Besluit van 24 mei 1955, houdende vaststelling van een algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 24 van de Wet tot invoering van een leeftijdsgrens voor het notarisambt en oprichting van een notarieel pensioenfonds (Stb. 1954, 407)

Besluit ex artikel 24 Wet leeftijdsgrens notarisambt (2)

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 7 April 1955, 1e Afdeling A, no. 205/155;
De Raad van State gehoord (advies van 26 April 1955, no. 22);
Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 17 Mei 1955, 1e Afdeling A, no. 265/155;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§

1

Algemene bepalingen

§

2

Aanwijzing van instellingen

Artikel

2

Artikel

3

Onze Minister van Justitie trekt de aanwijzing van een instelling in, indien de instelling niet meer voldoet aan de eisen genoemd in artikel 2.

Artikel

4

Alvorens te beslissen op een verzoek tot aanwijzing of over te gaan tot intrekking van een gedane aanwijzing hoort Onze Minister van Justitie het bestuur van het fonds en de Verzekeringskamer.

§

3

Vrijstelling van deelneming op grond van gemoedsbezwaren

Artikel

5

Een notaris of candidaat-notaris, die wenst te worden vrijgesteld van de deelneming in het fonds op grond van gemoedsbezwaren tegen elke vorm van verzekering, richt een daartoe strekkend verzoekschrift tot Onze Minister van Justitie. In dit verzoekschrift moet worden vermeld of de belanghebbende in de laatste 5 jaren, voorafgaande aan het verzoek, zich zelf, iemand anders of zijn eigendommen heeft verzekerd.

Artikel

6

Onze Minister van Justitie verleent vrijstelling van deelneming in het fonds, indien hij de overtuiging heeft verkregen dat de aanvrager gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering en dat deze noch zich zelf noch iemand anders noch zijn eigendommen heeft verzekerd.

Artikel

7

Onze Minister van Justitie trekt een verleende vrijstelling in, indien:

  • a.

    degene, aan wie de vrijstelling is verleend, dat verzoekt, of

  • b.

    Onze Minister overtuigd is, dat de grond voor de vrijstelling niet meer aanwezig is.

Artikel

8

Artikel

9

Vervallen

§

4

Het samenstellen en overleggen van de bescheiden bedoeld in artikel 8, eerste lid, der wet

Artikel

10

Door Onze Minister van Justitie worden modellen van de navolgende staten en het model van de bij de staten behorende omslag vastgesteld:

Omslag Staat 3.100 Balans Staat 3.101 Geconsolideerde balans Staat 3.110 Toelichting balans Staat 3.111 Toelichting geconsolideerde balans Staat 3.200 Rekening van baten en lasten Staat 3.201 Geconsolideerde rekening van baten en lasten Staat 3.210 Toelichting rekening van baten en lasten Staat 3.211 Toelichting geconsolideerde rekening van baten en lasten Staat 3.121 Onroerende zaken Staat 3.122 Niet-geconsolideerde deelnemingen Staat 3.123 Hypothecaire leningen Staat 3.124 Leningen op schuldbetekenis Staat 3.125 Aandelen Staat 3.126 Obligaties Staat 3.129 Overige beleggingen Staat 3.130 Ontwikkeling beleggingen Staat 3.170 Gestelde zekerheden Staat 3.212 Samenstelling resultaat Staat 3.240 Beleggingen en opbrengsten Staat 3.320 Gegevens herverzekering Staat 3.400 Actuarieel verslag Staat 3.410 Voorziening pensioenverplichtingen Staat 3.500 Overzicht verzekerden Staat 3.530 Leeftijdsopbouw en sterftevergelijking

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

De Verzekeringskamer kan met betrekking tot het invullen van de staten aanwijzingen geven en deze aanwijzingen wijzigen of aanvullen.

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Artikel

16

Vervallen

Artikel

17

De staten en de omslag zijn, evenals de aanwijzingen van de Verzekeringskamer, bij de Verzekeringskamer tegen door deze vast te stellen prijzen te verkrijgen.

Artikel

18

De staten gaan vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid ervan, afgegeven door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Ten bewijze dat de staten door hem zijn onderzocht of, indien het staten betreft als bedoeld in artikel 19, eerste lid, in zijn onderzoek zijn betrokken, waarmerkt de accountant de staten.

Artikel

19

Staat 3.400 (Actuarieel verslag) wordt voorzien van een verklaring van een actuaris. In zijn verklaring bevestigt de actuaris dat hij zich ervan heeft overtuigd dat de technische voorzieningen met inachtneming van de op staat 3.400 voorkomende gegevens juist zijn vastgesteld en dat de sterftevergelijking juist is weergegeven, ten bewijze waarvan hij de staten 3.410 en 3.530 waarmerkt. De actuaris is bevoegd zijn verklaring nader toe te lichten of op enig punt een voorbehoud te maken.

Artikel

20

Als staten en omslag kunnen ook andere formulieren worden gebruikt mits deze naar indeling en inhoud geen - en wat hun formaat betreft geen wezenlijke - afwijking vertonen van de vastgestelde modellen, met dien verstande dat de tekst op de voorzijde van deze modellen niet behoeft te worden overgenomen indien de voorgeschreven aanduiding van het fonds wordt opgenomen in het hoofd van de staat en de voorgeschreven ondertekening en waarmerking plaatsvinden aan het einde van de staat.

Artikel

21

Indien het fonds bij wijze van jaarverslag gegevens aan zijn deelnemers bekend stelt, welke afwijken van of een aanvulling geven op de bij de Verzekeringskamer ingediende gegevens, is het verplicht twee exemplaren daarvan bij de Verzekeringskamer in te dienen met verklaring omtrent de verschillen. Onder afwijking wordt mede begrepen het niet vermelden van enig voorbehoud, door de accountant of de actuaris gemaakt in de door hen ondertekende of gewaarmerkte staten.

Artikel

22

De staten, ingediend overeenkomstig dit besluit, vormen de bescheiden, voorgeschreven in artikel 8, eerste lid, van de wet.

Artikel

23

Vervallen

§

5

Vergoeding van kosten door het fonds aan de Verzekeringskamer

Artikel

24

Artikel

25

De aanslag over het jaar, ten bedrage van de ingevolge het vorige artikel vastgestelde kosten, wordt ten spoedigste, zo mogelijk voor einde Maart van het daarop volgend jaar, door de Verzekeringskamer bekendgemaakt met vermelding waar, wanneer en hoe de betaling geschieden moet.

Artikel

26

Uiterlijk twee jaren na de verzending van de aanslag is de Verzekeringskamer bevoegd de aanslag te herzien, indien en voor zover haar de onjuistheid daarvan is gebleken.

Artikel

27

Vervallen

§

6

Slotbepaling

Artikel

28

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.
De Minister van Justitie, L. A. DONKER.