Wet van 15 januari 1958, houdende nieuwe regelen omtrent de luchtvaart

Luchtvaartwet

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is nieuwe regelen omtrent de luchtvaart te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk

I

Begripsbepalingen

Artikel

1

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder

  • a.

    luchtvaart: het gebruik van luchtvaartuigen;

  • b.

    luchtvaartuig: toestel, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet luchtvaart;

  • c.

    vliegtuigen: luchtvaartuigen zwaarder dan lucht en voorzien van een voortstuwingsinrichting;

  • d.

    exploitant van een luchtvaartterrein: degene, te wiens name ingevolge deze wet een luchtvaartterrein wordt aangewezen;

  • e.

    vervallen;

  • f.

    buitenlandse luchtvaartuigen: luchtvaartuigen, ingeschreven in een buitenlands luchtvaartuigregister;

  • g.

    luchtvaartterreinen: een aangewezen terrein ingericht voor het opstijgen en landen van luchtvaartuigen;

  • h.

    luchtvaartmaatschappijen: eigenaren van ondernemingen, die geheel of gedeeltelijk hun bedrijf maken van het vervoer van personen, dieren of goederen met luchtvaartuigen;

  • i.

    verkeersvlucht: een vlucht, die vervoer door een luchtvaartmaatschappij ten doel heeft;

  • j.

    Onze Minister: voor wat de burgerluchtvaart en de algemene verkeersveiligheid in de lucht betreft: Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat: voor wat de militaire luchtvaart betreft: Onze Minister van Defensie;

Artikel

2

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt mede verstaan onder

  • a.

    gezagvoerder: hij, die een luchtvaartuig alleen bedient;

  • b.

    bedienen van een luchtvaartuig: het verrichten van handelingen aan boord van een luchtvaartuig ten behoeve van het gebruik van dat luchtvaartuig;

  • c.

    terreinen: watergebieden;

  • d.

    bouwwerken: getimmerten, constructiemasten, bovengrondse geleidingen, dijken en kaden.

  • e.

    luchtwaardigheid: de toelaatbaarheid van het door het luchtvaartuig veroorzaakte geluid.

Hoofdstuk

II

Artikel

3

Vervallen

Hoofdstuk

III

De Luchtvaart

Afdeling

1

Inschrijving, kenmerken en luchtwaardigheid van luchtvaartuigen

Artikel

4

Vervallen

Artikel

5

Vervallen

Artikel

6

Vervallen

Artikel

7

Vervallen

Afdeling

2

Bediening van luchtvaartuigen

Artikel

8

Bevoegdheden; geschiktheid

Vervallen

Artikel

8a

Vluchtuitvoering; werk- en rusttijden

Vervallen

Artikel

8b

Commissie van advies

Vervallen

Artikel

9

Ten aanzien van het in luchtwaardige toestand houden van Nederlandse luchtvaartuigen worden de bewijzen van bevoegdheid afgegeven, geschorst of ingetrokken door Onze Minister en wel, voor wat burgerluchtvaartuigen betreft, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Voorts kan Onze Minister bewijzen van gelijkstelling van buitenlandse bewijzen van bevoegdheid afgeven, schorsen en intrekken, naar regelen, gesteld bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

Afdeling

3

Overige bepalingen

Artikel

10

Vervallen

Artikel

11

Vervallen

Artikel

12

Vervallen

Artikel

13

Vervallen

Artikel

14

Vervallen

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Luchtvervoer

Voor zover bij internationale overeenkomst niet anders is bepaald mag vervoer met luchtvaartuigen in, naar of uit Nederland, of met Nederland als tussenstation, slechts geschieden door luchtvaartmaatschappijen aan wie daartoe door Onze Minister vergunning is verleend.

Artikel

16a

Artikel

16b

Artikel

16c

Bij ministeriële regeling kunnen bepaalde soorten van vervoer worden uitgezonderd van de in artikel 16 vervatte verplichting.

