Wet van 18 december 1957, houdende een nieuwe regeling van de samenstelling der burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren

Wet op de samenstelling van de burgerlijke gerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelingen te treffen aangaande de samenstelling van de Hoge Raad, de gerechtshoven, de arrondissements-rechtbanken en de kantongerechten en van de bezoldiging van de rechterlijke ambtenaren;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel

I

Wet op de samenstelling van de burgerlijke gerechten

Zie voor de tekst de bovengenoemde wet.

Artikel

II

Vervallen

Overgangsbepalingen

Artikel

III

Artikel

IV

De substituut-griffiers bij de Hoge Raad, de gerechtshoven, en de arrondissements-rechtbanken, die vóór 1 januari 1957 zijn benoemd en de waarnemende substituut-officieren van justitie, bedoeld in het tweede lid van artikel VII der wet van 28 juni 1956 (Stb. 377) genieten met ingang van 1 januari 1959, 1 april 1960 en 1 juli 1961 maandelijks een salaris volgens onderstaande schaal:

na 1 jaar

678

729

734

na 2 jaar

707

760

765

na 3 jaar

736

791

796

na 4 jaar

765

822

827

na 5 jaar

794

853

858

na 6 jaar

823

884

889

na 7 jaar

854

917

920

maximum

885

949

951

Artikel

V

Aan de rechterlijke ambtenaren, wier bezoldiging bij de wet is geregeld, worden uitkeringen toegekend met overeenkomstige toepassing van:

  • a.

    Hoofdstuk IV van Ons besluit van 21 april 1965, Stb. 175, over het jaar 1963;

  • b.

    Ons besluit van 26 mei 1964, Stb. 245, over het jaar 1963;

  • c.

    Hoofdstuk IV van Ons besluit van 11 januari 1962, Stb. 7, zoals dit laatstelijk is gewijzigd bij Ons besluit van 31 mei 1965, Stb. 258 over het tijdvak 1 juli 1964-1 januari 1966;

  • d.

    Hoofdstuk III van Ons besluit van 21 september 1965, Stb. 422, over het jaar 1964;

  • e.

    Hoofdstuk III van Ons besluit van 29 november 1966, Stb. 540, over het tijdvak 1 juni 1964 tot 1 juni 1965;

  • f.

    Hoofdstuk IV van Ons besluit van 29 november 1966, Stb. 540, over het jaar 1965;

  • g.

    Hoofdstuk III van Ons besluit van 10 mei 1967, Stb. 294, over het jaar 1965;

  • h.

    Hoofdstuk III van Ons besluit van 4 augustus 1967, Stb. 446, over het jaar 1966;

  • i.

    de Hoofdstukken III en IV van Ons besluit van 23 december 1968 (Stb. 706), over het tijdvak 1 januari 1967-1 mei 1968.

Artikel

VI

Artikel

VII

De voor periodieke salarisverhoging medetellende diensttijd, die voor de rechterlijke ambtenaren, voor welke een salarisschaal is opgenomen, geldt op de dag van het inwerkingtreden dezer wet, blijft gehandhaafd.

Artikel

VIII

De reeds in functie zijnde griffiers van de tot de eerste klasse behorende, niet te ’s-Gravenhage, Rotterdam of Amsterdam gevestigde kantongerechten genieten het maximum van de voor hen vastgestelde salarisschaal.

Artikel

IX

Wachtgelden, genoten krachtens artikel 2 van de wet van 17 november 1933 (Stb. 606) worden verhoogd in dier voege, dat de daaraan ten grondslag liggende wedde wordt gesteld op het bedrag, dat zij ingevolge deze wet zou hebben belopen.

Artikel

X

De tegemoetkomingen en vergoedingen, na de totstandkoming van de wet van 24 mei 1956, Stb. 349 krachtens Verplaatsingskostenbesluit (Stb. G 371) uitgekeerd en berekend op de grondslag van de bezoldiging genoten volgens genoemde wet, blijven ongewijzigd.

Artikel

XI

Slotbepalingen

Artikel

XII

De wet van 18 december 1947 (Stb. H 430) wordt ingetrokken.

Artikel

XIII

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.