Gevaarlijke werktuigen.

Hoofdstuk

13

Slotbepalingen

Artikel

189

Vervallen

Artikel

190

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen ter uitvoering van een voor Nederland verbindend verdrag of een voor Nederland verbindend besluit van een volkenrechtelijke organisatie regels worden gesteld omtrent mijnbouw en met mijnbouw verwante activiteiten.

Artikel

191

Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel

192

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel

193

Deze wet wordt aangehaald als: Mijnbouwwet.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage
Beatrix
De Staatssecretaris van Economische Zaken, J. G. Wijn
De Minister van Justitie, J. P. H. Donner

Bijlage

bij de artikelen 31d, 41, 45b, 45e, 46, 54, 134, 135, 142 en 145

De lijn, bedoeld in de artikelen 31d, tweede lid, 41, derde lid, 45b, tweede lid, 45e, tweede lid, 46, vijfde lid, 54, onderdelen d en e, 134, tweede lid, 135, vijfde lid, onderdeel a, onder 1°, 142, eerste lid, en 145, tweede lid, onderdeel a, is de lijn, gevormd door de bogen van grootcirkels in de volgorde tussen de punten, bedoeld op de kaart die in de tabel zijn uitgedrukt in geografische coördinaten berekend volgens het European Terrestrial Reference System 1989, bedoeld in bijlage II, onder 1.2, van Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de Commissie van 23 november 2010 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van verzamelingen ruimtelijke gegevens en van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (PbEU 2010, L 323):

I

51° 26'.04 N

003° 18'.44 E

II

51° 29'.26 N

003° 19'.92 E

III

51° 29'.95 N

003° 20'.24 E

IV

51° 35'.55 N

003° 23'.24 E

V

51° 36'.98 N

003° 27'.15 E

VI

51° 39'.95 N

003° 30'.53 E

VII

51° 44'.15 N

003° 35'.32 E

VIII

51° 47'.27 N

003° 39'.92 E

IX

51° 49'.95 N

003° 43'.28 E

X

51° 52'.39 N

003° 49'.56 E

XI

51° 59'.96 N

003° 53'.98 E

XII

52° 02'.28 N

003° 59'.92 E

XIII

52° 02'.52 N

004° 04'.45 E

XIV

52° 09'.95 N

004° 14'.74 E

XV

52° 14'.49 N

004° 19'.92 E

XVI

52° 19'.95 N

004° 24'.14 E

XVII

52° 25'.73 N

004° 28'.24 E

XVIII

52° 28'.54 N

004° 27'.16 E

XIX

52° 29'.95 N

004° 29'.26 E

XX

52° 30'.86 N

004° 30'.60 E

XXI

52° 39'.95 N

004° 32'.86 E

XXII

52° 44'.15 N

004° 33'.62 E

XXIII

52° 49'.95 N

004° 36'.16 E

XXIV

52° 53'.95 N

004° 37'.92 E

XXV

52° 57'.07 N

004° 34'.56 E

XXVI

52° 59'.96 N

004° 34'.58 E

XXVII

53° 01'.90 N

004° 37'.64 E

XXVIII

53° 06'.45 N

004° 39'.92 E

XXIX

53° 09'.95 N

004° 43'.62 E

XXX

53° 16'.15 N

004° 48'.95 E

XXXI

53° 19'.27 N

004° 56'.12 E

XXXII

53° 19'.95 N

004° 58'.90 E

XXXIII

53° 20'.20 N

004° 59'.92 E

XXXIV

53° 24'.01 N

005° 03'.51 E

XXXV

53° 25'.16 N

005° 08'.02 E

XXXVI

53° 27'.61 N

005° 19'.92 E

XXXVII

53° 29'.96 N

005° 31'.42 E

XXXVIII

53° 32'.10 N

005° 39'.92 E

XXXIX

53° 30'.72 N

005° 45'.21 E

XXXX

53° 31'.51 N

005° 59'.92 E

XXXXI

53° 33'.56 N

006° 15'.95 E

XXXXII

53° 34'.78 N

006° 19'.92 E

XXXXIII

53° 36'.26 N

006° 24'.76 E