Artikel

16d

Artikel

17

Hoofdstuk

IV

Luchtvaartterreinen

Afdeling

1

Aanwijzing van luchtvaartterreinen

Artikel

18

Vervallen

Artikel

19

Vervallen

Artikel

20

Vervallen

Artikel

21

Vervallen

Artikel

22

Vervallen

Artikel

23

Vervallen

Artikel

24

Vervallen

Artikel

24a

Vervallen

Artikel

24b

Vervallen

Artikel

25

Vervallen

Artikel

25a

Vervallen

Artikel

25b

Vervallen

Artikel

25c

Vervallen

Artikel

25d

Vervallen

Artikel

25e

Vervallen

Artikel

25f

Vervallen

Artikel

25g

Vervallen

Artikel

25h

Vervallen

Artikel

25i

Vervallen

Artikel

26

Vervallen

Artikel

26a

Vervallen

Artikel

26b

Vervallen

Artikel

26c

Vervallen

Artikel

26d

Vervallen

Artikel

27

Vervallen

Artikel

28

Vervallen

Artikel

29

Vervallen

Artikel

30

Vervallen

Afdeling

2

Voorschriften omtrent handhaving van geluidszones

Artikel

30a

Vervallen

Artikel

30b

Vervallen

Artikel

30c

Vervallen

Afdeling

3

Gebruik van luchtvaartterreinen

Artikel

31

Vervallen

Artikel

32

Vervallen

Artikel

33

Vervallen

Artikel

34

Vervallen

Artikel

35

Vervallen

Artikel

36

Vervallen

Artikel

37

Vervallen

Afdeling

3A

Beveiliging van de burgerluchtvaart

§

1

Algemeen

Artikel

37a

Artikel

37ab

Artikel

37aba

Artikel

37abb

Artikel

37abc

Artikel

37abd

Bij regeling van Onze Minister van Justitie en Veiligheid kunnen regels worden gesteld over de inhoud van de beveiligingsprogramma’s, genoemd in de artikelen 37aba, 37abb en 37abc. Deze regels kunnen betrekking hebben op:

  • a.

    de methoden en procedures die de exploitant van het luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit dient te volgen om te voldoen aan EG-verordening 300/2008 en het programma, bedoeld in artikel 37ab, tweede lid, en

  • b.

    de wijze waarop de exploitant van het luchtvaartterrein, de luchtvaartmaatschappij of de entiteit toezicht houdt op de naleving van deze methoden en procedures.

Artikel

37ac

Artikel

37aca

Artikel

37acb

Artikel

37ad

Artikel

37ada

Artikel

37ae

Artikel

37af

Vervallen

Artikel

37ag

Vervallen

§

2

Beveiliging van luchtvaartterreinen en luchtvaartuigen

Artikel

37b

Artikel

37c

Artikel

37d

Artikel

37e

§

3

Controle en bescherming van passagiers, handbagage en ruimbagage

Artikel

37f

Artikel

37g

Artikel

37h

Artikel

37ha

Artikel

37hb

De exploitant van een luchtvaartterrein doet:

  • a.

    personen die weigeren medewerking te verlenen aan het beveiligingsonderzoek, bedoeld in artikel 37b, derde lid, onder d en e, 37f, eerste lid, onder a en 37g, eerste lid, onder a, verhinderen enig luchtvaartuig te betreden, hen de verdere toegang tot de in artikel 37b, eerste lid, onder c en d, bedoelde delen ontzeggen en hen daaruit zo nodig te verwijderen;

  • b.

    bij het beveiligingsonderzoek, bedoeld in artikel 37f en 37g, eerste lid, onder a, aangetroffen verboden voorwerpen, niet dan in overeenstemming met door Onze Minister van Justitie en Veiligheid te stellen regels of te geven aanwijzingen, aan boord van een luchtvaartuig brengen, en;

  • c.

    de maatregelen als bedoeld in onderdeel a, treffen jegens degene bij wie of in wiens handbagage of ruimbagage verboden voorwerpen worden aangetroffen, indien deze niet overeenkomstig de regels of aanwijzingen als bedoeld in onderdeel b, op verzoek van het beveiligingspersoneel zijn afgegeven.

Artikel

37hd

De bepalingen in deze paragraaf laten onverlet dat de exploitant van een luchtvaartterrein op verzoek van een luchtvaartmaatschappij of een buitenlandse overheid een verdergaande controle kan uitvoeren, indien dit in de vervoersovereenkomst tussen de passagier en de luchtvaartmaatschappij wordt bepaald.

Artikel

37i

Vervallen.

§

4

Controle en bescherming van vracht, post, bedrijfsmateriaal, bedrijfspost en vluchtbenodigdheden

Artikel

37j

Artikel

37k

Artikel

37l

Artikel

37m

Artikel

37n

Artikel

37o

Artikel

37p

Artikel

37q

Artikel

37r

De erkend agent, de bekende afzender en de vaste afzender passen ten aanzien van de door hen behandelde vracht of post de in hoofdstuk 6.3.2, 6.4.2, 6.6.1 en 6.6.2 van EU-verordening 2015/1998 en in hoofdstuk 6.7 van Uitvoeringsbesluit C(2015) 8005 van de Commissie gespecificeerde beveiligingscontroles toe.

