Besluit van 19 april 1958, houdende nadere regels betreffende de samenstelling en de werkwijze van de grondkamers en de Centrale Grondkamer

Reglement voor de grondkamers en de Centrale Grondkamer

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 11 maart 1958, No. JZ/L 354/82b, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, mede namens Onze Minister van Justitie;
De Raad van State gehoord (advies van 15 april 1958, no. 76;
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening van 17 april 1958, no. J 715, Directie Juridische en Bedrijfsorganisatorische Zaken, mede namens Onze Minister van Justitie;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel

1

De voorzitters, de plaatsvervangende voorzitters, de leden, de plaatsvervangende leden, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de grondkamers alsmede de griffier en de plaatsvervangende griffiers van de Centrale Grondkamer zullen, elk naar de wijze zijner godsdienstige gezindheid alvorens in bediening te treden, de eed (belofte) afleggen:

"Dat zij getrouw zullen zijn aan de Koning, en de Grondwet zullen onderhouden en nakomen.

Dat zij, middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel, tot het verkrijgen hunner aanstelling aan iemand, wie hij ook zij, iets hebben gegeven of beloofd noch zullen geven of beloven.

Dat zij nimmer enige giften of geschenken zullen aannemen of ontvangen van enig persoon, welke zij weten of vermoeden enige zaak te hebben of te zullen krijgen, in welke hun ambtsverrichtingen zouden kunnen te pas komen.

Dat zij zich noch directelijk of indirectelijk over enige door hen behandelde aangelegenheid, of die zij weten of vermoeden, dat door hen behandeld zal worden, in enig bijzonder onderhoud of gesprek zullen inlaten met partijen of derzelver advocaten, procureurs of gemachtigden, noch daarover enige bijzondere onderrichting, memorie of schrifturen zullen aannemen.

Dat zij voorts hun posten met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zullen waarnemen en zich in de uitoefening van hun bediening gedragen zoals brave en eerlijke ambtenaren betaamt".

Artikel

2

Artikel

3

Artikel

4

Artikel

5

Artikel

6

De voorzitter en de leden van de grondkamer en hun plaatsvervangers alsmede de leden en de plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer ontvangen van de secretaris onderscheidenlijk de griffier de nodige kennisgeving van de zittingen en andere bijeenkomsten, waarbij zij tegenwoordig moeten zijn.

Artikel

7

Betreffende zaken aan de behandeling waarvan zij deelnemen, kunnen de voorzitter en de leden van de grondkamer en hun plaatsvervangers alsmede de leden en plaatsvervangende leden van de Centrale Grondkamer de processtukken ter secretarie onderscheidenlijk ter griffie berustende, te hunnen huize ontvangen tegen ontvangstbewijs.

Artikel

8

De secretarie van de grondkamer en de griffie van de Centrale Grondkamer zijn geopend gedurende ten minste zes uren per dag.

Artikel

9

Artikel

10

Artikel

11

Artikel

12

Artikel

13

Ieder lid of plaatsvervangend lid van een grondkamer of van de Centrale Grondkamer, die weet, dat er enige reden van wraking tegen hem bestaat, is gehouden deze aan het college, waarin hij zitting heeft, op te geven.

Artikel

15

Vervallen

Artikel

16

Artikel

17

De zittingen van de grondkamers en van de Centrale Grondkamer zijn openbaar.

Artikel

18

Artikel

19

De grondkamers en de Centrale Grondkamer kunnen de persoonlijke verschijning van partijen gelasten.

Artikel

20

Artikel

21

De voorzitter, de leden en de secretaris van de grondkamer alsmede de voorzitter, de leden en de griffier van de Centrale Grondkamer zullen zich ter zitting onthouden van uitingen, waarin zij van hun persoonlijke gevoelen ten opzichte van de aanhangige zaak of van het standpunt van één der partijen doen blijken.

Artikel

22

De grondkamer en de Centrale Grondkamer zullen tijdens de zitting geen beslissing nemen. De voorzitter is bevoegd de zitting te schorsen, indien dit ter beraadslaging of om enige andere reden nodig is.

Artikel

23

Artikel

24

Dit besluit kan worden aangehaald als "Reglement voor de grondkamers en de Centrale Grondkamer" en treedt in werking tegelijk met de Pachtwet.

Onze Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Soestdijk
JULIANA.
De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, A. VONDELING.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.
De Minister van Justitie, SAMKALDEN.