§

5

Werving en opleiding van personeel

Artikel

37ra

Artikel

37rb

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de organisatie en het bestuur van opleidingsinstellingen. Deze eisen kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

  • a.

    de rechtsvorm van de opleidingsinstelling;

  • b.

    de bekwaamheid en betrouwbaarheid van het bestuur van de opleidingsinstelling.

Artikel

37rc

Artikel

37rd

Artikel

37re

Artikel

37rf

Artikel

37rg

[VERVALLEN]

§

6

Handhaving

Artikel

37s

Vervallen

Artikel

37t

Artikel

37u

Artikel

37v

Hoofdstuk

IVa

Risicovluchten

Artikel

37w

Artikel

37x

Artikel

38

Vervallen

Artikel

39

Vervallen

Artikel

40

Vervallen

Artikel

41

Vervallen

Artikel

42

Vervallen

Artikel

43

Vervallen

Artikel

44

Vervallen

Artikel

45

Vervallen

Artikel

46

Vervallen

Artikel

47

Vervallen

Artikel

48

Vervallen

Artikel

49

Vervallen

Artikel

50

Vervallen

Artikel

51

Vervallen

Artikel

52

Vervallen

Artikel

53

Vervallen

Artikel

54

Vervallen

Artikel

55

Vervallen

Artikel

56

Vervallen

Hoofdstuk

V

Buitengewone omstandigheden

Artikel

57

Artikel

58

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

59

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

60

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

61

Dit artikel is nog niet in werking getreden; ingeval buitengewone omstandigheden dit noodzakelijk maken kan bij koninklijk besluit, op voordracht van Onze Minister-President, dit artikel in werking treden.

Artikel

61a

Hoofdstuk

VI

Strafbepalingen

Artikel

62

Artikel

62a

Artikel

63

Overtreding van een van de artikelen 15 of 65 wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel

64

Artikel

65

Het is degene, die weet, of redelijkerwijze moet weten, dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid een luchtvaartuig te bedienen is ontzegd, verboden, gedurende de tijd, dat hem die bevoegdheid ontzegd is, een luchtvaartuig te bedienen.

Artikel

66

Artikel

67

Artikel

68

Hij, die een handeling verricht met het oogmerk de uitoefening van de bevoegdheden vermeld in de artikelen 58 tot en met 61 te belemmeren, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.

Artikel

69

Vervallen

Artikel

70

De feiten strafbaar gesteld bij de artikelen 62a, 63, 66 en 68 zijn misdrijven.

De feiten strafbaar gesteld bij de artikelen 62 en 67 zijn overtredingen.

Artikel

71

Als personen met de opsporing van de bij of krachtens deze wet strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen, belast:

  • a.

    de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane;

  • b.

    de door Onze Minister aan te wijzen personen.

Artikel

72

Onverminderd artikel 37h is Onze Minister bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang ter handhaving van de bij of krachtens deze wet gestelde verplichtingen.

Artikel

73

Artikel

73a

Vervallen

Artikel

73b

Ieder is verplicht aan de krachtens artikel 73 aangewezen ambtenaren desgevraagd alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken, die zij redelijkerwijs bij de uitvoering van de hun op grond van deze wet opgedragen taak behoeven.

Artikel

73c

Vervallen

Artikel

73d

Vervallen

Artikel

73e

Vervallen

Artikel

73f

Vervallen

Artikel

74

Vervallen

Artikel

75

Op de eerste vordering van de in artikel 71 bedoelde personen zijn de gezagvoerder en de overige leden van de bemanning van een luchtvaartuig verplicht de bij of krachtens deze wet vereiste bescheiden behoorlijk ter inzage af te geven.

Artikel

75a

Ingeval bij of krachtens deze wet regels worden gesteld ter uitvoering van het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109), kan overtreding van die regels ook als strafbaar feit worden aangemerkt dan wel worden bestraft met een bestuurlijke sanctie indien deze regels in de Engelse taal zijn gesteld en bekend gemaakt.

Hoofdstuk

VII

Slotbepalingen

Artikel

76

Artikel

77

Vervallen

Artikel

77a

Vervallen

Artikel

77b

Vervallen

Artikel

77c

Vervallen

Artikel

78

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

79

Bevat wijzigingen in andere regelgeving.

Artikel

80

Artikel

80a

Artikel

80b

Artikel

81

Deze wet treedt in werking op een door Ons te bepalen tijdstip; Wij kunnen Ons voorbehouden een ander tijdstip vast te stellen, waarop artikel 56 in werking treedt.

Artikel

82

Deze wet kan worden aangehaald als "Luchtvaartwet".

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. ALGERA.
De Minister van Oorlog en van Marine, C. STAF.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
De Minister van Financiën, HOFSTRA.
De Minister van Justitie a.i., W. DREES.